Mijn leven
(1877)–Mina Kruseman– AuteursrechtvrijAan Multatuli en Mej. Hamminck Schepel, Wiesbaden.
| |
26 Juni.Ik heb zoo even uw brief ontvangen. Enfin! - Voilà où je voulais vous avoir!!!! | |
[pagina 177]
| |
Ja, uw Vorstenschool zàl opgevoerd worden, wacht maar; leef nog een beetje en wees niet saai! Ik heb u immers gezegd: ‘ik eindig altijd met triomfeeren!’ reken daar gerust op, hoe meer tegenstand ik ondervind, hoe krachtiger ik voortga, en ik houd mijn doel in 't oog, altijd, al reis ik ook nog zoo schijnbaar onnadenkend de halve wereld rond! Toen ik een paar jaar geleden uwe ‘Vorstenschool’ gelezen had, heb ik bij mij zelve gezegd: ‘Die rol is mijn, dat stuk zal ik laten opvoeren, als niemand anders er den moed toe heeft.’ - 't Was pédant zoo iets te willen, daar ik in dien tijd nog niet in mijn landje opgetreden was, maar nu is 't al wat minder pédant, en weldra zal 't mogelijk heel gewoon worden dat ik op laat voeren wat ik goed vind! - Mijn ‘Echtscheiding’ is, als littérarisch produkt, een prul! 't Is niet alleen niet in den vorm, maar 't druischt tegen alle vormen, en zelfs eischen van het drama in! Maar als effect? als rol voor mij?... Ik neem aan, als de mise en scène zóó is als ik die verlang, elk oud wijfje uit haar doofpotje te lokken, om mijn prullenstuk te zien! Tant pis voor 't publiek! - maar tant mieux voor u, want de ‘heeren van de commissie,’ die geld verlangen, zullen geld ontvangen en M. Kr. vrij laten in haar keus van stukken, die zonderling kan zijn, maar volle zalen maakt! Vrees niet dat mijn onderhandelingen met 't Amsterdamsche tooneel uit zijn. Amsterdam wil me hebben, en op mijn défi: ‘Jullie bent te arm om mij te betalen!’ heeft de geldstad verleden jaar geantwoord: ‘Wat kunnen ons een tien duizend gulden schelen!’ enz. enz. enz. enfin, al mijn discussies kan ik u niet schrijven, maar wèl kan ik u beloven dat, als er ooit gelegenheid zal wezen uw ‘Vorstenschool’ opgevoerd te krijgen, het te Amsterdam zal zijn, waar ik geen engagement teeken, als de Vorstenschool niet op 't répertoire staat en als début-rol dient. Il va sans dire dat dit noch morgen, noch overmorgen zal zijn; daar ik hierover nu al anderhalf jaar, aan 't intrigeeren ben voor niet, zal 't mogelijk nog wel een jaartje duren eer we ons but bereiken, maar wat kan ons een jaartje schelen? Als je maar blijft leven en niet saai bent! Wat de keus van artisten betreft, daarin zijt gij als auteur natuurlijk vrij, en al wildet gij uw grootmoeder ook voorGa naar voetnoot1 Hanna laten spelen, daar zou de directie tevreden mee moeten zijn! Of ik aan artisten zou kunnen komen? Ja; en zelfs aan een zaal! maar de onkosten zouden zóó groot wezen dat we niet genoeg verdienen zouden om ze te dekken. - Neen, neen, il nous faut de Amsterdamsche Schouwburg en de ‘heeren van de com- | |
[pagina 178]
| |
missie’ moeten betalen, èn de mise en scène, èn de artisten, 70 als 't noodig is, èn ons er bij! Nous verrons, geduld maar. ‘Ik eindig altijd met triomfeeren!’ Zou dat deze keer misloopen? Niet mogelijk! En samen lezen?..... Je le veux bien... maar... ik kan voor u niet schrijven, dat zoudt gij dus voor mij moeten doen. In November begin ik weer, als er geen théatre tusschenbeide komt. Ja, stuur me in October wat moois om in te studeeren, iets dialoogachtigs voor twee of drie personen, (nog een dame) iets sérieux, waar toch wat geks in komt om de niet sérieusen wakker te houden! Voor adverteeren enz. enz. affaires van een vervelend genre, behoeft gij niet bang te wezen, daar zal ik wel voor zorgen, ik ken mijn luidjes en ben met allen op een wit voetje, ik geef ook niet om bereddering, daar ben ik aan gewoon! Maar... handen uitsteken moogt ge niet! - Reken er op dat ge met mij niet samen kunt zijn in Nederland zonder daartoe aanleiding te vinden, avond aan avond, overal waar ik in publiek verschijn. Het krioelt daar van Huëtjes, die het schier onmogelijke doen om me te plagen, te krenken, te beleedigen of te vernietigen. Peine perdue! Ik ben altijd in mijn rol gebleven, brutaal, vroolijk, en onkwetsbaar! en ik heb mijn weg vervolgd, recht toe, recht aan, altijd voorwaarts, zonder op iets of iemand acht te geven en als of ik niet begreep dat er een vuurtje brandde, waarin 1000 handen gereed waren mij met pak en zak te werpen. Ik wist wel, (dit ziet ge uit mijn briefje aan R. Elz.) maar ik wilde niet weten en dàt heeft mijn publiek in bedwang gehouden, niets zóó krachtig als berekend vertrouwen! Maar ga nu voor me vechten, dan raak ik uit m'n rol en dan ben ik verloren! Ik heb op 't oogenblik tijd, daarom schrijf ik u; als gij, door 't verhuizen, geen tijd hebt, antwoordt me dan niet, dat kunt ge later doen, als gij thuis zijt, en zend me bij gelegenheid s.v.p. de twee stukjes brief terug van Kolff over Héloïse en van Elzevier over Amsterdam, die zal ik binnen kort misschien noodig hebben, nu nog niet. Van Kolff heb ik nog niets naders gehoord, ook de naamquestie hangt nog! ......................... Of ik er op sta dat mijn brieven naar Vosmaer gaan? Neen, in 't geheel niet. Als ze hem van nut konden zijn, zou ik ze hem graag laten lezen, verder gaat mijn waarschuw-manie niet! .........................
Mina. |
|