bewonderd. Het ging mij, geestelijk, erg voor de wind en ik zou, als ik ijdeler was geweest en oppervlakkiger, wie weet, een groot kunstenaar geworden zijn.
Als je jong bent, wil je groot zijn. Die grootheid wordt verpersoonlijkt niet door iemand uit je omgeving maar door je zelf. Veel beter is het daarom je zelf wat dat betreft aan banden te leggen, hetgeen synoniem is aan de noodzaak je zelf niet groter te zien dan je omgeving je ziet. Niemand van al de mensen die je kent is zo zeer je agressie waard als je zelf.
Misschien had ik, in plaats van te studeren, een liftreis door Europa moeten maken, een jaar in Afghanistan doorbrengen zoals een van mijn vrienden; misschien was dat wel heel goed geweest, voor mij. Misschien ook was ik daarin ten onder gegaan. Nooit te weten gekomen wat voor persoon ik was. Misschien was het daarom toch goed meteen aan die wiskundestudie te beginnen.
Aan het begin van je leven is nog van alles mogelijk; daar is het een begin voor, maar de meesten van ons hebben aan dat begin al een duidelijk onderscheid van wat geest is en wat materie en daarnaar hun keus gemaakt.
Een stratemaker kan zijn beroep hebben uitgekozen omdat dit leven, terwijl hij de ene steen na de andere in het zand tikt, hem de ruimte geeft voor zijn overpeinzingen; niemand die hem daarin stoort. En hij maakt nog een straat ook. En wie naar hem kijkt, hem beschouwt en zegt dat is een stratemaker, zo iemand zit mogelijk op een kantoor omdat een kantoor of in het algemeen een binnenfunctie je in staat stelt, vanachter je raam ten aanzien van de mensen die buitenwerk verrichten beschouwingen weg te geven, maar ook wel zit iemand op een kantoor omdat hij zo graag een telefoon in de hand heeft en er voor zor-