Ik draag dit werk dankbaar op aan mijn trouwen vriend publiek.
Dit boek is geen aanval, ook geen bluf, zelfs geen réclame. Het is een verdediging.
Als een winkelier bestolen wordt, heeft hij het recht den dief te grijpen en over te leveren aan de justitie, die hem straft.
Als een man verlaten wordt door zijn vrouw, heeft hij het recht haar op te eischen en terug te doen brengen in zijn huis.
Als een daglooner geen betaling krijgt voor zijn werk, heeft hij het recht zijn meester aan te klagen en te vervolgen, totdat hij hem betaald heeft.
Welk recht heeft de kunstenaar, dien men belastert in zijn vak en dus zijn middel van bestaan ontneemt?
‘Het recht van onder gaan’, zegt de pers.
‘Het recht van aftreden’, zeggen zijn vijanden.
‘Het recht van sterven’, zeggen zijn vrienden.
‘Geen recht’, zegt de wet.
Ik zeg: ‘Het recht van strijden’.
Dit boek is geen aanval, ook geen bluf, zelfs geen réclame. Het is een verdediging.
Ik heb het ‘mijn leven’ genoemd, omdat men er uit zien kan hoe mijn leven geweest is. En ik draag het dankbaar op aan mijn trouwen vriend Publiek, omdat hij alleen mij steeds gesteund heeft tegen mijn vijanden.