Bouwstoffen voor een geschiedenis van den Nederlandschen boekhandel gedurende de halve eeuw 1830-1880. Deel 1
(1886-1887)–Arie Cornelis Kruseman– Auteursrecht onbekend
[pagina 447]
| |||||||||||||||
Boeken-overzicht.Rechtsgeleerdheid en staatswetenschap bereikten in dit tijdvak haar hoogste vruchtbaarheid. Naast herdrukken van vroeger verschenen werken (die wij natuurlijk hier, evenmin als in andere vakken, niet op nieuw kunnen vermelden) zagen nieuwe boeken het licht, die later evenzeer zouden herdrukt moeten worden. Wij noemen die van Holtius, Verwoert, Leon, de Jongh en Oudeman, de Gelder. Bassecour Caan, Overhoff, die allen een 2e: Schüller, van Deinse, van Bell, de Pinto, v. Hogendorp, Molster, die een 3e; Schooneveld, Zegers Veeckens, die een 4e; de Bruyn Kops, die een 5e oplaag te gemoet gingen. Kostbare uitgaven waren o.a. die van Schooneveld, de Pinto, Verwoert, Leon, Vreede, Boogaard, Boissevain, Hogendorp, Moor rees en Vermeulen, Lagemans, Vas Diaz, Thorbecke, Weeveringh. Een groot getal kleinere werken over allerlei onderdeden van het rechtswezen zag het licht. Daarenboven vond de boekhandel een nieuwe en voordeelige bron in de opkomst der staathuishoudkunde, die, uit Engeland en Frankrijk tot ons overgekomen, aan tal van oorspronkelijke en vertalende pennen beweging gaf. Ook openbaarde zich voor onze koloniën meer dan vroeger belangstelling, die zich, zoowel daar als hier, in allerlei boeken en geschriften, zij het dan ook veelal in berispenden geest, lucht gaf. Voor genees- en heelkunde was het evenzeer een gouden tijd. Namen als die van Gobëe, Persille, Molenschott, Kerst, Quarin-Willernier, Fock, van Hasselt, Fles, Donders, Bauduin, Suringar, | |||||||||||||||
[pagina 448]
| |||||||||||||||
Schroeder v.d. Kolk, Pruys van der Hoeven, Ermerins, Peltzer, Oudeman, Cop, Vorstman, Dusseau, Ramaer, de Vriese, Vrolik, Polano, Halbertsma, van Geuns, Miquel, Ilcken, Kloete Nortier, Sasse, Gildemeester e.a. hielden den naain onzer vaderlandsche wetenschap hoog. Van het buitenland namen wij over werken van Hasse, Gerlach, Hoefle, Haubner, Lotze, Pereira, Rademacher, Richter, Ideler, Rotteau, Anton, Morel, Choulant, Oesterlen, Wilson, West, Burdach, Henoch, Virchow, Traube, Vogel, Griesinger, Simon, Bamberger, Pitha, Friedreich, Haeser, Funke, Wedl, Klencke, Eschricht, Casper, Scanzoni, Wunderlich, Hauschka, Schröff, Michaëlis, Gabler, Burger, Hyrtl, Ernst Blasius, Gerlach, Maygrier, Bernard, Huette, Rotterau, Martin, Isnard, Druitts, Schmidt, Henle, Seitz, Roser, Lohmeyer, Syme, Velpeau, Skoda en zoovele anderen. Was het gehalte van al die werken meestal hoogst verdienstelijk, hun getal was veel overvloediger dan in eenig tijdperk te voren. Niet te ontkennen is het trouwens, dat deze overvloed voor den boekhandel eer na- dan voordeelig was. Onze uitgevers betwistten elkander ons kleine terrein, en nauwelijks had eenig oorspronkelijk of vertaald werk opgang gemaakt, of zijn debiet werd in den weg getreden door een ander vangelijksoortigen aard. Ook voor debitanten had dit zijn kwade zijde. De zoogenoemde standaard-boeken werden weldra vervangen door goedkooper handboeken en daardoor de vroegere winst beknibbeld. Evenwel bleef, ook voor volgende jaren, de genees- en heelkunde voor velen een melkgevende koe. Wat de natuurwetenschappen in het vorige tijdvak beloofd hadden, gaven zij met kwistige hand in dit. Op een paar uitzonderingen na konden de ondernemingen niet op groote uitgebreidheid bogen; maar de veelheid en het doorgaans ruime debiet waren den boekhandel des te gunstiger. Boeken van Krecke mochten gaandeweg 6 oplagen, van van der Burg en Steyn Parvé | |||||||||||||||
[pagina 449]
| |||||||||||||||
3, van verschillende anderen 2 oplagen noodig hebben. Ruim verkocht werden de werken van van den Broek, Harting, de Jong, van Koten, Verwey, en de vertalingen van Zimmermann (3 drukken), Crüger (2 drukken), Hugh Miller, Schroeder, Ule, Klencke, Maury, Diesterweg, Rossmaesler, Berghaus, von Humboldt. - Duurder werken leverde de plantkunde, al gingen deze niet altoos van partikuliere krachten, maar van landswege uit, gelijk Miquel's Flora v. Indië 59.20, Blume's Flora v. Java Sup. 60. - en zijn Mumum Botanicum 24.60, de Vriese's Orchideën 28. -, en zijn Annales of Horticulture 45. -; en die, wèl van uitgevers, als de Tuinbouwflora 36. - en Oudemans' Flora van Nederland 27, 85, die zelfs een 2en druk noodig had. Kleiner, maar daarom niet minder verkoopbare boeken leverden Rauwenhoff, van Rijn van Alkemade (2 drukken), Coster, van Hall, Ballot, Junghuhn, bij de vertalingen van Schleiden, Seubert en anderen. - Staring en Miquel gaven belangrijke werken over geologie. - In scheikunde dient allereerst van Tricht's Woordenboek vermeld te worden, een boek van 104.40; voorts de Onderzoekingen van Mulder, de werken van Gunning en van der Burg, en de vertalingen van Stöckhardt, Fresenius, Girardin, Pelouze en Frémy, Regnault, Schneider, Kolbe, Wagner, Duflos, Johnston en Sibson, waarvan verscheidene herdrukt moesten worden. - Dierkunde bloeide in de kostbare uitgaven van Schlege's en Herklots' Fauna, van der Hoeven's Dierkunde, waarvan een 2e druk verscheen, niettegenstaande zij 20. - kostte, Schlegel's Handboek van 16.80, in de werken van Herklots, Snellen van Vollenhoven, en in vertalingen van Eschricht, Michelet en anderen. - Grootere en kleinere boeken van Verdam Bierens de Haan, Lobatto, Strootman, Badon Ghijben, de Gelder, Lacroix en Kempees, handhaafden den roem onzer wiskunde. Die van Swart, Abbink, Hondeijker, Schokker 54.40, Stuart, van Cleeff, van Galen, Huijgens, Kemper, Meezenbeek, Horsburgh dien van onze zeevaartkunde, terwijl de uitgaven van Brade, van Lith, | |||||||||||||||
[pagina 450]
| |||||||||||||||
Schaap, Brutel de la Rivière, Scholl, Storm Buysingh, Harris? dien onzer bouwkunst, en die van Harte, Krook, Reuther, Bosscha, Rust, Scholl, Delprat, naast vertalingen van Bernnouilly, Delaunay, Wagner, Karmarsch, den naam der werktuigkunde ophielden. Dat de geschiedenis in deze jaren bloeide, ook door tal van geïllustreerde uitgaven, kan worden opgemaakt uit de ongeveer vijftig titels met prijzen boven de 10. -, die wij in onze boekenlijst aanwezen. Onder deze komen er zeven voor boven de 50. - en evenveel boven de 30. -. Onze uitgevers, lettende op de teekenen des tijds en op den smaak van het publiek, zagen tegen een groote onderneming niet op. Een nieuwe uitgaaf van de Jonge's Gesch. v.h. zeewezen 54.75, een werk als Hofdijk's Ons Voorgeslacht 53.10, van Lennep's en Hofdijk's Kasteelen 34.60, v.d. Aa's, Biographisch Woordenboek 150. -, v.d. Kellen's Ned. Oudheden 40. -, De Geschiedenis der Christ. kerk in tafereelen 39.80; vertaalde werken als Macaulay's Gesch. van Engeland, Schlosser's Wereldgeschiedenis, Hildreth's, Gesch. der Vereenigde Staten, Gervinus' 18e en 19e eeuw, Motley's Opkomst der Ned. Republiek - wij grijpen er maar enkele - waren uitgaven van belang, daargelaten die van v. Limburg Brouwer, Dozy, Wynne, Mees, Bosscha, Diest Lorgion, van Lennep, Jonckbloet, van Vloten, Scheltema, v.d. Chijs, Kist, Moll en zooveel meer. De oorlog in de Krim, 1854 - 55, gaf aanleiding niet alleen tot een vloed van boekjes en vlugschriften, maar ook tot de uitgaaf van menig uitvoerig werk, met of zonder platen, die allen groot vertier vonden. Leerboeken over algemeene en vaderlandsche geschiedenis vonden aan de gymnasiën hun plaats; werken over kerkgeschiedenis verschenen er meer dan ooit, en vooral de Nederlandsche historie, in algemeener omtrekken of in bijzonderheden, vond een ruim veld van belangstelling. Voor de geschiedenis van den boekhandel was Het leven van Frie- | |||||||||||||||
[pagina 451]
| |||||||||||||||
drich Perthes een belangrijke verschijning, voor welks uitgaaf wij onzen Suringar dank weten. Land- en volkenkunde tonnen zich in enkele kapitale ondernemingen. Berghaus, De Volken van den aardbodem kost 33.10, Zimmermann, De Aardbol 15.75, Terwen, Het Koningrijk der Nederlanden 28. -. Maar vooral krijgen werken over Ned. Indië een voorname plaats: de groote Atlas van Melvill van Carnbee 141.75, Junghuhn's Java 65.35, een verkorte uitgaaf van Valentin's Oost-Indië, Veth's Borneo, het plaatwerk Javasche oudheden, Buddingh's Neerl. Indië, Reinwardt's De Indische Archipel, het Aardrijksk. Woordenboek van Ned. Indië 43.90, zijn werken van waarde, ook van handelswaarde, niet te vergeten Junghuhn's Schaduwbeelden, die zes drukken beleefden. - Stads- en plaatsbeschrijvingen komen al meer en meer aan de orde, en evenzoo belangrijke reizen, zooals van van Senden, des Am. van der Hoeven, van der Velde, van Oosterzee, van Doren, Bleeker, Conrad, Beucker Andreae, Th van Velzen, Junghuhn, Humboldt, Kletke, Kohl, Ida Pfeiffer, Hahn-Hahn, Fred. Bremer e.a. Naar gelang de aardrijkskunde meer en degelijker beoefend begon te worden, vermeerderden ook de atlassen en kaarten. Wij wijzen van dezen, als de meest verkochte of om den prijs belangrijkste, aan die van enkele onderwijzers-genootschappen, die van Hooiberg, Jaëger (3 drukken), Lampert, Puls (2 drukken), Huberts (6 drukken), Best (3 drukken), Frijlink (6 drukken), schoolatlas bij Baedeker (4 drukken), Braakensiek, Heijse, Brugsma, Kuijper (herhaald herdrukt), Koot, Lastdrager en menig andere naamloos uitgegeven, vooral bij Oomkens, Brinkman, Stemler, Noothoven van Goor, Buffa, Hulst van Keulen. In de theologische wereld - eigenlijk in deze dagen de wereld van het algemeen - wordt de aangevangen strijd met klimmende bitterheid voortgezet. De zoogenoemde moderne richting, de richting van vrij onderzoek en alzoo van scherpe kritiek, wint al | |||||||||||||||
[pagina 452]
| |||||||||||||||
meer en meer veld tegenover de handhaving van het behoud. Over en weêr geven de schrijvers den boekhandel veel te doen. Doedes, da Costa, van Oosterzee, van Toorenenbergen, Chantepie de la Saussaye, Prins, Hofstede de Groot, Bouman, van Hengel, Muurling, Meyboom, Hoekstra, Scholten, Busken Huet, Pierson, Opzoomer, naast Vinet, Gaussen, Spencer, Palmer, Schwartz, Guericke, Keil, Gieseler, Tholuck, Schenkel, Bretschneider, Hase, Hahn, Umbreit, Bunsen, met menigte andere landgenooten en vreemden, staan als onvervaarde kampioenen tegen elkander over en bestrijden elkaâr of verdedigen zich, niet met stoffelijke wapenen, maar met het gedrukte woord. Onderscheiden theologische tijdschriften worden opgericht, en boeken verschijnen, die of in dit of in een later tijdperk herdrukt zullen worden: Muurling's Godgeleerdheid, Meyboom's Leven van Jezus, Hoekstra's Geloof en leven, Vinet's Homiletiek, B. Huet's Brieven over den Bijbel 3 drukken, Pr. v.d. Hoeven's Chr. Anthropologie 3 drukken, Rutgers van der Loeff's Chatechisatieboek 4 drukken. Als een staaltje van kerkelijke drift herhalen wij even, dat de invoering der bisschoppen meer dan 200 vlugschriften in de wereld hielp, behalve de preeken daaromtrent uitgegeven. Onder deze vlugschriften waren er, helaas, weêr een aantal, die van partijhaat, kwaadgezindheid en zedeloos winstbejag getuigden. Voor het meerendeel gingen deze uit van personen, die anders nooit iets van zich lieten hooren, van uitgevers uit den achterhoek, wier namen nauwelijks bekend waren. Maar toch van deze niet alleen. Enkele overigens met lof bekende firma's lieten zich door kerkelijke vooringenomenheid meêsleepen en schroomden niet om door boekjes, geschriften en spotprenten het gemoed der katholieken te beleedigen en dat der protestanten al meer en meer op te ruien. Bij enkelen maakte alle beter bewustzijn plaats voor een opwelling van oogenblikkelijken hartstocht en werd door hen in een onbewaakt moment ter perse gelegd wat zij in kalmer | |||||||||||||||
[pagina 453]
| |||||||||||||||
stemming zelven zouden hebben veroordeeld. Eensdeels opgezweept door schrijflievende heethoofden, anderdeels, zooals zij meenden, gedrongen door eigen geweten, en soms niet minder verlokt door een als in den schoot geworpen voordeeltje, brak door hen een storm van vuile schotschriften los over het katholieke gedeelte onzer bevolking. Dat dit bij vele betergezinden ergernis wekte is geen wonder, en dat ook de ernstiger boekverkoopers daartegen opkwamen strekt hun tot eer. Onderscheiden stukken over en weêr werden daarover in het Nieuwsblad gewisseld. De beschuldigde firma's verdedigden zich ermeê, dat zij in een gevaarlijken tijd als deze, waarin ultramontanen en jezuiten het hoofd zoo schaamteloos durfden opsteken, geen middelen mochten ontzien om den driesten vijand te keer te gaan; integendeel, dat de protestantsche pers daartoe geroepen werd, en dat zij-zelven in die lofwaardige poging aangemoedigd werden door aanzienlijke en met roem bekende mannen. Een voornaam uitgever, die een allergemeenste spotprent had uitgegeven en een kloosterverhaal dat van onzedelijkheden vol was, streed voor zijn goed recht door de bewering, dat hij veel minder winstbejag zocht dan opwekking van een echt protestantschen, maar thans al te slaperigen geest. Een ander beriep zich op de erkende behoefte waaraan hij voldeed, erop wijzende hoe van tien door hem uitgegeven brochures gezamenlijk ongeveer 80000 exx. verkocht waren. Van tegenovergestelde zijde werd, kalm en waardig, betoogd, hoe de boekhandel de pers dezer dagen zag zwoegen onder een last van lorren en vuilaardige schrifturen, die den ernstigen uitgever het bloed naar de wangen deed stijgen van schaamte over het misbruik van zijn beroep; hoe daardoor de grofste hartstochten werden geprikkeld en het gevoel van zedelijkheid met voeten werd getreden; hoe de protestantsche kerk zich zelve in het aangezicht sloeg door ter bevordering harer belangen tot dergelijke walgelijke middelen een toevlucht te nemen, en hoe ieder fatsoenlijk boekverkooper | |||||||||||||||
[pagina 454]
| |||||||||||||||
niets meer dan zijn plicht zou doen door aan dergelijke praktijken de hand te weigeren. Deze nobele protesten, van den boekhandelzelven uitgegaan, werden als het ware samengevat in een hoofdartikel van het pas opgerichte en later te bespreken Weekblad, dat hier in zijn geheel een plaats verdient. Het zegt, onder den titel van de bisschoppen. ‘Ziedaar het woord van de tegenwoordige dagen. Kom waar ge wilt, in kerk of koffijhuis, in de stille huiskamer of in de gezelschapszaal, in 't hotel van den man die aan het roer van staat zit, of bij den eenvoudigen ambachtsman - overal en altijd de Bisschoppen. Groot en klein heeft er den mond vol van; consistorie- en kosterskamers stroomen vol van eene adressen-teekenende menigte; hoopen van menschen verdringen zich voor boekwinkels en voor de in 't oog vallende billetten, geplakt op de muren van stad en dorp; gij kunt geen courant opnemen of uw oog schemert van advertentiën, de eene al grooter dan de andere - overal en altijd de Bisschoppen. Zou dan ons Blad van den boekhandel er geen woord over spreken? Ja, en nog eens ja; schrijver dezes acht het een heiligen pligt. 't Is er evenwel verre af, dat dit Blad, geheel en al gewijd aan de belangen van onzen handel, wagen zou een artikel te geven over de kwestie zelve. Dat zou een stap zijn geheel buiten ons gebied, een stap, hoogst laakbaar en hoogst gevaarlijk bovendien. Wij, boekhandelaren als we zijn, mogen een' zelfden weg gekozen hebben in 't maatschappelijk handelsleven; toch volgen wij als op ons zelv' staande personen ieder voor zich zelf de rigting in denken en doen, die met onze individuële inzigten overeenkomt en die wij voor ons zelve meenen te kunnen verantwoorden. Die rigting, dat gevoelen eerbiedigen wij in elkander, 't zij we Protestant zijn of Katholiek, 't zij we orthodox of liberaal genoemd worden; wij laten ieder zijne vrijheid om te oor- | |||||||||||||||
[pagina 455]
| |||||||||||||||
deelen, - ook over de Bisschoppen; - maar ééne zaak evenwel meenen wij verpligt te zijn elkander voor te houden, en die is de vraag: in hoe verre wij allen als Boekhandelaren in de kwestie betrokken zijn? Onze drukpers heeft, zooals ze gewoon is in alle omstandigheden des tijds te doen, zich met de zaak nog al vrij ijverig bemoeid. Wie, die de boekenlijsten der laatste weken heeft nagegaan en de dagbladen heeft ingezien, opgevuld met aankondigingen van boekjes en brochures over den Pauselijken maatregel, zal niet erkennen, dat de Boekhandel hier te lande wakker is! Dit is in zeker opzigt een verblijdend teeken; 't is een blijk dat er gewerkt wordt, dat onze handelsstand zich den geest van het oogenblik ten nutte maakt, en dat hij zijne roeping begrijpt om het publiek voor te lichten en te leiden. Hoe jammer, dat het bij dien lof niet blijven mag! Wij hebben eene ernstige bedenking te maken, die wij in gemoede ons verpligt achten, en die zonder bitterheid of scherpte, zonder de minste eenzijdigheid, maar alleen ter eere van ons edel vak en in 't belang der geheele maatschappij bedoeld wordt. Heeft de Boekhandel in de laatste dagen wel altoos bedacht, welk een magtigen invloed hij uitoefent op de stemming van 't algemeen? Laten wij den stapel brochures eens nazien en een voor een doorbladeren: wat zal ons besluit zijn? Wij vinden in de eerste plaats een aantal degelijk geschreven stukken, van verschillende rigting wel, maar die alle den stempel dragen, dat ze voortgevloeid zijn uit een helder hoofd en een warm gemoed, en ernstig de belangrijke zaak ter harte nemende. Maar, helaas, hoe vele leggen wij er ook niet van ter zijde, waarvan wij zouden wenschen, dat ze nooit een uitgever gevonden hadden om te drukken, nooit een publiek dat ze lezen zou! En toch is dit laatste maar al te vaak gebeurd. De Boekhandel heeft zich - wij komen er rond voor uit - te schamen, dat hij ook alweder hier soms ge- | |||||||||||||||
[pagina 456]
| |||||||||||||||
vischt heeft in het troebele water en dat hij zulk eene hoog ernstige kwestie als de tegenwoordige op zulk eene hoogst laakbare manier gebruikt heeft tot een middel van speculatie en winstbejag. Of zal niet ieder weldenkend Protestant of Katholiek zich moeten ergeren aan die vele nietsbeduidende prullen in proza en in rijm, die, ontstaan in een of ander heethoofd van eenige partij, of (nog erger!) in het brein van den een of anderen winstzoekenden Boekverkooper, geschreven, gedrukt, uitgegeven, opgevijzeld en verkocht worden, zonder dat men er bij bedacht heeft, hoeveel zedelijk en maatschappelijk nadeel er tegen het geldelijk voordeel van het debiet overstaat? aan die pamphletten en schotschriften, die bij duizenden over 't land verspreid worden en nergens anders toe leiden, dan tot een klein gewin voor den uitgever, maar overigens tot opruijing, verbittering en onverdraagzaamheid? Zouden ze tot eere van onzen handel hebben verstrekt, die schreeuwende advertentiën in de dagbladen, soms zelfs nog geïllustreerd met een houtsneê-figuur, als een uithangbord van kwakzalverij? Zou het te verdedigen zijn in dezen tijd van spanning, dat de Boekhandel op de muren van de steden van ons anders zoo vredelievend Vaderland, met zijne billetten gisting voortplant onder de menigte, eene gisting die de gemoederen verhit en de hemel weet tot welke uitkomsten leiden kan? Wij hebben gehoord, dat in verschillende steden de policie enkele Boekhandelaren verzocht heeft, om van hunne glazen weg te nemen de voorstellingen van godsdienstige partijzucht. Geen policie kan bij onze vrije drukpers beletten, dat het bovenvermelde uitgeven, adverteren en verkoopen van zulke verpestende prullen gebeure. Laten wij dan in ons zelven, in ons binnenste, eene policie hebben, die ons afhoudt van alle speculatiën, die den toets des gezonden verstands en gevoels niet kunnen doorstaan! Laten wij in dagen als de tegenwoordige toch voorzigtig zijn en bedachtzaam, opdat wij niet een deel op ons laden van de schuld, | |||||||||||||||
[pagina 457]
| |||||||||||||||
indien - hetgeen God verhoede! - de band van broederschap en eensgezindheid verbroken mogt worden! Laten wij wel toezien, wat onze persen verspreiden, wat onze handen verkoopen, in de overtuiging dat vooral de Boekhandel zoovéél kan doen in het leiden der publieke opinie, in het leiden ten goede, indien hij de beginselen van zedelijkheid tracht voort te planten, maar ook in het leiden ten kwade, indien hij de zaden strooit van distelen en onkruid! Onze handel, onze maatschappelijke roeping is te edel, dan dat er ligtzinnig mede gespeeld worde. Bewust van haar vermogen, schrome de drukpers niet, zich te mengen in den strijd, indien er gevoelens tegen elkander over staan, zoo als in de tegenwoordige dagen; zij doe mede, krachtig mede, maar de middelen, die zij bezigt, mogen alleen waardig, eerlijk, ernstig zijn! Wanneer de Boekhandel zich zóó en zóó alléén vertoont in zijne werkzaamheid, dan mogen wij er ons hartelijk in verblijden, en welke rigting wij dan ook mogen volgen, of welke zaak wij ook willen verdedigen, wij zullen er roem op kunnen dragen, dat wij met eene goede conscientie gedaan hebben, wat onze zedelijke pligt ons voorschreef.’
Onder de uitgekomen bijbels verdient de pracht-uitgaaf met staalgravuren, bij G.B. van Goor 73.60, vermeld te worden. Zij vond den bijval, dien zij verdiende. Overigens ontnam de steeds veldwinnende kritiek over het karakter van de bijbelboeken, vooral over die van het N. Testament, aan een aantal stichtelijke huisboeken een gedeelte van de waarde, die zij vroeger voor de gezinnen bezaten. Godsdienstige leesboeken van omvang, voor twintig en tien jaren nog de morgen- en avondlektuur aan den huiselijken haard, waren niet meer zoo voldoende om aan de nieuwere behoeften te voldoen. Men begeerde of een zoogenaamd positief christelijke kleur, of een meer vrij- | |||||||||||||||
[pagina 458]
| |||||||||||||||
zinnig voedsel naar aanleiding van de moderne richting. Busken Huet's Brieven over den Bijbel en andere dergelijke geschriften hadden het zwaard des strijds onder het groote publiek geworpen, en de gemoederen ontvlamden voor en tegen. De protestantsche kerk wilde van een onzijdigen middenweg niets meer weten, maar splitste zich in tweeën, ook op het gebied van de huiselijke godsdienstoefening. Het aantal tijdschriften ten behoeve van beide partijen nam voortdurend toe, even als dat van kleinere stichtelijke geschriften. Een van ouds geliefd standaard-huisboek was zijn aantrekkelijkheid gaan verliezen; de opgewonden gemoederen verlangden elke maand, ieder oogenblik, een nieuwen prikkel voor hun godsdienstige sympathiën, en de gedurige toevloed van geregeld verschijnende of van alle kanten opdagende kleine geschriften gaf aan het belangstellende publiek voldoening en aan de drukpers handen vol werk. Ieder predikant van eenige beteekenis had wat te zeggen, ieder leek luisterde als met gespitste ooren. Men wilde weten wat men aan elkander had: het leerstellige kreeg de overhand boven het gemoedelijke. En naast die twee dogmatiseerende afdeelingen verhief zich van nieuws het onveranderde 17e eeuwsche calvinisme, dat zich uitte in herdrukken van de werken van Vermeer, Comrie en de à Brakels. Te gelijk begon ook de katholieke stichtelijke lektuur zich breeder en meer in het openbaar te vertoonen, voornamelijk bij haar hoofd-uitgever P.N. Verhoeven te 's Hertogenbosch. De klassieke letterkunde, hoe ook dalende in belangstelling, krijgt steun van beteekenis in Cobet, Hulleman, Karsten. Het Hollandsch proza wordt verrijkt met letterkundige werken van van Vloten, Beets, des Amorie van der Hoeven, Jonckbloet, Alberdingk Thijm, Lindo, Steenmeijer, van Koetsveld, Lublink-Weddik, van Oosterzee, Helvetius van den Bergh. De poëzij gaat voort al meer en meer haar gevierde muzen-zonen te hebben. Dichters en uitgevers vinden elkander en hebben in den regel | |||||||||||||||
[pagina 459]
| |||||||||||||||
voldoening van hun onderscheiden arbeid. Bloemlezingen uit vroeger dagen worden bijeengezameld en raken zoo in den smaak, dat sommigen veelmalen herdrukt moeten worden. De rederijkerskamers, die zich door het geheele land vestigen, brengen zelfs oudere dichters weêr op den voorgrond en zijn de baanbrekers voor de nieuweren. Roemer Visscher's gedichten en die zijner beide dochters; die van van Winter en van Merken; van Ockerse en van van Alphen; van Borger en van Klijn krijgen nieuwe uitgaven. Cats wordt herdrukt in prachtgewaad; Vondel's werken verschijnen, door de zorgen van van Lennep en Binger, in een editie die een eer zal blijven uitmaken voor onzen Hollandschen boekhandel; Bilderdijk's kompleete dichtwerken, door da Costa gerangschikt, zien het licht en vinden veel grooter bijval dan zij genoten bij 's dichters leven. Tollens en van Lennep verzamelen hun verzen en geven er een volledige uitgaaf van. Het kostbare plaatwerk Bijbelsche Vrouwen wordt nagevolgd door dergelijke bundels: Apostelen en Profeten en Historische Vrouwen. Bogaers, wiens gevierde poëtische schriften, in keurigen vorm gedrukt, door 's dichters mildheid tot heden toe met ruime hand ten geschenke werden gezonden, ziet zich door den geest des tijds verlokt zijn verzen in den handel te brengen. Steeds worden met ingenomenheid de nieuwe voortbrengselen begroet van da Costa, Beets, Hasebroek, Tollens, ten Kate, van Lennep, ter Haar. Hofdijk, Alb. Thijm, van den Bergh, B. Janssonius, van der Hoop, van Zeggelen. Nieuwe sterren verrijzen in Schimmel, de Bull, des Amorie v.d. Hoeven Jr, Goeverneur, van der Pot, van Beers, de Genestet, de Schoolmeester (van der Linden). De algemeene smaak voor poëzij wordt in de hand gewerkt door de uitgevers, die ook de uiterlijke vormen hunner uitgaven weten te regelen naar de eischen van den tijd. De groot 8o boekdeelen, op zwaar papier gedrukt en in hun glimmende kartonnen borden, hebben plaats gemaakt voor het goedkooper en | |||||||||||||||
[pagina 460]
| |||||||||||||||
handelbaarder klein octaaf of 12o en verschijnen veel uitlokkender in sierlijke omslagen en keurige bandjes. Als boekgeschenk zijn versbundeltjes even gezocht als stichtelijke lektuur; de boekenrekjes in de huiskamer worden tusschen deze beiden verdeeld. In de laatste maand van het jaar, bij St. Nicolaas en nieuwjaar is het een wedstrijd tusschen de pracht-almanakken en dichtbundels, waarbij uitgevers en debitanten goede zaken doen. Ook beginnen de romans daarin meê te doen. De boekhandel is terecht gaan begrijpen, dat de hooge prijs van 8o boekdeelen enkele boeken in den weg stond om zooveel debiet te vinden als zij verdienden. Ook hier zou een uitgebreider afzet de duurdere prijzen moeten vergoeden. Het groot formaat bleef nog wel altoos de regel en zou ook voor volgende jaren niet uit de mode raken, maar als uitzondering verscheen toch nu en dan een goedkooper deeltje, dat op die wijs, behalve in leesgezelschappen, zijn weg zocht bij het groote publiek, en dien vond. De omstandigheden werkten daartoe meê. De huiselijke, gemoedelijke, stichtelijke toon van velen onzer auteurs deed hun werk den middenweg houden tusschen roman en godsdienstige lektuur, en zoo was men vaak bij een eerste lezing en bij de ontwikkeling van den romantischen knoop niet voldaan, maar begeerde men een gedurige herlezing, eensdeels om de karakters der handelende personen die men liefgekregen had, anderdeels, wars van den kibbelgeest, om den zedelijken indruk der ingevlochten beschouwingen. Dat gebeurde eerst bovenal bij boeken, waarvan een eerste groot 8o uitgaaf was uitverkocht, en later bij dezulken die onmiddellijk buitengewonen aftrek beloofden. Jonathan's Waarheid en droomen, Hildebrand's Camera obscura, later van Koetsveld's Pastorie en Zedelijke novellen, Hoek's stichtelijke romans, en nog weêr iets later de Betuwsche novellen van den geliefden Cremer en de keurige Binnenhuisjens van de Bull, om maar enkelen te noemen, waren de baanbrekers. Zij vonden zooveel bijval, dat uit- | |||||||||||||||
[pagina 461]
| |||||||||||||||
gevers, als Gebr. Kraaij, 1854, en v. Druten en Bleeker, 1855, weldra de proef durfden nemen met reeksen van goedkoope romans, welke proef als vaste maatregel aangenomen werd in de Guldens-editie, 1858, door D.A. Thieme, met een herdruk van van der Hoeve's Levensbeelden op het touw gezet. Onze romantische literatuur won in dit tijdvak overigens een vierde gedeelte aan in vruchtbaarheid en had zich te beroemen op Mej. Toussaint (later Mevr. Bosboom-Toussaint), Mevr. Elise van Calcar-Schiotling, van Lennep, L. Weddik, Honig, Hoek, Schimmel, Keller, den ouden Heer Smits (Dr. Lindo), Chonia, (Kindermann), Thrasybulus (Busken Huet). Een aantal anderen, waaronder helaas veel fabriekwerk, brachten de uitgaven van oorspronkelijke romans tot een cijfer van p.m. 250. Wat vertalingen aangaat, daarin spande de Engelsche literatuur gedurende dit tiental jaren den boventoon. Zij gaf ons het werk van ongeveer 90 auteurs, bij dat van 60 Duitschers en 20 Franschen. De meestal innige en vrome geest van de Engelsche schrijfsters als Currer-Bell, Yonge, Sinclair, Kavanagh, Grace-Aquilar, Bury, Charl. Elisabeth, Gaskell, Oliphant. Ellis, Wetherell, Car. Fry, en Beecher-Stowe vooral niet te vergeten, buiten en behalve nog een aantal andere dames, stemde zoo overeen met onzen eigen geest, dat haar romantische voortbrengselen gretig werden gezocht; zij dongen in dat opzicht eervol mede met de beroemde namen van Dickens, Thackeray, Bulwer, Kingsley, D. Jerrold, W. Collins, James, Ainsworth, Warren en zoo velen meer. De Duitschers waren voornamelijk Rellstab, Auerbach, Zschokke, Gotthelf, Hackländer, Belani, Gerstäcker, Herlossohn, Bernstein, Freytag, Willkomm, Wildenhahn. Uit het noorden bleven belangstelling wekken Fred. Bremer, Em. Flygare Carlèn, Andersen, Wetterbergh, Bernhard, Oom Adam, terwijl Manzoni als Italiaan, Puschkin als Rus, meer dan gewone aandacht trok. Van de Franschen kregen wij Cherbuliez, Souvestre, Bun- | |||||||||||||||
[pagina 462]
| |||||||||||||||
gener, Berthet, maar ook, bij de handelsvoordeelen die zij afwierpen, Dumas, Sue, Vidocq, Paul de Kock. Wat woordenboeken, taalkunde en onderwijs betreft, ook hier gelde wat vroeger daaromtrent is opgemerkt. Onze lijst geeft alleen de meestgebruikte en de duurdere werken aan, met voorbijgang van die kleinere boeken, die vaak zulke kostbare fondsartikelen waren. In elk geval geeft zij doorslaande blijken, hoe in dit tijdvak de school-beoefening der klassieke talen en de wetenschappelijke beoefening van onze eigene Hollandsche taal hand over hand toenam en welk een handelsbeweging hiervan het gevolg was. Tweede en derde drukken waren bovenal hier aan de orde, en de uitgever, die het geluk had een algemeen gebruikt woordenboek in zijn bezit te hebben, vond daarin een rentegevend artikel, beter dan tien andere kopijen. Geen wonder dat daardoor de concurrentie al scherper en scherper werd en men soms door voorbeeldeloos lage prijzen een ander van de baan trachtte te schuiven. Ook de studie der oostersche talen ging gelijk op met de belangstelling in onze overzeesche bezittingen. Kunstwerken vonden al meer en meer uitgevers en bijval bij het publiek. De gemakkelijker vervoermiddelen en de aanwakkerende lust tot reizen maakten het uitgeven van plaatselijke albums, als reisgidsen en souvenirs, tot winstbelovende ondernemingen. Afbeeldingen, aan Indië ontleend, lokten te meer aan, naarmate bijna iedere familie van haar leden naar de koloniën zag uitgaan. De firma Buffa hield de hand aan de beroemde Hollandsche graveernaald door van onze oude schilderschool kopijen te laten maken door Couwenberg, Kaiser, Sluijter, Taurel en anderen. Maar bovenal vielen bij het publiek in den smaak de zich gedurig opvolgende geestige schetsen van Alex. Ver-Huell, hetzij uit het jolige studentenleven gegrepen, hetzij ontleend aan zoo vele maatschappelijke en huiselijke toestanden, die hij met zijn lithographische teekenstift schier even welsprekend wist | |||||||||||||||
[pagina 463]
| |||||||||||||||
terug te geven als Hildebrand dat gedaan had met zijn humoristische pen. Letterkunde en kunst begonnen in dit tijdvak een inniger verbond te sluiten, blijkbaar uit de gezamenlijke albums van onze dichters en schilders, door uitgevers daartoe aangezocht. De aanwinst in dit opzicht was dan ook van vrij wat grooter beteekenis dan het merkwaardig afnemen van de literatuur der vlugschriften. Sinds het getal tijdschriften en dagbladen toenam, vonden daarin een uitweg allerlei soorten van pennen, die tot nu toe haar toevlucht in brochures hadden gezocht. Wel raakten die laatsten daardoor niet uit de wereld, maar zij kregen haar eigen organen en maakten het den Boekhandel vrij wat minder lastig. Wat goed was kon op de periodieke pers in den regel zijn plaats vinden, ook zonder de hulp van een uitgever te zoeken. Het getal kinderboekjes, door verschillende firma's, waarbij, behalve vroeger genoemden, Sijthoff, Nooth. v. Goor. Tielkemeijer, Sybrandi, Loman, v. Druten & Bleeker, van Kampen, Roelants, Binger, J. de Haan, Schierbeek e.a. zich aansluiten, klimt met ieder jaar. Schmid, Hoffmann, Nieritz, Mevr. van Meerten, zijn nog altoos gevierde namen. Maar ook nieuwe auteurs wijden zich aan kinderlektuur: van Schaick, v.d. Noorda, v.d. Broek, Bruinses, Gerdes, v.d. Hoop, de Charante, Evangeline, en bovenal niet te vergeten van Zeggelen, Ising, van Koetsveld, Mevr. Elise van Calcar-Schiotling, tante Jans, Andriessen, Schenkman en Goeverneur. Vooral de lieve werkjes van laatstgenoemden, zijn Jongenspret, Meisjesweelde, Ondeugende kinderen, Tooverlantaren, Chineesche Schimmen, Knipsels met de schaar en zooveel meer, zijn lievelingsboekjes geworden, die vooral met St. Nicolaas bij honderden verkocht worden. Niet minder zijn gezocht de zoogenaamde Struwelpeters (Piet de Smeerpoets enz. enz.) bij Roelants uitgegeven, en voor meer ontwikkelden de Wijde, Wijde Wereld van Miss Wetherell en de Lantaren-opsteker. Ook de | |||||||||||||||
[pagina 464]
| |||||||||||||||
reeks van guldensboekjes, door Fuhri op het touw gezet, en de keurige verhalen van van Koetsveld, bij van Nooten. De Versjes van van Alphen beleven nog steeds herdrukken in bevalliger gewaadGa naar voetnoot1; Lossius' Gumal en Lina, en de oude beroemde Robinson Crusoe (naar de 70e oorspronkelijke editie bewerkt) blijven, als vroeger, bij elk nieuw jong geslacht in de mode. De eenvoudige vormen van voorheen worden al sierlijker en smaakvoller, en naast de kartonnen bandjes en gekleurde, geïllustreerde omslagen komen de linnen bandjes in zwang. De handel in kinderwerkjes wordt een belangrijke tak, en op de najaarsreizen der uitgevers zijn de aanbiedingen daarvan veelal de hoofdzaak. Het tijdschrift Museum voor de jeugd, in 1851 opgericht en tot | |||||||||||||||
[pagina 465]
| |||||||||||||||
1857 voortgezet, kon niet langer staande blijven tegenover Fuhri's Kindercourant, die door zijn degelijke en afwisselende lektuur elke week een welkome verschijning werd in iedere huis- en kinderkamer.
Het getal alleen letterkundige of gemengde tijdschriften, in den loop van 1851 verschenen, bedroeg 154, verdeeld als volgt:
buiten die, welke aan zegelrecht onderworpen waren. Werden deze erbij geteld, dan bedroeg het getal tijdschriften ongeveer 260, dat is één op de 10000 zielen. Zelfs de boekhandel maakte zich over het steeds vermeerderend aantal tijdschriften ernstig ongerust. In het Weekblad van Januari 1852 wordt in een hoofdartikel gewezen op het treurig verschijnsel, dat dit nieuwe jaar aan zooveel ondernemingen van periodieken aard het leven gegeven heeft. De schrijver wenscht ervoor te waarschuwen en betoogt, hoe verderfelijk dergelijke uitgaven zijn voor het publiek en voor den boekhandel zelven. Voor het publiek, omdat daardoor het half-weten bevorderd wordt in plaats van het degelijk weten. ‘Wat wordt er van grondige studie en van smaak zegt hij, ‘indien eenig onderwerp in één of twee vellen behandeld wordt, en men in de meeste maandwerken in één nommer 4 of 6 artikels van den vreemdsoortigsten inhoud door elkander geplaatst ziet? Onzes bedunkens kweekt dit alleen die oppervlakkige kennis en dat ongelukkig gebrekkig weten, dat, helaas, hoe lang zoo meer noodig schijnt om zich | |||||||||||||||
[pagina 466]
| |||||||||||||||
met gemak in de dagelijksche zamenleving te kunnen bewegen. Zoodanige kennis bij onze natie te bevorderen, vreezen wij meer dan volslagen onkunde.’ En wat den boekhandel-zelv' betreft, deze gooit door de zucht naar gewin eigen glazen in, meent hij. De uitgever bederft of vermindert er zijn fonds door; de debitant ziet er zijn debiet van kostbare boeken door verkort. Door de ondernemers van tijdschriften worden de schrijvers, die vroeger gewoon waren de vrucht hunner studie in rond afgewerkte boeken neêr te leggen, door hooge aanbiedingen verlokt om die vruchten te verbrokkelen en aan tijdschriften af te staan. ‘Och,’ zoo verzucht de schrijver, ‘aan wie de schuld van dezen kanker? Aan niemand dan de uitgevers! De zucht tot geld doet u alles voorbijzien wat ernst is en de deur open zetten voor de oppervlakkigheid. Door het aanbieden van ongehoorde honararia - uwe nommers moeten op den bepaalden tijd vol! - graaft gij der wetenschap en uzelven een graf. Gij moogt voor korter of langer tijd uwe Tijdschriften zien bloeijen en die grooter honoraria kunnen beloven, er is voor alles eb en vloed. De tijd komt - en is misschien meer nabij dan men gist! - dat men zal inzien, dat van alles wàt te genieten geen duurzaam genoegen of bevrediging geeft. Dan zal men naar degelijker voedsel vragen. De auteurs hebt gij verwend, uitnoodiging op uitnoodiging heeft hun telkens tot stouter geldelijke eischen vrijheid gegeven. Bovendien hebben zij hun geest geweld aangedaan en alles gegeven wat zij te schenken hadden. Gij zult niets degelijks meer te wachten hebben, en..... onze handel zal meer en meer kwijnen!’ Ongegronde bekommering, die door later feiten wel zou beschaamd worden. Toen de spoorwegen kwamen, zou het met het kalm en rustig vervoer van reizigers gedaan zijn; - toen de photographie verscheen, dreigde de schilderkunst gevaar te loopen; - toen de briefport verminderde en de telegraaf in wer- | |||||||||||||||
[pagina 467]
| |||||||||||||||
king kwam, zou de posterij haar kostbaar beheer niet meer kunnen dragen; - toen de maandschriften en dagbladen vermeerderden, de prijsvermindering van boeken al meer en meer in zwang kwam en, later, de tweedehands-handel kracht kreeg, zoude degelijke boekhandel gaan kwijnen. Niets van dat alles gebeurde. Integendeel: de bespoediging van de middelen van verkeer, de gemakkelijkheid van meêdeeling, de ruimer verspreiding van lektuur vergrootten de behoefte tot persoonlijke verplaatsing en onderlinge gedachten wisseling, tot verspreiding van kunst en kennis, en de toekomst zou bewijzen, hoe vooruitgang op elk gebied vaak geboren wordt uit een schijnbaren druk van het oogenblik. |
|