De anderen keken hem vragend aan.
‘Vreemd,’ mompelde de piaiman nogmaals.
Hij deed een paar stappen naar rechts, draaide zijn hoofd ietwat scheef en zette zijn linkerarm in zijn zij. Na enige seconden maakte hij weer een paar stappen, draaide zijn hoofd naar de andere kant en plaatste de rechterarm in de zij.
Koeryoa en Sinapo probeerden, verontrust hun hoofden meedraaiend met die van Peyayo, een dreigende rampspoed uit de sterren te lezen.
De piaiman wees naar boven.
‘Zien jullie die twee sterren daar?’
De mannen tuurden omhoog, langs de opgeheven vinger van Peyayo.
‘Welke bedoel je,’ vroeg Sinapo. ‘Het zijn er zoveel.’
‘Kijk daar, onder de grote Sano.’
De poolster was door haar uitzonderlijke helderheid duidelijk te onderscheiden van de andere hemellichamen. Vlak onder haar glommen vaag twee identieke lichtjes.
‘Dat is niet normaal,’ zei Peyayo.
‘Ik heb die twee sterren nooit eerder gezien.’
‘Hebben zij iets te betekenen,’ vroeg Koeryoa aan de sterrenwichelende piaiman.
Peyayo lachte zachtjes.
‘Ik denk dat we vannacht een verrassing krijgen. Laten we naar het kamp van Sinapo gaan.’
De mannen liepen in de richting van het dorp dat op een steenworp van de rivier was opgezet. De meeste dorpsbewoners waren in diepe rust. Door de opening aan de voorzijde van hun kampjes was de gebogen lijn van hun lichamen in het katoenen weefsel van hun