Mej. Mina Krüseman, Brussel.
's Hage, Januari '74.
Waarde Juffr. Kr.
U zult nu, hoop ik, mijn zending ontvangen hebben. Ze is een weinig vertraagd, omdat ik wachtte op het ex. van Klaasje Zevenster, dat ik niet meer voorhanden had.
Uwe correctie-bladen zie ik nu te gemoet. Intusschen laat het publiek mij nog al met rust, de groote nieuwsgierigheid naar het boek, zooals die zich in Mei vertoonde, is wel wat geweken door de fragmenten die u er uit hebt voorgelezen. Ik vind het jammer dat het publiek u nu naar die fragmenten en niet naar het boek beoordeelt, waarin de toestanden van zelf meer gemotiveerd zijn en door den lezer beter begrepen kunnen worden.
Ik weet niet of ik u nog schrijf vóór u naar Italië gaat; in ieder geval wilde ik u vragen, als u daar behoefte hebt uwe indrukken op te schrijven, ze mij te zenden voor het Vaderland of voor de Nederl. Spectator. Denk er s.v. pl. over; ik hoor van daar toch wel eens wat van u, zoo ik hoop.
Geloof me met vriendelijken groet
Uw Dw.
Mart. Nijhoff.