Eerlycke tytkorting
(1634)–Jan Harmensz. Krul– AuteursrechtvrijStemme:
| |
[pagina 42]
| |
Kusjes, ja noch boven dien,
Al de lieve gluurtjes
Die ghy mijn soo vaeck liet sien,
Met veel Minne-kuurtjes;
Ia u wesen soete Meyd,
Heeft mijn duydend vaeck gheseyd
Dat ick soud' mijn sinnen,
Stellen tot het Minnen.
Pronck van alle Nimphjes braef,
Nu ick heb verkooren
Vind' ick mijn u eyghen slaef,
Al mijn lust verlooren:
Al de straeltjes, al het licht
Van u Goddelijck ghesicht,
Die mijn brand ontsteecken,
Zijn my af-gheweecken.
Is het om dat Tyter ken
Soeter met u vleyen?
Denckt dat ick weer trouwer ben,
Waerom wilt ghy scheyen?
Of hy schoone woordjes geeft,
Dat ist oock al dat hy heeft.
Tyter soeckt maer kussen:
Om zijn brand te blussen.
Maer ick soeck mijn Engel staegh
(Door Cupidoos krachjes)
V te dienen alle daegh
Met veel lieve nachjes;
Minnelijck (met soete vreught)
Te voldoen u jonghe Ieught.
| |
[pagina 43]
| |
Hierom Amarillis,
Mint my soo 't u wil is.
Moght ick eens mijn Lipjes weer
Met u mond bedouwen,
En woud ghy u Lipjes teer
Aen de mijne houwen,
Hemels vreughde soudt my zijn.
Ick vertrou dat selfs Jupijn
Sou van d'Hemel dalen:
Om die vreughd' te halen.
|
|