De schrijver, zijn schaamte en zijn spiegels
(1981)–Gerrit Krol– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 42]
| |
13. Over de weg van Le Bacarès naar PerpignanSchrijvers wier werk daartoe aanleiding geeft wordt vaak de vraag gesteld of wat men heeft gelezen ook echt gebeurd is. Een eenduidig antwoord is niet te geven. Wel wijst de vraag erop dat het gaat om een verhaal dat, kennelijk, gebeurd had kúnnen zijn. Moge de geschiedenis dan niet hebben plaats gevonden, ze heeft toch een zekere waarschijnlijkheid, of geloofwaardigheid - en dat is precies het criterium waaraan men een verhaal op kwaliteit kan toetsen. Het is niet het enige criterium, en ook niet het eenvoudigste. Je kunt een verhaal geloofwaardig maken door het te plaatsen tegen een herkenbare achtergrond: Amsterdam, of Parijs, inclusief de Eiffeltoren en andere attributen die de geloofwaardigheid sterk verhogen, in eerste instantie. Dat kan in tweede instantie, waar de personen zelf ten tonele worden gevoerd en aan het spreken slaan, nog wel 's tegenvallen. Het is best mogelijk dat bijvoorbeeld een sprookje, dat speelt in ‘een niet met name genoemd land’, waar elfen, reuzen en sprekende dieren wonen, het in geloofwaardigheid tenslotte royaal wint, wat betekent dat een verhaal geloofwaardig kan zijn zonder dat in het in dié termen ooit echt kan zijn gebeurd. Wat houdt dan de waarde van genoemde waarschijnlijkheid in? Hermans geeft er, in zijn bekende essay Experimentele romans, een antwoord op: ‘Een roman verkrijgt waarschijnlijkheid door gebeurtenissen en personen te rangschikken in een verband.’ Met dat verband bedoelt hij een | |
[pagina 43]
| |
ordening. Niet een ordening zoals je die objectief kunt waarnemen, of vaststellen, maar een ordening zoals die zich manifesteert op het moment dat het verhaal geschreven wordt - in 's schrijvers hoofd: ‘Niet de werkelijkheid die beschreven wordt is van het grootste belang, maar de beschrijver. Het is namelijk een eigenaardigheid van de mens dat hij de chaotische werkelijkheid die hem omringt, toch beschrijven moet. Hij beschrijft hem alsof hij geordend was. Hij wil er een orde in leggen. Misschien weet hij dit, weet hij dat het zijn hoogst persoonlijke orde is die hij erin legt, maar hij kan het niet laten.’ Dit zijn gouden woorden. De vraag is alleen hoe we ons die orde, of dat verband, in het algemeen moeten voorstellen. Laten we, om die vraag te beantwoorden, aannemen dat het verhaal elementen bevat die echt zijn gebeurd én elementen die ‘zijn ontsproten aan de fantasie van de schrijver’. Wat de man niet echt heeft beleefd, dat stelt hij zich maar voor, door zich in die historie in te leven, als een toneelspeler. Werkelijkheid en fantasie - men zal het beamen. Maar wat men niet weet en zelfs de schrijver heeft het niet altijd door, is dat werkelijkheid en fantasie zich vaak manifesteren in één en dezelfde zin. Dan is dat verband dus die zin zelf. Je kunt het vergelijken met de manier waarop je, door elektrische stroompjes door een draad te laten lopen, soortgelijke stroompjes opwekt in een draad die daaraan evenwijdig loopt. Bijvoorbeeld: je bent een keer, lopend van Landsmeer naar Ilpendam, erg gelukkig geweest. Dat kun je beschrijven omdat je het beleefd hebt. Maar als je op het moment van schrijven je niet opnieuw inleeft in dat gevoel, komt het niet op papier terecht en dan gelooft de lezer je niet en heb je het niet goed beschreven. Als je daarentegen schrijft dat je, lopend van Le Bacarès naar Perpignan, met het zicht op de besneeuwde Pyreneeën, erg gelukkig geweest bent, wat dus niet waar is, want je bent er nooit geweest, dan dwing je jezelf daarmee je in het beoogde ge- | |
[pagina 44]
| |
luksgevoel in te leven. Dat is niet moeilijk, want het gevoel is niet nieuw, het was alleen ergens anders. Zo bestaat elke roman, als een goede lijm die de lezer aan het boek bindt, uit twee componenten: waarheid en verdichtsel.Ga naar eind10 Een verhaal wordt door deze twee gedurige componenten opgespannen als een vlechtwerk, als een brug. Het moet sterk zijn, er moet iemand op kunnen staan, je moet naar de overkant kunnen lopen zonder dat het breekt. De structuur ervan zou je kunnen vergelijken met die van een weefsel: schering en inslag, en soms is de schering waarheid en soms de inslag, en het verdichtsel staat er loodrecht op. |
|