Huiselijke poëzie(1999)–Ellen Krol– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende H. Tollens Cz. Goede reis aan mijn jongste dochtertje, bij haar geboorte Levenshulkje! steek in zee, voer uw vrachtje naar de ree die ginds opblauwt uit de baren: Kindje-lief! geluk in 't varen! Dobber zoet en zachtjes voort: Welkom en geluk aan boord! Ginderheen geleidt de tocht; ginderheen, langs klip en bocht, [pagina 21] [p. 21] waar de wijkplaats ligt verscholen, 't heuglijk eind van al ons dolen. Goede reis naar de overzij! Vóó de wind en gunstig tij! Maar helaas! hoe blij van geest, vaders hart is diep bevreesd voor de stormen die u dreigen, stormen onze zeeën eigen... Dan - ik rust op Gods bestel: Laat me u kussen en vaar wel! Nee, niet altoos, dierbaar kind! 't Gaat niet altoos voor de wind, recht op de oevers aangelegen: dikwijls loopt de reis ons tegen; 't gunstig koeltje draait en keert: nog gelukkig wie laveert. Dikwijls stuwt een dolle orkaan al zijn vlagen huilend aan, die de golven woest doen koken en de steven fel bestoken totdat boord en bodem beeft: wel hem, die zijn zeilen reeft. Dikwerf werpt een dondervlaag mast en takels overstaag, rukt en ploft ons in de kolken, neemt en smijt ons naar de wolken, kneust ons kieltje lek en rank en verplet het op een bank. [pagina 22] [p. 22] Wel hem die langs effen vloed rustig naar de haven spoedt; die aan 't slingrend roer blijft waken en zijn ankers weet te haken; die de diepten zorglijk peilt en zich op geen klip verzeilt! Steek, mijn kindje! steek in zee, dobber zacht naar gindse ree; rol uw wimpeltje uit de kreuken. Moog geen storm uw scheepje beuken...! Maar - ik rust op Gods bestel: Laat me u kussen en vaar wel! Vorige Volgende