Eerlycke tytkorting
(1634)–Jan Harmensz. Krul– Auteursrechtvrij
[pagina 6]
| |
Geschreven in haer Rym-Boeck.GAet Letter-drager, gae, draeght bootschap aen dijn Vrou,
(Naest heusche groetenis) hoe garen dat ick sou
Voldoen haer lieve wensch, wel eertijts mijn vermaken,
Maer nu verandert door verscheydenheyt der saken:
| |
[pagina 7]
| |
Indien de tijdt my gaf bequaemheyt, als wel eer,
Gae, seght Amyra ick volbracht haer lief begeer;
'k Heb nu niet dat ick had, 'k had, 't geen ick heb gegeven,
'k Geef dat ick niet en had, 'k schrijf 't geen noyt was gheschreven.
Gae, Letter-drager gae, en bootschapt aen dyn Vrou,
Dat ick soo niet en ken, als ick wel garen sou
Beschrijven Roem met Rijm, of boeten lust met dichte,
Die (soo sy sulcx weer ter hand neemt) wenscht te stichte
Met stof, ghelijck met reen: best doet hy die 't best keurt.
Die wint daer hy verliest, is vrolijck, schoon hy treurt.
Wens gunt de wens haer wens, ick thoon de daet ten leste,
Het blijckt, mijn Geest, en Pen zijn voor Amyr ten beste,
Om 't spraeckeloose Boeck doen spreecken op zijn maet,
Boeck dat de lust weer voed, hoe wel de lust vergaet:
Hou op mijn Rijm-Godes, te veel, mocht licht verveelen,
Rijm op ghevoysde maet, soo mach Amyra queelen
Rijm, soo dat Rijm, en voys, haer tot behagen zy,
Op dat mijn dienst voldoe Amyra, 'k meen Mary.
|
|