Mijn leven
(1877)–Mina Kruseman– AuteursrechtvrijMevrouw G.
| |
[pagina 24]
| |
gesust, en zijne krachten verlamd heeft; hij zal gevoelen dat hij verstrikt is, en dat gevoel zal hem wakker schudden en hem kracht geven om dat fijne weefsel van een te rijten en te vertrappen, alsof het nooit eenige magt op hem had uitgeoefend; dan zal hij zich zijne verblindheid of liever zijne zwakheid schamen, hij zal die vrouw met u vergelijken, en wie zal dan de zegepraal behalen? O! dan zoude hij tot u weder willen keeren, u zijn berouw bekennen, en u om vergeving willen smeeken, zoo geene valsche schaamte hem tegenhield, en die zal hem tegenhouden, zoo hij niet reeds vooraf zal weten dat hem alles vergeven zal worden. Och, N. lief! wacht maar geduldig dien tijd afGa naar voetnoot1, en beschuldig hem toch nog niet te veel; hij is nog zoo jong en heeft mogelijk nog zooveel tijd om te ontwaken en tot inkeer te komen, en hoe ongelukkig zoude hij dan wezen, wanneer hij dan ook nog u en zijn kind zoude moeten missen! - Beoordeel hem toch niet hard, hij is toch reeds ongelukkig genoeg, en wanneer hij tot u weder zal willen keeren, ach, stoot hem dan niet terug, vergeef hem maar en spreek er maar niet meer over, dan zult gij hem op de zekerste wijze ontwapend hebben, en de grootste overwinning op hem behaald hebben, die ooit eene vrouw op hem behalen kan. En wanneer gij dan met hem naar Indië kondet wederkeeren, en de ledige uren uit ** voor hem niet meer bestonden, zouden ook dan de rust en de kalmte van een geregeld, werkzaam leven er het hunne niet toe kunnen bijbrengen, om eene treurige gebeurtenis als een droom in het verledene te doen wegzinken, en eene nieuwe en betere toekomst voor u allen te doen aanbreken? .........................
Mina. |
|