Mijn leven
(1877)–Mina Kruseman– AuteursrechtvrijMej. Mina Krüseman.
| |
[pagina 251]
| |
schijnlijk. Een oude stijve fatsoenlijke tante van je keurt natuurlijk je ‘excentriciteiten’ af, niet waar? Ik nu, geef die tante (zoo veel lager staande dan jij) ongelijk, en juich toe wat je durft doen. Maar zie, toch blijkt er iets in mij te zijn van die tante, want... ook ik voel tegenzin in 't besef dat ieder je te zien krijgt, te beoordeelen, te verscheuren, of al ware het, je te applaudisseeren! Nog altijd ben ik verstoord op dien v... G... die je bij je naam noemde! Gister bij 't lezen van dat vuile blaadje (dat Mimi je zond) kookte het me, dat zoo'n ellendeling zoo familiaar over je spreekt. Hij havende je niet, o neen, integendeel! Maar dit was me gelijk. Ik vond het profanatie dat zoo'n vent zich 't air geeft je te willen waarschuwen, beschermen etc. Sprak nu misschien een zoodanig gevoel van jalouzie mee in m'n professeren? Dit kan wel zijn! In onze aandoeningen is altijd iets gemengds (Idee I) Ik ben zeer... menschelijk, d.i. ik voel allerlei aandoeningen die 't menschje maken, mooie en leelijke, en wel dikwijls de tegenstrijdigste te gelijk. Werd misschien 't besef u schuldig te zijn wat ik voor waar hield, eenigszins verdraaid door den tegenzin in je aanraking met... iedereen? Al ligt hierin iets dat van hartelijkheid getuigt, toch zou 't niet schoon zijn! Vooral daar ik redeneerende, je handelingen goedkeur, en je moed bewonder. Indien ik gezag over je had, zou ik - even als je papa - dat gezag terstond opgeven, wetende dat je verdient en behoort op jezelf te staan. Alle inmenging in je handelingen werkt storend. Ei, dus ook m'n vertoogjes over kunst? Misschien wel. Je bezit de hoofdzaak, d.i. hart! Ik deed dus verkeerd je te schoolmeesteren, want - al ware 't dat m'n inzichten juist waren - jij bent jij! Hoor eens, lieve, beste, hartelijke meid, ik verzoek je mij niet te straffen door je ontmoediging! Wees nu edelmoedig en maak dat je je zelfvertrouwen terug krijgt. Ja, tracht verwaand te worden? Ik, professer, heb zelf gezegd dat ‘verwaandheid’ een der onontbeerlijkste ingredients is, om wat voort te brengen. (Ik weet het bij ondervinding) wie 10 voet ver wil springen, moet zich verbeelden dat-i sterk genoeg is voor 20. 'n Mensch is 'n vreemd wezen! En om je 'n blijk te geven van hartelijkheid, wil ik je biechten wat er nog meer in je brief was dat me aandeed, neen, wat me op bijzondere wijs aandeed. Gut, zoo gek! Je verdriet had (ook) iets dat me, hoe zal ik zeggen, dat me genoegen deed! Let op: ook, want de hoofdindruk was smart. Kijk, ik zag iets in je, dat zachter was, elastischer... vrouwelijker! Wel weet ik dat je fijn voelt, doch ik weet dit maar, omdat ik analyseer, dissequeer, anatomiseer. Je eigenaardigheid is: forsch te schijnen. (Niet uit huichelarij, godbewaar-me!) Maar je gevoeligheid in dit briefje bewijst dat je prikkelbaarder en leidzamer (niet lijdzamer!) bent dan je soms schijnt, en | |
[pagina 252]
| |
al betreur ik nu dat ik schuld heb aan 't verstoren van je stemming, toch is daarin iets dat mij aantrekt. Voor 't eerst voelde ik aandrang je een kus te geven! Ja, dit is zoo. Ik had je vergeving willen vragen, met 'n soort van blijdschap dat ik vergeving van je noodig had! Maar denk nu niet dat dit hoofdzaak in mij is. Hoofdzaak is dat ik verdriet voel je bedroefd te hebben. Daar ben je te edel, te flink, te achtenswaardig toe. Ik zei aan Mimi: ‘Maar... waarom nu zoo verdrietig, nu? Ook haar vorige begon met ‘décourageante Mul,’ maar toch was haar toon niet zoo gedécourageerd. Mimi zei dat ze 't wel begreep. ‘Wel, zoo iets wurmt en wroet in iemands hart. Ze is verdrietiger dan toen ze pas je brief las, omdat ze opmerkte dat ze 'n beetje geknakt was in zelfvertrouwen. Dat zou jou ook zoo gebeuren.’ enz. Nu ja, dàt kan wel zijn. Het verergeren van je stemming kan, bijv. niet veroorzaakt zijn door dat berichtje over Vorstenschool en kwestie over droit d'auteur. Ziehier wat daarvan is. De Geyter te Antwerpen ('n beste ronde kerel!) schreef me den.... Nu, ik kan z'n brief niet vinden. 't Was onlangs bij gelegenheid der invitatie voor 't rederijkersfeest: ‘Dezen winter zal men uw Vorstenschool hier (te Antw.) opvoeren. Maar... ik vrees, ik vrees...’ Dit deelde ik mee aan Funke. Hij heeft het in 't Nieuws laten zetten (zonder de ‘vrees’) En hieruit schijnt het overgenomen te zijn in andere couranten. Van permissie vragen aan den auteur is geen spraak. Of er spraak zal zijn van Droit d'auteur weet ik niet. Ik gis dat de Geijter uit eigen beweging dit voor mij vorderen zal, of: vorderen zou, indien ik dit niet afkommandeerde. Afkommandeeren enz., zou ik zeker gedaan hebben, wanneer ik nu dezen brief van u niet had ontvangen. Ik meende dat 'n hollandsch auteur, God en Publiek moest danken, als men wel zoo goed wou zijn naar z'n werk te komen kijken. Ik meende dat men van industrieele theater-directien niet eischen kon, dat ze iets betaalden, wat ze uit het Buitenland gratis kunnen krijgen. Ik meende dat hollandsche auteurs de verspreiding van hun eigen werk zouden belemmeren, als ze 't vertoonen van hun drama's belastten met honorarium. etc. etc. (Maar eilieve, hoe zou ik A. & v.O. op kosten durven jagen, zij die zonder kosten niet eens kennis droegen van 't bestaan der Vorstenschool? De onbekendheid van m'n stuk, juist bij hen wier Vak mee bracht het wèl te kennen, pleit dan toch waarlijk niet voor de gewildheid van 't artikel! | |
[pagina 253]
| |
hun deur bestormd had met geroep: ‘Vorstenschool! Vorstenschool!’ zou m'n stuk uit 'n industrieel oogpunt hun iets waard zijn geweest, en dàn ook zou ik recht gehad hebben iets van de winst te eischen. Nu echter Publiek niet op 't spelen van dat stuk heeft aangedrongen, nu er bleek dat het niet gewild is op de markt, zie ik niet in waarom de ‘handelaars in effekt’ geld zouden geven voor 'n ‘flauw artikel’ (beursterm!) Welnu, uw brief veroorzaakt 'n verandering in m'n inzichten daaromtrent. Ik ben zoo vrij u te benoemen tot m'n gemachtigde bij A. & v.O., en alsjeblieft ook te Antwerpen. Ik sta u zonder réserve de bevoegdheid af om in die zaken te beslissen. Wat gij goedvindt zal ik onbeperkt approbeeren. Met A. & v.O. zijt ge vanzelf in aanraking, en ge kunt spreken als machthebbende. Eisch of verwerp, beding of doe afstand, precies zoo als je goeddunkt. Ik zal alles zeer goed vinden. Dit geeft u de vrijheid om mijn relatie met de directie (n?) in te richten de concert met uw eigen streven, dat toch eigenlijk alleen schijnt neer te komen op mijn belang en niet eens op 't uwe, want over droit d'auteur van E.H.i.I. spreek je niet eens! 't Is net of ik maar geholpen moet worden, ik alleen! Je bent 'n hartelijke, beste, beste meid! En de relatie met Antwerpen? Mag ik je in aanraking brengen met De Geyter? Hij is 'n beste, ronde, fideele, eenvoudige kerel! (Eenvoudig, in goeden zin) Mag ik hèm schrijven dat-i de Antwerpsche Directie naar u verwijst? Dat je mijn onbepaalde gemachtigde bent? Ik denk dat het je in je aanraking met A. & v.O. zekere kracht geven zal wanneer je, zonder ruggespraak met mij, kunt spreken alsof de zaak jezelve aangaat. Zeg hun maar dat ze jou hebben te beschouwen als de auteur. Misschien ook schikt het je in de onderhandeling de généreuse te spelen en (naar bevind van zaken) te zeggen: ‘ik geef 't je voor niemendal!’ Ik zal alles goedvinden, óók zelfs dat je geld eischt. Hm! Als nu een stuk van Scribe oplevert: ƒ1000 p. week, en de Vorstenschool maar ƒ999, hoe kunnen ze dan mij honoreeren? Dat dit 'n ellendige hollandsche toestand is, doet niets ter zake. Dit kunnen A. & v.O. niet helpen. Sérieus, geloof jij dat mijn stuk hun Publiek bezorgt, meer dan 'n vreemd stuk? Uw H.i. Indië is heel wat anders! Daarheen zal alles stroomen om.... M.K. te zien, g.v.d.! Ja, wat al kwaejongens zullen je lorgneeren! 't Is afschuwe- | |
[pagina 254]
| |
lijk! Dat het u niet deert, is waar. Je staat inderdaad boven zulke dingen. En ik keur goed dat je-'r niet om geeft, heel goed! Maar tòch doet het me zeer. En die vuile couranten! Ieder neemt je naam in den mond, alsof 't publiek domein was! Zou je wel gelooven dat ik 't voor mezelf nog altijd stuitend vind, dat ieder me leest? Ik heb nog altijd daaromtrent den indruk als in den Havelaar I, 121. Die is nòg niet uitgesleten. Begrijp nu hoe ik te worstelen heb met den tegenzin u in zulke grove aanrakingen te zien komen. Maar, ik erken dat het 'n verkeerde indruk is. Uw flinkheid op dit punt staat hooger. Mimi is even uitgegaan. Schoon ze je gister schreef, zal ze zeker hier wel 'n groetje bij willen zetten. Ze heeft zich je verdriet zeer aangetrokken, en... ik geloof dat ze bij 't woord: ‘décourageante Mul!’ zal gefluisterd hebben: ‘Ja, juist!’ want zeker beweert ze dat ik ook háár décourageer! Och, 't is zoo verdrietig voor me! 't Is om gedécourageerd te worden in 't décourageeren! Toe, zeg me nu of je in-zake (rechts-jargon) in-zake droit-d'auteur, m'n gemachtigde wilt zijn? Dan zal ik noch weigeren noch aannemen, zonder je consent. Geloof me, dat het me zeer zwaar drukken zou, je in 't minst gecontrarieerd te hebben. Ik neem je klacht daarover niet licht op, en hoop 't nooit weer te doen, want daartoe ben je te goed. Dag beste, beste Mina, wees allerhartelijkst van me gegroet, en geloof dat ik met eerbied voor je karakter en je gaven je oprechte vriend ben.
Dek.
Je portret hangt boven M's tafel, en we drinken altijd uit je kopjes. Mies is met géén van je portretten tevreden. En ik eigenlijk ook niet. Dat stilstaan in de trekken is storend voor iemand die zielegeschiedenis zoekt te lezen. Och, leg je nu dapper toe op je eigen Louise, en vergeet alle découragementen. Ik verlang naar November. Zeg, 't zal goed zijn, dat je je vóór November met niets bemoeit dan met je eigen Louise. Anders zouden je indrukken in de war raken. Bovendien, 't is nog de vraag of de heele Vorstenschool wel gespeeld wordt! Je kunt zeker zijn, dat er van velerlei kant zal gewerkt worden om Alb. en V.O. te déconseilleeren! Dit spreekt! En, àls 't gespeeld werd, àls je je eigen Louise naar je zin hebt opgevoerd, zal ik me onthouden van wijzigheid. Zie, ik zou dan alleen algemeene wenken geven voor de mise en scène, 't ‘rechts’ ‘links’ ‘midden’ enz. der tooneelen. Niet voor u, maar voor 't ensemble. Bijv. Schukenscheuer pincé, lorgnon, stijf gefriseerd, faemeus kneveldraaien etc. etc. 't Is me zéér begrijpelijk dat elke les - ook 'n goede - je verlammen zou. En als nu m'n lessen niet goed zijn, - wat | |
[pagina 255]
| |
ook mogelijk is - dan is 't nog erger. Ja, ga je eigen gang, meid! Ik hoop nooit weer zoo pedant tegen je te wezen. Schrijf je terstond 'n woordje? Anders krijg je van mij 'n brief, met: ‘Décourageante Mina!’ Ik wil je niet verliezen, voor geen 100,000 wijshedens. Vergeet nu niet, dat ik noch met A. & v.O. noch met het Antwerpsch tooneel in de minste relatie ben geweest. De kwestie over droit-d'auteur bevindt zich dus op 'n geheel schoon terrein. Ge kunt er op planten wat u behaagt. Och, eigenlijk is 't aandoenlijk, daar je toch de heele zaak slechts wou dóórzetten inGa naar voetnoot1 mijn belang! Ja, dit is treffend. En 't zou wel ondankbaar wezen, je niet te laten begaan! Ik verlang nu erg naar 'n opgeruimden brief van je, toe!
Beste Mientje, heeft de Dek 't goed gemaakt? Ja? Hij màg je niet ontmoedigen, net andersom, zelfvertrouwen is 't halve werk, neen, 't heele. Hij weet dat zoo goed, die Dek! Ja, toe, schrijf gauw een woordje dat je 't hem vergeeft en dat de indruk is uitgewischt. 't Zou zoo zonde zijn, neen, 't is zonde. Ik zend je een kus, beste liefste Mina. Ik heb dezen van Dek gelezen. Ja, ja, z'n preeken was 'n beetje ouderwetsch en 'n beetje.... mannelijk vooral. Nu houdt hij nog meer van je dan daarvoor, laat dat het eenige uitwerksel zijn van z'n preeken! Ik weet wel dat je forschheid en moed opwinding is, en animo en leven en vuur en gloed - alles, maar geen onvrouwelijkheid. - Dag beste liefste Mina, zend hem gauw een woordje. Hij had werkelijk zoo'n leed van z'n wijshedens.
Mimi. |
|