Als Moenna weg is, wrijft Anansi in zijn handen. ‘Famiri, hier heb ik nou altijd van gedroomd. We zijn niet alleen veilig, maar dat eeuwige gehossel voor eten is ook afgelopen. Alles ligt hier voor het grijpen.’
‘Hiep, hiep hiep...’, roept Makuba.
‘Hoera!’, vallen de anderen in en samen dansen ze in het rond.
Drie weken lang doen de Anansi's niets anders dan slapen, eten en een beetje tori praten.
Dan vraagt Makuba op een dag: ‘Is zus Nanza vandaag niet jarig?’
‘Ik heb zin in een feestje’, zegt Prodomientje.
‘Mooi feest zal dat worden’, moppert Junior, ‘zonder drinken en alleen maanbrood te eten. Bovendien, wie moeten we uitnodigen. Ik heb geen zin de hele avond met jou te dansen.’
‘En ik helemaal niet met jou’, bijt Prodomientje van zich af. ‘Jij gaat uit de maat en zingt zo hard mee met de muziek dat ik er doof van word. Geen enkele dame wil met jou dansen.’
‘Ga op het dak zitten met je damesgezicht’, snauwt Junior. Boos gaat hij op een rots zitten.
‘Ma, ik lust pindasoep’, klaagt Sjaki.
‘Pa’, piept Ukkepuk, ‘wanneer gaan we naar huis?’
Anansi strijkt eens door zijn kroeze haardos. Wat moet hij nu beginnen?
Dan ziet hij de maanspin in de verte aankomen. ‘Laten we Moenna vragen of er hier nog iets te beleven valt.’
‘Die groene griezel’, fluistert Jasmijntje onbeleefd tegen Toetje.
Moenna doet alsof hij niets heeft gehoord.
‘Hoe gaat het dames?’, vraagt hij vriendelijk.
‘Het is zo saai’, klaagt Prodomientje.