Eerlycke tytkorting(1634)–Jan Harmensz. Krul– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Folio **2v] [fol. **2v] Lof-rym, over d'Eer-lycke tydt-kortingh, en Konst-rijcke Lusts-Oeffeningh, van J. Harmansz. Krvl. GH'lijck Nijls springh-ader was Egiptens vruchtbaerheyt Is 't konstrijck Amsterdam deur wijsheyt wijt verspreyt: Belgica u Aitheen vol van bedaerde luyster Die weetheyts borsten suycht, en breeckt door 't domme duyster Als Phoebus helder licht verweent den dagheraet, Siet hier Leer-lustent volck, door reden, en sangh-maet Gheschoncken dit Iuweel vol aenghenaem verander, Waer Reden-rijck, Musijck, twee Susters met malkander Sijn tot vermaert eerlot, Thoonelijck afghebeelt, Daer ons Vrients Hypocreen soo Krullende inspeelt Dat d'hartjens van de Ieucht doet snaecken bly uytschat'ren, Ia selfs, de minne vrou, al rijdent komt aen klat'ren Van Roem, merckt noch hier by, veel Rijmen soo bedeft Dattet in t'wijse soet, veel and'ren overtreft. Vloeyende Amstels-Geest, Lof sy u werck en lusten Blijft langh in Eelen doen, en laet geen Musa rusten Tot nut, tot Lof, tot Roem, en veel eerlijck vermaeck Dat Reedens Liefde bloeyt, onder het Gult ghedaeck Van wijsheyt, daer dees Stadts, Const-grage Borgeryen Haer mogen u ten danck, in grooten en verblyen. Bemint de VVaerheydt. Vorige Volgende