Mijn leven
(1877)–Mina Kruseman– AuteursrechtvrijDen Heer Rammelman Elzevier, Leiden.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waarom mijn vijanden mij dan niet den eersten avond gesiffleerd hadden? ‘Omdat er een te groote partij vóór u was, maar die komt van avond niet.’ ‘Dank je voor de communicatie; ik zal van avond gewapend zijn en beloof mijn vijanden dat ik mij verdedigen zal.’ Ik heb mijn verdediging (een speech over siffleeren, in Judith) niet noodig gehad, want, in plaats van mij te siffleeren, heeft men mij twee maal terug geroepen! Och, 't Publiek is een goed kind! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Almelo, 28 November.Daar ontvang ik uw tweede schrijven, juist in tijds om 't met het eerste te beantwoorden. Hartelijk dank voor uwe ridderlijke plannen, en voor de verdediging die gij op u wilt nemen van een persoon, die aangevallen wordt door schimmen. - Maar die verdediging is niet mogelijk, want gij slaat altijd mis; een ding zonder naam is geen ding dat men vinden kan, en een anoniem is altijd een ellendeling, als hij een bekend persoon aanvalt; maak uwe handen dus niet vuil aan dien poltron, il n'en est pas digne. Of zijn naam *** of anders is, doet hier niets ter zake; ik kèn mijne vijanden, en vroeg of laat worden zij in 't openbaar gestraft voor 't kwaad dat ze mij in 't geheim hadden willen doen. Ik ben akelig geduldig, en dat is een fameuse kracht, vooral tegenover anonimen, die branden van verlangen om hier en daar eens en confidence te zeggen: ‘Ik ben 't geweest, die dàt heb durven schrijven.’ Buitendien heb ik al mijn anonime vijanden reeds op hun plaats gezet in Judith. Dit schrijven van 't schimmetje is geen aanval, maar een wanhopige poging tot wraakneming over een artikel, dat alle anonimen geldt. Ik zal u zoo'n Judith zenden, zoodra ik mijn exemplaren ontvang. Revers heeft de geheele familie naar Amsterdam gezonden, geloof ik, ik kreeg er slechts een paar van, maar verwacht de overigen toch spoedig. Ik heb er één van aan den Koning gezonden en één aan den Kroonprins. Tant pis voor de pers, als zulke boekjes in zulke handen komen! Brutaal hè? O, ik heb nog lang niet alles gezegd! Wacht maar! Adieu, duizendmaal dank voor uwe belangstelling en hulp. Ik ben huiverig nieuwsgierig naar uw boekje... en heb reeds een bestelling voor u van *** die 't op den titel af hebben moet! Ontvang met Mevrouw mijn hartelijke groeten, enz.
Mina Krüseman.
__________
Ziehier een stuk van iemand, die, even als ik, zich beklaagt over verduitsching. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De eeredukaten der maatschappij van toonkunst.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dukaat aan elken componist, van wien eene compositie op hare concerten wordt uitgevoerd. Tegenover het loon der zangers, die dikwijls ƒ400 per avond ontvangen, is het loon niet hoog, maar toch is het aangenaam voor den componist, omdat zij hem de zeldzame eer en het genoegen verschaft, zijne stukken te hooren. Maar nu bestaat er in sommige afdeelingen eene geheime bepaling (niet geschreven) dat men nimmer een stuk van een Nederlandsch componist zal uitvoeren. Toen een paar vrienden in een vorig jaar te Rotterdam er op aandrongen, dat het oratorium Gottes Allgegenwart, van de echtgenoote van steller dezes, zoude worden ten gehoore gebracht, kregen zij ten antwoord, dat dit niet konde, omdat de componiste eene Nederlandsche was, dat het de roeping der Nederlandsche M.v.T. was, vreemde talenten bekend te maken, en dat men daarom b.v. de oratoria Auferstehung en Caecilia, van Heinze, te Rotterdam nimmer gegeven had. Toen mij dit verhaald werd, konde ik mijne ooren niet gelooven. Als men op eene tenstoonstelling van schilderijen in Nederland stukken weigerde van Rembrandt of van der Helst, van Israëls of Mej. Vos, ik zoude dit niet begrijpen; evenmin begrijp ik, dat men in Nederland weigert stukken van Sweelink of van Verhulst ten gehoore te brengen. Het trok echter mijne aandacht, dat ook te Dordrecht, op 't laatst gehouden algemeene muziekfeest der Maatschappij, geen enkel stuk van een Nederlandschen componist werd uitgevoerd, uitgezonderd eene ouverture van den plaatselijken muziekdirecteur Böhme, die trouwens een Duitscher is, en die toch op het kunstenaarsconcert, dat volgde, een stuk van Richard Hol liet uitvoeren. Zelfs op het orgelconcert te Dordrecht was geene plaats gevonden voor Nederlandsche kunst: en tot het Nederlandsch Volkslied toe bleef stom in den mond der zangers. Ik besloot naar de algemeene vergadering der Maatschappij van Toonkunst te gaan, en uitleg te vragen van deze ongerijmdheid. Aldaar beleefdelijk het woord hebbende gevraagd voor mijne klacht, werd mij het spreken geweigerd door den Voorzitter, professor Moll, op aanstoken van den secretaris Dr. Heije, en wel omdat ik slechts gewoon lid en geen afgevaardigde was. Aldus veroordeeld tot zwijgen, werd ik onlangs aangenaam verrast door een aanzoek der afdeeling Utrecht der Maatschappij van Toonkunst, om op het concert, ter eere van Niels W. Gade, te geven een duët uit het oratorium mijner echtgenoote. Het is mij gebleken, dat Niels W. Gade er op heeft aangedrongen, op dit concert niet alleen zijne eigene, maar ook eens werken van Nederlandsche toonkunstenaars te hooren; om hieraan te voldoen zijn nu stukken van Boers, Richard Hol en Verhulst ten gehoore gebracht, terwijl de zangeres mej. Gips uit | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dordrecht, aan wie men de keus van een zangstuk had overgelaten, mits het van eenen Hollandschen toonkunstenaar was, mijner echtgenoote de eer en den dienst had bewezen, hare compositie te kiezen, die daar voor de eerste maal, na de opvoering in Vincentius da Paulo te Amsterdam, werd ten gehoore gebracht. Ik grijp deze gelegenheid aan, om aan mej. Gips in de eerste plaats, en ook aan den directeur Richard Hol, en de Utrechtsche afdeeling, mijnen dank te betuigen, dat zij zulke vreemde uitsluitingen der Maatschappij van Toonkunst niet hebben geacht, maar aan het fijn, beleefd verzoek van Niels W. Gade hebben voldaan. Ik doe dit in het openbaar, omdat ik het goed acht, dat de Maatschappij van Toonkunst op haar stelsel van uitsluiting van Nederlandsche toonkunstenaars terug kome, of wel, zoo zij de wet mocht ontkennen, dat zij van tijd tot tijd met de daad toone, dat zij niet aan landgenooten eeredukaten uitlooft, die zij hun belet te verdienen. Haarlemmermeer, 1 Dec. 1873.
Amersfoort.
__________
De Echtscheiding gelezen te
|
|