Den Generaal Krüseman.
Rome, 26 Maart 1874.
.........................
Cardinaal Antonelli heeft me terstond een audientie bij den Paus bezorgd. Onze ambassadeur was er jaloursch van, die goede man kan, als bij den Koning behoorende, tot 't Vatikaan niet doordringen. Hij is nu zoo wat een jaar in Rome en heeft eigenlijk nog niets gezien, daar heb ik hem eens over uitgelachen!
.........................
De audientie bij den Paus was heel curieux. Kwart voor twaalven waren wij met ons vijftigen zoowat in 't Vatikaan vereenigd; alle dames in 't zwart met sluiers en de heeren gerokt; zonder handschoenen. Wij zaten in een lange, smalle zaal, in twee rijen langs den muur geschaard, en hebben tot half twee gewacht eer zijn Heiligheid verscheen; geheel alleen, in 't rood gekleed, met een wit calotje op, deed hij zijn entrée, vooraf gegaan door een langen, mageren cardinaal in 't paarsch, die onze papieren inzamelde en ons een voor een aan hem voorstelde. Elk kreeg een woordje, en een handje om te zoenen; ik heb den zoen vergeten, omdat ik hem sprekende aanzag, en daardoor heb ik twee handjes gekregen! Toen hij den geheelen cirkel rond gegaan was, bleef hij aan het begin der zaal staan, om den zegen uit te spreken (in 't fransch) die à genoux door de geheele gemeente ontvangen werd. Een paar priesters en een engelsche dame kropen hem nog na, om zijn slof te zoenen, maar daarvoor liet hij hun niet veel tijd, daar hij, even bedaard als hij gekomen was, ook weer, gevolgd door zijn langen, mageren cardinaal, vertrok. Wij hadden allen de noodige rozenkransen bij ons, die hij heel goedig gezegend heeft; ik heb er dadelijk een paar van aan de menschen hier van 't huis gegeven, die ze met vreugdekreten en zoenen ontvangen hebben. Voor de naaister breng ik er ook een mee, en aan de meid mag Papa er ook een beloven, als ze goed voor de hondjes zorgt!
.........................
Ik heb hier een paar lieve kamers gehuurd voor fr. 100 's maands, au 4me en eet van den kok.
.........................
Rome begint me best te bevallen, de eerste dagen vond ik 't hier, even als in Turin, Bologna en Florence, wanhopig donker, arm en vuil, maar nu ik aan de schaduwzij gewoon ben, kan ik hier vrij wel mijn weg vinden. De menschen zijn heel goedig