Mej. C.H. Valkenburg.
Parijs 22 Febr. 1874.
Nare Cor!
Dàt wist ik wel!
Ik had u vooruit kunnen zeggen dat gij uw stukje terug zoudt krijgen (verdienste doet niets ter zake.) Ik heb mijn Huwelijk wel drie keer terug gekregen!
Ook wist ik wel dat Betsy Perk kiespijn of keelpijn of iets anders zou krijgen, zoodra zij ergens komen zou waar ik gelezen had, enz. enz. enz. en ik wist nog veel meer ook, maar 't geen ik 't best van alles wist, is dat ik boos was over uw laatste schrijven! Heb ik u ooit reden gegeven om te gelooven dat ik alleen voorthelp wie ik bewonder? Ai me! 'k Zou dan haast voor Multatuli alleen moeten leven! En die ellendige Betsy Perk? (om er maar één te noemen!) Waaruit kan m'n bewondering voor dàt schepsel ooit bestaan hebben? Ik vond alles leelijk van haar, alles verwaand, en alles verkeerd, en toch heb ik haar zeven maanden lang beschermd tegen iedereen, tot zelfs tegen Papa.
.........................
enfin n'en parlons pas.
Ik zal voor u doen wat ik kan, maar ik kan hier niet veel meer, ik heb geen tijd en ik ben hier te ver weg om behoorlijk te handelen; zend mij intusschen per omgaande uw stukje, en wacht dan geduldig tot gij iets naders van mij hooren zult, zoolang ik zwijg is er niets gedécideerd.
.........................
Vecht niet tegen 't journalisme, want dan zal men zeggen dat gij mij nadoet, en dat zou u schaden; laat ook Agatha rusten, c'est une femme de paille.