| |
| |
| |
Boeken-overzicht.
Miste de boekhandel de voordeelen, die hij in vroeger jaren getrokken had uit de uitgaven van toegelichte wetboeken en is daardoor ook de lijst van nieuwere ondernemingen niet zoo schitterend als die tusschen 1840-59, wij herinneren het nogmaals, dat daarbij, evenmin als elders, ook niet voorkomen de steeds verschijnende herdrukken van zooveel kapitale boeken, die altoos voortgingen een ruimen aftrek te vinden. Toch wierp in 1860-69 de rechtsstudie ruim haar vruchten af. Werken als van Opzoomer, Kist, Diephuis, Cremers, Wagenaar, Smidt, Thorbecke, zouden later een 2en, Blaupot ten Cate, de Hartog een 3en, Lenting en Vissering een 4en druk krijgen. Door uitgebreidheid muntten uit o.a. die van Opzoomer, de Gelder, de Wal, Holtius, Levy, Diephuis, Pothier, Kist, Hartman, Boissevain, Wertheim, Vissering, de Bosch Kemper, v. Rees, Thorbecke, Groen van Prinsterer. Bijzondere beoefening van onderdeden van het recht gaf thans aan tal van degelijke monographiën het aanzijn. De regeling van gewestelijk bestuur, de zorg voor handelsbelangen, de voorziening in allerlei maatschappelijke behoeften, traden meer op den voorgrond. De vraagstukken door de hooge regeering in de kamers der vertegenwoordiging gebracht, en de parlementaire strijd daarover, gaf aan de staatswetenschap aanleiding tot menig voortreffelijk boek of geschrift, dat den boekhandel ten bate kwam. De literatuur over staathuishoudkunde en de koloniale politiek breidde
| |
| |
zich gaandeweg uit en uitte zich soms in kostbare werken, als die van Last, van Deventer, de Waal, van Soest, maar vooral in tal van kleinere boekjes, die gretig gekocht werden. De boekhandel leeft niet altoos van de strenge wetenschap; hij heeft ook het zijne van tijdelijke verschijningen en van vlugschriften van den dag. En in dit opzicht was het tijdvak van 1860-69 overvloedig, bij de zich al meer en meer openbarende splitsing van denkbeelden en partijen op het terrein van staat, kerk en maatschappij.
De geneeskundige wetenschappen waren evenmin in uiterlijken bloei toegehomen. Integendeel, zij gaven der pers bij lange na niet zooveel werk als in vorige tijdvakken. Kostbare boeken tusschen f 10. - en f 20. - of hooger, zooals vroeger zoo vaak uitkwamen, waren thans een groote zeldzaamheid. Veel meer dan de ziektekunde vond de gezondheidsleer haar schrijvers. Onze eigen mannen van wetenschap lieten slechts bij uitzondering van zich hooren, en dan veelal in kleinere geschriften. Onder hen, die nog eenig boek uitgaven, noemen wij Heken, Dusseau, Schroeder v.d. Kolk, v.d. Lith, Kerbert, Ali Cohen, Lubach. Uit het buitenland vertaalden wij daarentegen werken van Niemeijer, Sobernheim, Wunderlich, Vogel, Klaus, Cullerier, Béclard, Taylor, Braun, Kunze, Troltsch, Hartmann, Lebert, Hennig. Werber, Pitha, Bilroth, Aitken, Byford, Benedict, Reich, Bange, Bardeleben, Oppoltzer, Gunther, Förster, Hyrtl, Siebold, Paul, Linhart, Seitz, Zehender, Spiegelberg, Stromeijer, Gross en anderen.
De invoering van de wet op het middelbaar onderwijs in 1863 was voor de natuurwetenschappen van merkbaren invloed. Wat voorheen beoefend was uit vrije liefde en keus, werd thans van staatswege aan de jeugd ten plicht gesteld De betrekking van leeraar aan die scholen begon opgedragen te worden aan jonge mannen die een akademische vorming hadden gehad; de geest der studiën werd een geheel nieuwe. Niet alleen in het school-,
| |
| |
maar evenzeer in het huisvertrek werd over zaken gesproken, waar men zich vroeger al heel weinig meê bemoeid had. En zoo ontstond er bij jongen en ouden een begeerte naar weten, waaraan in de eerste plaats door boeken moest worden voldaan. Geen wonder, dat onze uitgevers gereed stonden. Hand- en leerboeken in elk vak van natuurkunde en natuurlijke historie verdrongen elkander. Maar ook de wetenschap-zelve bood nieuwe aantrekkelijkheid voor meer algemeeue belangstelling. Figuier vestigde met zijn Wonderen van den nieuwer en tijd de aandacht op haar honderdvoudige toepassing; Darwin bracht met zijn theoriën de wereld in rep en roer; Jules Verne sleepte oud en jong mede met zijn Wonderreizen. Onze oorspronkelijke schrijvers, als Bosscha, van den Broek, Krecke, Knijper, Brutel de la Rivière, van Oven, Harting, Winkler, Grinwis, Staring, Koot, deden het hunne tot bevordering van algemeene natuurkennis, terwijl vreemden als Ganot, Lampert, Grube, Rau, Böhner, Masius e.a. hen daarin ter zijde stonden. In plantkunde deden Dozy en Molkenboer, Oudemans, Miquel, Witte, Coster, Suringar; in landbouw Reinders, Staring, van Hall, Uilkeus, Boer zich gelden. Winkler, Hartogh Heijs streden, naast Lyell, Gresler, Kobel en Quenstedt, voor de beoefening der geologie. De beide Mulder's (G.J. en E.) hielden met Graham, Girardin, Fresenius, Wagner, Gorup Besanez, Stöckhardt, Liebig, Regnauld, Roscoe in niet geringe maat de eer der scheikunde op. - Burgersdijk gaf zijn prachtig werk over de Dieren 60. -, Harting zijn Leerboek der Dierkunde, 58.80, Keulemans zijn boek over de Vogels 36. -, naast de voortreffelijke oorspronkelijke werken van Schlegel, Snellen van Vollenhoven, Lubach, Salverda, Pollen, en vertalingen van Brehm, Zimmermann, Wagner e.a. Onder dezen vooral kwamen kostbare uitgaven voor. - In het vak der wiskunde ijverden Bierens de Haan,
Verdam, Lobatto, van Geer, Vorsterman van
| |
| |
Oijen, Delprat, Donck, Stamkart, Simon en Badon Ghijben, van der Ven, met de buitenlanders Colenso, Schrön, terwijl in zeevaartkunde Mossel, Bonlet, Otterloo, Brouwer, Tideman en Dieperink nieuwe werken gaven. Bouwkunst werd verrijkt met boeken van Rose, Vogel, Harte, v. Lakerveld en Brocx, Scheffelaar, Tideman, Groneman, Gugel, en werktuigkunde met die van Scholl, van Oven, Kramers, Bourne, Grothe, Oskamp, en vertalingen van Delaunay, Weisbach, Luckenbacher en anderen.
Het getal der uitgaven op geschiedkundig gebied stond vrij wel gelijk met dat van liet vorig tijdperk. Ook nu bedroeg het een vijftigtal boven de f 10. - . Alleen liet zich dit onderscheid zien, dat kostbare ondernemingen betrekkelijk schaarscher waren, maar daarentegen veel meer boeken het licht zagen, waarvan de prijs om en bij de f10. - bedroeg. Tot de meest gezochte boeken behoorden Streckfuss, Gesch. dn Wereld f 20. -, waarvan een maand na de uitgaaf reeds 2800 exx. verkocht werden, Weber, Algem. Geschiedenis, Nösselt, Algem. Geschiedenis: ook de werken naar aanleiding van de oorlogen in Italië, Denemarken en Amerika; voorts een nieuwe bewerking van v. Hengel, Gesch. der godsd. beschaving, Sepp, Pragm. gesch. der Theologie, dat tweemaal herdrukt werd, de Geschied. dn Christelijke knk in Nednland in tafereelen door Moll, ter Haar e.a., een vervolg op het veelgezochte boek Geschied. der Chr. kerk; Moll, Kerkgeschied. v. Nederland vóór de Hervorming, Montijn, Gesch. dn Hervorming, de Werken van Fl. Josephus en de monographiën uit het verzamelwerk De voornaamste Godsdiensten, door Dozy, Tiele, Rauwenhoff, Pierson, Kuenen, van Oordt en Meijboom. - Voor vaderlandsche historie, het Leven van C. en D.J. van Lennep, Knoop, Krijgs- en geschiedk. geschriften, de Jonge, Opkomst v.h. Ned. gezag in Indië, Lauts, Verovningen in N.-Indië, de 5e druk van v. Lennep's Gesch. van Noord-Nederland, Nuijens, Gesch. van het Ned. volk, Motley's Opkomst der Republiek en het vervolg daarop; De Uithangteekens en Het boek der opschriften door
| |
| |
van hennep en ter Gouw, het prachtwerk Het Nederl. Volksleven, een 2e druk van Bosselm's Heldendaden, en de vele werken van Hofdijk en van Schotel. De geschiedenis der beschaving en die van het eigenlijke volksleven begon meer en meer tot haar recht te komen, blijkens de werken van Schotel, van hennep, ter Gouw, Hofdijk, van Toorenenbergen, Peijpers e.a.; ook de kunstgeschiedenis, o.a. door van Vloten, Ver Huell, V. Westrheene, Vosmaer, v.d. Kellen, Alb. Thijin. - Door het noemen van de schrijvers herinneren wij overigens aan enkelen der grootere of kleinere werken van Steyu Parvé, Janssen, Wijnne, Engelen, hand. Rietstap, hiudo, hod. Mulder, Obreen, Glasius, Bohl, Schultz Jacobi, Muller, Witkamp, Brill, Acker Stratingh, van Sijpesteyn, Stamkart, van Hogendorp, van der Kellen, Dooren bos, van Vloten, en aan vertaalde werken van Macaulay, Prescott, Rustow, Förster, Napoleon III, Kolb, Bancroft, Mühlfeld, Eisenlohr, Hase, Chantral, Hausrath, Nippold, Löher.
Ook de aardrijkskunde was thans opgenomen onder de leervakken hij het middelbaar onderwijs. Vandaar hand- en leerboeken, waarvan sommige reeds bij rijks-inrichtingen in gebruik waren en die nu en later herhaaldelijk herdrukt moesten worden. Van Heusden kreeg eeen 6en. Schreuder Steinmetz een 5en, Frijlink een 4en, de Hollander, Krecke, Masthoff een 3en, verschillende anderen 2e drukken. Van Lijuden's Souvenir du Japon, al werd het niet door den gewonen handel, maar van regeeringswege uitgegeven, wits etui prachtwerk van f 70. -, dat onze steendrukpers eer aandeed. Het werk in afleveringen De Kurk en haar Volken vond grooten bijval. De Nederlaudsche koloniën vonden nieuwe beschrijvers in Lauts, van Doren, Ritter, van Deventer de Hollander, Rodenburg, Wallace. De lijvige groot 8° reisbeschrijvingen van vroeger hadden: plaats gemaakt voor sierlijker en handiger uitgaven, die meestentijds, als boeiende lek- | |
| |
tuur of als wegwijzers op zomer-uitstapjes, druk verkocht werden. Want naarmate de spoorbanen zich vermenigvuldigen, de landen nader tot elkander brengen en den reizigers tijd en geld uitsparen, wordt het hoekje van den haard met zijn gezellig reisverhaal verlaten en gaat men met eigen oogen zien wat natuur en wereldsteden te bewonderen geven, voorgelicht door handboeken en papieren gidsen, die u in geen enkel opzicht verlegen laten staan, maar den lust tot heen en weêr trekken niet weinig in de hand werken. Plantenga's Reisgidsen, naast de veelgezochte Duitsche en Engelsche, liggen voor de hand in elken boekwinkel.
Behielp men zich hier te lande, een twintig jaar geleden, ook voor schoolgebruik, in den regel met atlassen en kaarten in den vreemde vervaardigd, thans vinden onze graveernaald en steendrukpers daarmeê overvloedig werk, uitgaande van onderscheiden vakmannen en van uitgevers, die bij voorkeur zich op dat werk toeleggen en het daarom des te beter doen. Wij wijzen op namen als van v.d. Burg, Hemkes, Kuijper, Rijkens, Dornseiffen, Witkamp, Olivier, Huberts, Brugsma, Swart, Kan, Elberts, Prijlink, Geerling, Kruijder en op zooveel anderen, zonder naain uitgegeven bij Oomkens, Brinkman, Buffa, Stemler, wred. Hulst van Kenlen, Tjeenk Willink, Seijffardt, Petri, Wolters, Nooth. v. Goor, Smulders.
De heftigheid in de godgeleerdheid heeft eenigermate plaats gemaakt voor degelijker en breeder studiën; althans zij zijn minder scherp van toon, al behouden zij natuurlijk haar polemisch karakter. De oudere theologie treedt meer dan vroeger aan het licht door het weder uitgeven van Calvijn, Fruytier, Beukelman, Costerus; van hedendaagsche auteurs hebben in meer of minder behoudenden geest het woord da Costa, v. Oosterzee, Ch. de la Saussaye, Coquerel, Bronsveld, Gunning, Doedes, Thoden v. Velzen, Hogerzeil, A. Kuijper, behalve vele reeds vroeger genoemde vaderlanders en vreemden. De nieuwere weten- | |
| |
schap krijgt steun van verschillenden kant. Kneuen treedt op. Naast of onder hem scharen zich Hoekstra, Tiele, Pierson, Maronier, Rauwenhoff, Meijboom, Stricker, Hooykaas, Matthes; de oude pioniers Scholten en Prins wel in de eerste plaats te. noemen: een uitgebreide schaar, in onze boekenlijst met name vermeld. De literatuur over Spinoza wint veld. De katholieke theologie doet zich gelden door Martin, Ponte, Robinson, Reusch. - Onder de histori8ch-theologische werken onderscheidt zich de Godgeleerde Bihliotheek, waarin vertalingen van uitstekende geleerde buitenlanders. Geen tijdvak was overvloediger in grootere en kleinere wetenschappelijke theologische literatuur dan dit.
Thieme's Bijbel met houtgravuren van Doré, een kloeke en welgeslaagde uitgaaf 90. -, was een prachtige onderneming, zoo als er hier te lande niet dikwijls aangedurfd wordt.
Naarmate de kerkelijke strijd aan weerszijden zich fierder openbaart, aan elken kant onder de leiding van wetenschappelijke en nobele woordvoerders, naar dezelfde verhouding neemt ook het aandeel toe, dat het protestantsche publiek zich toeëigent. Met gretigheid leest het al het nieuw uitkomende, elk naar eigen smaak en behoefte. Schrijvers en uitgevers staan met volle handen gereed om ieder belangstellende toe te dienen wat van zijn gading is. Tijdschriften, voor allerlei slag van lezers, en het eene al goedkooper dan het andere, verrijzen en verdwijnen. Dure stichtelijke boeken, zooals vroeger, zijn zeldzaam, maar van boeken en boekjes omstreeks f 2. of 8. - is volle overvloed. Niet minder van leerredenen, die òf in goedkooper bundels uitkomen, òf in tijdschriften, zooals de Kansel, Maandelijksche Leerredenen, Stuiverspreeken enz. enz. Als een staaltje daarvan diene, dat er alleen gedurende het jaar 1860, zoowel afzonderlijk als in bundels, uitgegeven werden 465 preeken. Een rekenaar cijferde uit, dat in vroeger tijd de prijs van een gedrukte leerrede door elkander 23 cents bedroeg en thans gemiddeld tot 8 cents verlaagd was.
| |
| |
In gelijke evenredigheid was alle soort van lektuur gaandeweg in prijs gedaald en was dit bovenal het geval met boekjes van stichtelijken aard, die, naar gelang zij bij menigte verschenen, zich aantrekkelijk moesten maken door goedkoopheid van prijs en sierlijkheid van vorm. Want ook dit laatste had niet weinig zijn eisch gekregen. Dergelijke bundeltjes, keurig gebonden of van fraaie omslagen voorzien, vonden een grage plaats op de boekenrekjes en pronktafels in vele huiskamers. Dames gaven ze elkander bij iedere gelegenheid ten geschenke. Buitenlandsche, vooral Engelsche literatuur kwam aan die van onzen eigen bodem te hulp, met name die van een behoudende strekking. Ongehuwde vrouwen achtten het een voorrecht zich met de vertaling belast te zien en haar arbeid gedrukt te krijgen, liefst aanbevolen door een voorbericht van den een of anderen ge vierden predikant. Uitgevers als Kirberger en, iets strenger, Höveker legden zich bepaald op deze literatuur toe en slaagden daarin bij uitnemendheid, gelijk de geheele boekhandel wèlvoer bij een groot, winstgevend debiet op dat gebied. Ook de nieuwere richting uitte zich in tal van periodieke en andere geschriften, met al den ernst waarmede zij werd aangekleefd. De scherpte van den leerstelligen strijd had van lieverlede aan beide kanten plaats gemaakt voor gemoedelijker betoogen, overeenkomstig elke behoefte. Werden op wetenschappelijk en kerkelijk-staatkundig terrein nog altoos vijandig de wapenen gekruist, het groote publiek, naar welke zijde ook overhellende, toonde zijn oud-Hollandsche voorliefde voor godsdienstig opbouwende lektuur, vooral onder het vrouwelijk geslacht, in liet rustige, gezellige huisvertrek. Wellicht in Engeland, maar zeer zeker in geen ander land van Europa, heeft de boekhandel van gemoedelijke lektuur zóó gebloeid, gelijk dit ten allen tijde in Nederland het geval is geweest.
Gaf de klassieke lefcterstudie iets meer dan vroeger teekenen
| |
| |
van leven in werken van Boot, Cobet, Naber, van Heusden, Karsten, van den Es, de beoefening der oostersche talen wint al meer en meer veld en is mede een aanleiding dat Hollandsche boeken op nieuw een plaats krijgen op de wereldmarkt. Ook het Hollandsche proza toonde nieuwe vormen in het optreden van Multatuli met zijn vele en veelgekochte geschriften, naast de reeds bekende van Vosmaer, Eelco Verwijs, Bakhuizen van den Brink (door Potgieter uitgegeven), Oude Heer Smits (Lindo), Pierson, v. Oosterzee, Opzoomer, van Vloten, Vissering, Jonckbloet, Potgieter, Beets, Brill, Laurillard, Busken Huet, Bern. Koster Jr. (Joh. C. Ziminerraan).
Niet minder toonde onze taal haar rijkdom in den gebonden stijl der dichtkunst; in aantal van voortbrengselen zoowel als in verscheidenheid van soort; evenzoo in uiterlijke gedaante. Dat ons volk een dichterlijk volk is, is wel nooit beweerd; het tegendeel daarvan is ons altijd als een gebrek ten laste gelegd. Maar bij al die erkende nuchterheid, die kalmte, die bezadigdheid, die berekening, welke een onbetwist kenmerk uitmaken van ons nationaal karakter, is het een eenigszius opmerkelijk verschijnsel, dat desniettegenstaande de Hollandsche boekhandel in de halve eeuw die wij behandelen voor een groot deel geleefd heeft van de Hollandsche dichtkunst. Andere landen hebben hun hoofddichters, wier verzen op de tong liggen van iedereen en wier werken, in allerlei formaat en bij honderdduizenden gedrukt, over de geheele beschaafde wereld bekend zijn. Nederland bezit in Vondel. Bildenlijk en da Costa zijn hoogste kunstenaars; - maar wie leest ze hier te lande, laat staan in den vreemde? Wij dienen het te bekennen: tegenover onze oud-vaderlijke letterkundigen zijn wij een ondankbaar nageslacht. En niettemin staan er telken jaar dichters op, wier verzen gedrukt en verkocht worden. tot weèr anderen hen van de baan schuiven. Hun werken te bezitten als een tijdelijk artikel van mode of van beleefdheid,
| |
| |
bijkt meer in onze gewoonte te liggen, dan ze te kennen, te genieten, in ons op te nemen en nu en dan door aanhaling te doen leven. Daar zijn maar enkele uitzonderingen op dezen regel. Onze eenige volksdichter, de moralist die bij ons gansche volk langer dan een eeuw op de lippen lag en bij wiens rijmende spreuken en uitspraken de menigte gewoon was te zweren, is Vader Cats. Een paar anderen heeft - maar voor hoe lang zal het wezen? - het tijdvak opgeleverd dat wij bespreken: Beets en de Génestet. Vooral de opgang van den laatstgenoemde is een merkwaardig feit. Aan geen enkele onzer poëten mocht het te beurt vallen binnen betrekkelijk zoo korten tijd zoo herbaaldelijk en bij zoo vele duizenden herdrukt te worden als de Genestet, wiens Eerste Gedichten niettemin een tijdsruimte van tien jaar noodig hadden om eenigszins gewaardeerd te worden; die bij zijn leven de bewustheid had te belmoren tot de mindere goden en er nooit van heeft kunnen droomen, hoe, onmiddellijk na zijn vroegen dood, en nog tot heden toe, zijn taal zoo luid zou weêrklinken in het gemoed van zijn volk.
Het getal dichterlijke uitgaven was gedurende dit tiental jaren weêr zeer aanzienlijk. Wij merken daarbij op in de eerste plaats eenige neiging om onze oudere letterkunde tot wat meer bekendheid te brengen door een nieuwe editie van Hooft, Lodenstein en Starter, en een goedkoopen Vondel en Cats, evenals door een bloemlezing uit onze middel-Nedcrlandsche dichtkunst. Vervolgens de overhelling om meesterstukken uit den vreemde te vertolken, met name van Shakespeare, Molière, Oelenschläger, Goethe, Schiller, Lafontaine, Tennyson, Andersen, V. Hugo. Voorts de verbinding van dichterlijke bijschriften aan kunstwerken van de graveernaald, zooals die van Beets bij de Kinderen der zee van Israëls, van ten Kate bij plaatwerken van Doré. Verder op den opgang gemaakt door de, innerlijk en uiterlijk, prachtuitgaven van ten Kate's Schepping en Planeten; op het optre- | |
| |
den van Schaepman, Elliot Boswel, Tiele, Laurillard, Piet Paaltjes (Haverschmidt), Soera-Rana (Esser), en, met een bundel, Potgieter. De reeds vroeger genoemde dichters: Beets, Hasebroek, Bogaers, ter Haar, van den Bergh, B. Janssonius, de Génestet, van der Hoop, Heije, Hofdijk, de Bull, Meijer, Beeloo, Goeverneur, Schimmel, van Beers, van Zeggelen, laten zich alles behalve onbetuigd en worden gevolgd door een aantal jonge poëten, die hun sporen nog te verdienen hebben. Ook verschijnen er kompleete uitgaven van da Costa, ten Kate, Staring, Brester, Heije, van Zeggelen, de Génestet, des Araorie van der Hoeven Jr. Onze Vlaamsche taalbroeders van Beers, Vuylsteke, Frans de Gort, zoeken in Holland hun uitgevers.
De roman-literatuur toont zich in dit tiental jaren niet zoo vruchtbaar als in het vorige. Blijkbaar hebben de goedkooper verschijningen de uitgevers meer schroomvallig gemaakt in het ondernemen van de gewone groot 8o edities, hetzij van oorspronkelijke romans, hetzij van vertalingen. Aan onkosten evenwel hebben zij daarbij iets kunnen uitwinnen: de dure gegraveerde of gelithographiëerde titelvignetten, zonder welke vroeger geen roman verschijnen kon en die een gewoonte waren aan ons land in het bijzonder eigen, maar die langzamerhand uit de mode raken Het getal der oorspronkelijke, en evenzeer der vertaalde, romans is met 25% gedaald. Bovendien zijn daaronder nog verscheidene herdrukken in klein formaat, waarin de Guldens-editie van Thieme en een dergelijke van van Kampen, ook van 1.00 per deel, druk meêdoen. Aan vaderlandsche auteurs nochtans ontbreekt het niet. Mevrouw Bosboom-Toussaint en Cremer zijn de vruchtbare en geliefde talenten. Eigenlijk begint men van eerstgenoemde de hooge waarde nu eerst wat algemeener in te zien. Sommige harer eerste werken waren alles behalve wat men noemt populair, bij lange na niet zoo als die van Cremer, die bovendien het voorrecht. had, zijn Betuwsche verhalen door zijn meesterlijke
| |
| |
persoonlijke voorclraclit voor alle standen aantrekkelijk te maken. Mevrouw Bosboom had, onbillijk genoeg, in vroeger jaren te zoeken naar uitgevers, die haar arbeid tegen fatsoenlijk honorarium aandurfden; terwijl Cremer zijn eischen bijna zoo hoog kon stellen als hij begeerde en, zooals men zegt, nageloopen werd. Bij alle kunstenaars, maar bij de letter-kunstenaars wel allermeest, gaat de waardeering van hun arbeid niet altoos gelijk op met de innerlijke waarde, en de uitgevers hebben soms een inoeielijken strijd, dit te bekennen en te doen gelooven aan personen, die zich hun talent bewust zijn en allereerst bij hun uitgever steun begeeren te vinden. Schimmel en Jacob van Lennep handhaven hun ouden roem, al wordt des laatsten Klaasje Zevenster (in 1865) als een navolging der realistische school druk, en niet altoos instemmend, besproken. Aan diezelfde navolging, die alras in éen ziekelijke overdrijving zou ontaarden, waagt zich een man van naam op verschillend ander gebied: Cd. Busken Huet, met zijn roman Lidwyde, een boek van onmiskenbaar groote verdiensten dat veel opspraak wekt, maar toch lang niet zoo veel als de in 1860 uitgekomen strekkingsroman van Multatuli (E. Douwes Dekker) Max Havelaar, de eersteling van een optredend auteur, die ook door zijn volgende sterk-gekleurde geschriften vooral het jonge Holland een tijdlang voorbeeldeloos beheerschen zou. Ook voor den handel waren zijn verschillende uitgaven van groote beteekenis. Voorts maakten van tot heden nog onbekende novellisten opgang A. Pierson met zijn roman Adriaan de Merival, en vooral het boek Onze Buurt, naamloos uitgegeven, maar weldra bekend als het werk van Mevrouw Bohn-Beets, en de Veer's Trouringh. Welbekende schrijvers, als Hoek, Keller, van Koetsveld, van der Hoeve, Mevr. van Calcar, de oude Heer Smits, van Westrheene, Koopmans van Boekeren,
bleven de eer onzer romantische letterkunde ophouden, terwijl zich als nieuwe krachten daarbij aansloten ten
| |
| |
Brink, Rosmade (E. Masdorp), Donker (H.Th. Boelen), W. ten Hoet, v. Amstel (J.C. Neuman), van Rees, Christine Muller, Maria Mastenbroek. Als Vlaamsch auteur kreeg hier burgerrecht H. Conscience. - De werktuigelijke boekenfabriek, gedreven door broodschrijvers als J. de Vries, Panchaud enz., bleef, naast een menigte vertaald Fransch voddengoed, helaas al meer en meer medewerking van uitgevers en lezers vinden.
In ingevoerde vertalingen stonden Engeland en Duitschland ditmaal gelijk, terwijl Frankrijk meer leverde dan vroeger. Beide eerste landen brachten bij ons het werk elk van ongeveer 75, het laatstgenoemde dat van 25 auteurs in de wandeling. Uit Engeland genoten wij nog altoos van Dickens, Bulwer, Thackeray, d'Israëli, Kingsley, Trollope, W. Collins, Beecher Stowe (wij hebben steeds de Amerikaansche onder de Engelsche schrijvers medegeteld) en kregen, als nieuw, genot en voordeel in de meesterstukken van George Eliot (miss Evans). Onder de vele anderen noemen wij nog miss Thackeray, miss Oliphant, miss Brooks, miss Wetherell, miss Marryat, miss Braddon, miss Yonge, miss Mulock, miss Gore, miss Gaskell, miss Grace Aquilar, miss Kavanagh, buiten en behalve zooveel nieuwe misses en mistresses en mannelijke auteurs als Hawthorne, James, Reade, Reid, Herbert en den ouden, op nieuw ter baan gebrachten Walter Scott. - Aan Duitschland ontleenden wij in voorname plaats veelgelezen vertalingen van Frits Reuter, Mühlbach, Auerbach en voorts van Gerstäcker, Wildermuth, Schwartz, Hackländer, Freytag, Spielhagen, Brachvogel, Marlitt, om ten opzichte van anderen naar onze lijsten te verwijzen. Fred. Bremer en Flygare Carlèn gaven ons haar laatstelingen uit het Noorden, met Andersen en Oom Adam; Tourgueneff en Puschkin maakten ons met Russische literatuur bekend. Aan Frankrijk dankten wij Erckmann-Chatrian, Aimard, V. Hugo, de veelbesproken werken van den Abt ***, Droz, Jules Verne,
| |
| |
Feuillet, Souvestre, terwijl wij de wellicht meer winst-, maar overigens geen ander goed-aanbrengende boeken van Paul de Kock, de Montépin, Ponson du Terrail en dergelijken met een gevoel van weêrzin aanstippen.
Vreemde en vooral Hollandsche taalstudie gaat met groote schreden vooruit. Het vermeerderend aantal woordenboeken van allerlei aard en prijs; de studie- en leerboeken, voor een groot deel het uitvloeisel van het middelbaar onderwijs; de meer degelijke beoefening van onze eigene taal en stijl, geven het bestaan aan een stapel boeken, wier omzet een aanzienlijk kapitaal in den handel brengt. Bovenal is de verschijning van het groote Woordenboek van de Vries een belangrijk feit, zoowel om zijn beteekenis, zijn geschiedenis en omvang, als om de menigte andere boeken en boekjes die er het gevolg van zijn. Het aannemen der nieuwe spelling vindt natuurlijk van menigen kant nog hevigen tegenstand, vooral bij ouderen van jaren en van gewoonte; maar de bekeering zal komen en de boekhandel is in de weer om er met zijn wapenen manhaftig voor te strijden. - Een tweede belangrijke verschijning is Brinkman's Geïllustreerde Encyclopedie, een voortreffelijk standaardboek, dat bij de honderd gulden zal kosten, en desniettegenstaande zulk een debiet zal vinden, dat het bij zijn kompleet-zijn onmiddellijk een vermeerderden herdruk zal noodig hebben.
Plaat- en kunstwerken worden al meer en meer gezocht. Op het voorbeeld van het buitenland, dat voor zijn voortbrengselen hier te lande een rijken afzet vindt, worden hier een menigte werken geïllustreerd, hetzij met clichés van vreemde houtgravures, hetzij met oorspronkelijke teekeningen van Rochussen, ten Kate, Israels en andere kunstenaars. Onze Ver Huell gaat voort de welige ader van zijn vernuft te laten vloeien in menig gelithographieerd plaatwerk, en de kunstschatten van onze museums worden verdienstelijk door de naald onzer graveurs vertolkt. - Voor den boek- | |
| |
handel is bij voorkeur van beteekenis het schoone werk Monumens typographiques, door Mart. Nijhoff met zooveel voorliefde uitgegeven.
De afschaffing van het zegel op de dagbladen in 1869 en de dientengevolge ontstane uitbreiding en vermenigvuldiging der couranten gaf des te meer gelegenheid tot bespreking daarin van allerlei belangen van den dag, waardoor het reeds zoo verminderd aantal degelijke vlugschriften al meer en meer werd ingekrompen.
De handel in kinderwerkjes biedt zooveel voordeelen, dat weinig uitgevers de verzoeking kunnen weêrstaan, er zich meer of min mede te bemoeien. Ook zij, die gewoon zijn zich in gansch andere richting te bewegen, voelen zich nu en dan aangetrokken om iets goeds en bevalligs te leveren voor de kindertafel. Daar komt bij, dat buiten- en binnenland stof in overvloed aanbieden. Vooral de Engelsche markt geeft in haar opzichtig gekleurde en geestig geteekende prentenboekjes voor jeugdige kinderen ruime gelegenheid tot navolging. Bovenal de beweegbare prentenboekjes, op dat terrein een nieuwe uitvinding, trekken de aandacht: de Poppekast, Het Vrouwtje met de biggen, Het aardig oud ventje, Het olijk oud wijfje en de Vertellingen van Moeder de Gans, doen de kleinen schateren van genot. Maar ook een heel nieuw veld is opengesteld, en wel vooral voor knapen van meer leeftijd. Er is een avontuurlijk, romantisch tijdperk aangebroken, dat de jeugdige verbeelding in vuur en vlam zet. Aimard heeft de heele jonge wereld over gansch Europa in rep en roer gebracht. Welke jongen verslindt niet de Pelsjagers, Zwervers op de grenzen, Vrijbuiters, Edelhart, Vrijkogel, De bijenjagers, Mexikaansche nachten, Salteadores, Leven der wildernis, De Boekaniers, De Goudzoekers, De Spoorzoekers, De Zonen van den Schildpad, Vasthand, De Araucaniër e.a., die vooral de firma v.d. Heuvell & v. Santen een rijke bron van winst openen. Daaraan sluiten zich aan de gewijzigde en verkorte romans van Marryat en Cooper,
| |
| |
des eersten Stuurman Flink, Pieter Simpel, Landoerhuizers, des anderen Uit de Wildernis, de Hertendooder, Padvinder, Laatste der Mohikanen, Lionel Lincoln, Het Waterspook. Evenzoo kleine romans en reisverhalen van Gerstäcker, Hoffmann, von Horn, Reid, Dielitz; van Campe's Robinson Crusoe verschijnt de 8e druk. Maar ook onze vaderlandsche auteurs zijn vruchtbaarder dan ooit. De boekjes van den geliefden kinderdichter Goeverneur, zijn Fabelen, Nieuwe fabelen, Prettige deuntjes, In den tuin, Het prieel, en zooveel meer, worden bij duizenden gedrukt. Van Charante, van Westrheene, Ilpsema Vinckers, van Koetsveld, ten Kate, van Zeggelen, Ising, van Noothoorn, van den Broek, van Sandwijk, Gerdes, de Liefde, Gerard Keller, Vergers, Koopmans van Boekeren, Schenkman, Oom Diederik, Tante Jans, Agatha, en Mevrouw van Calcar met haar Fröbelboekjes, gaan voort of beginnen hun talenten aan kinderen ten beste te geven en bezorgen een veelzijdigen schat voor de kinder-bibliotheek. Maar bovenal komt de kroon toe aan den hoogstverdienstelijken onderwijzer P.J. Andriessen, die met zooveel kennis en kunst, en tegelijk met zoo onvermoeiden ijver, onze Hollandsche jongens en meisjes liefde voor onze eigen vaderlandsche geschiedenis weet te geven en daarmeê grooter weldaad aan ons volk heeft bewezen, dan menig gevierd dichter of prozaschrijver. Zijn Weezen van Vlissingen, Zeeman tegen wil en dank, De Schildknaap van Gijsbrecht van Aemstel, Adolf en Clara, De zoon van den Zeeroover, De Prins en Johan de Wilt, De Kinderen van den Zoetelaar, Het huisgezin
van den Raadpensionaris, Koning en Stadhouder, Hein Versteeg, De zilveren schaatsen, De Zoon van Friesland, De val van een Koningshuis, De Muiderkring, De Heidenknaap, De Suppoost aan de Bank van leening e.a. zijn juweeltjes, die door geslacht aan geslacht in eer dienen gehouden te worden, omdat ze voor de jeugd, die ons eenmaal onze Hollandsche mannen en vrouwen moet leveren, voedsel zijn en blijven
| |
| |
voor dien oud-nationalen zin en voor die oud-nationale deugden, die bij ons zelven en bij den vreemdeling ons hooger aanzien moeten waarborgen dan ons nationale bankpapier.
Zooals op ieder terrein, vermeerdert ook op het gebied van kinderlektuur het getal van tijdschriften. In 1860 verschijnt de Stuivers-editie, Lektuur voor de jeugd; in hetzelfde jaar Voor de lieve kleinen; in 1867 Mentor, die in debiet evenwel ver overtroffen worden door het echte jongensboek Bato, Een boek voor het jonge Nederland, in 1864 door den voortreffelijken W. Marten Westerman met Gebroeders Binger opgezet.
Over het algemeen is het aantal der verschillende tijdschriften weêr aanmerkelijk uitgebreid. Het is zelfs met een vierde gestegen. In 1851 kwamen er 154 uit, in I860 204. Wat hun prijzen aangaat levert de volgende opgaaf daarvan de verhouding:
16 van |
0.50 tot en met |
f 1.- |
44 van |
1.50 tot en met |
f 2.- |
30 van |
2.50 tot en met |
f 3.- |
29 van |
3.50 tot en met |
f 4.- |
15 van |
4.50 tot en met |
f 5.- |
28 van |
5.50 tot en met |
f 6.- |
6 van |
6.50 tot en met |
f 7. |
8 van |
7.50 tot en met |
f 8. |
3 van |
8.50 tot en met |
f 9. |
7 van |
9.50 tot en met |
f 10. |
3 van |
10.50 tot en met |
f 11.- |
8 van |
11.50 tot en met |
f 12.- |
3 van |
12.50 tot en met |
f 13.- |
0 van |
13.50 tot en met |
f 14.- |
2 van |
14.50 tot en met |
f 15.- |
1 van |
20.50 |
|
1 van |
25.50 |
|
| |
| |
De twee laatsten waren gezegelde bladen, die wekelijks 2 en 3 maal verschenen (Weekblad v.h. Regt en de Koophandel- en Zeevaarttijdingen); vandaar hun hoogere prijzen.
Voor het meerendeel hadden schrijvers noch publiek aan dezen overbloei schuld. Zelden meldde zich eenige redactie bij een uitgever aan, en van erkende behoefte bij het algemeen was, bij den overvloed in elke richting, geen gedachte. In den regel ging hun geboorte van boekverkoopers uit, die, tuk op een gemakkelijk te behalen voordeel, niet zonder nijd de zon konden zien schijnen in buurmans ramen. Niets toch was lichter, dan het in het leven roepen van een stichtelijk, een onderhoudend tijdschrift voor groote of kleine lezers. Men nam doodeenvoudig het model van een bestaand, vond zonder moeite den man die het leiden en de meêwerkers die het vullen zouden, koos een vleienden titel, verlokte het publiek door een sprekende premieplaat en trad als mededinger op onder de mededingers. Een uitgaaf te doen die als van zelf zou loopen, voor weinig moeite misschien veel winst beloofde en jaar in jaar uit een melkkoe zou blijven, welk uitzicht kon verleidelijker wezen? En zoo groeide ieder oogenblik de aanwas aan, den stapel bedrukt papier elke maand verhoogende, maar niet altoos de deugdzaamheid van liet voedingsgehalte met dien bijeengescharrelden inhoud vermeerderende.
Het zou een niet altoos betrouwbare uitspraak der statistiek zijn, indien zij wilde beweren, dat het beschavingspeil van een volk te meten ware naar de vruchtbaarheid zijner drukpers. Het kaf onder het koren weegt meê; de wan, die het een van het ander zift, is niet altijd bij de hand en zou voor den boekhandel soms zelfs een zeer gevaarlijk werktuig blijken.
|
|