Lezen doet je goed. Leerjaar 7c
(2023)–Ismene Krishnadath–
[pagina 104]
| |
Yaw en de vlinderHeel vroeg de volgende morgen, nog voor de zon op was, wachtte Yaw bij de trap van het huis waarvan alle ramen en deuren nog dicht waren. Misi Maria en misi Thea kwamen de trap af. In de hand hadden ze elk twee lange stokken met op het eind een soort doekje. Over het erf liepen ze naar achteren. Yaw liep achter ze aan, voorbij de slavenhutten, voorbij de stal en de kippen, nog verder gingen ze het bos in. Misi Maria legde haar vinger op haar lippen en fluisterde: ‘Waka safri.’
Daarna ging Yaw voorop lopen. Voorzichtig om zich heen kijkend, slopen ze verder. Het bos werd dichter en daar zagen ze een blauwe vlinder fladderen bij een grote gele bloem. Misi Thea liet het netje aan de stok op de vlinder vallen en hij zat gevangen. Yaw begreep nu hoe vlinders gevangen werden. Misi Thea had ook een houten kistje met een deksel van gaas en daarin ging de vlinder. Het was niet makkelijk om vlinders te vangen. Ze slopen heel voorzichtig naar de plant, maar vaak was de vlinder al weer weg voordat het netje erover was gevallen. | |
[pagina 105]
| |
‘Vlinders zuigen de nectar uit de bloemen’, zei misi Maria, ‘daarom fladderen ze van bloem tot bloem. Ze brengen dan ook stuifmeel over van de ene bloem naar de andere. Dat is een kringloop van de natuur.’
De vlinders waren ze vaak te snel af, maar toch vingen ze vier vlinders. Toen zag Yaw nog een heel mooie met veel kleuren. Het lukte hem nog die te vangen.
‘O, Yaw! Dat is een mooie’, riep misi Thea, ‘dat heb je knap gedaan!’
Yaw voelde zich heel trots.
Toen ze weer in huis waren, zei misi Maria: ‘Zo, nu gaan we volgen hoe ze eitjes leggen. O, kijk eens, deze heeft al eitjes gelegd. Kijk hier op dit blad.’ Yaw keek, maar hij zag geen eitjes, wel een heel klein knopje op het blad. Misi Maria haalde uit een doosje een rond stuk glas aan een steel. Dat hield ze boven het blad.
‘Luku dya’, zei ze.
Yaw keek door het glas naar het blad. Ja, nu zag hij een hoopje kleine ronde bolletjes op het blad. Hé, dit was ook iets wonderlijks. Als je door dat glas keek, werd alles veel groter. Hij hield even zijn vinger eronder. Nu zag zijn vinger eruit als een grote dikke vinger.
‘Dit is een vergrootglas’, zei de misi. ‘Hierdoor zie je alles veel beter.’
Op het blad waarop ze de vlinder had, lag een klein hoopje eitjes.
‘So pikin so’, zei Yaw, want hij vond dat maar niets.
Misi lachte en zei: ‘O Yaw, hier zijn al meer dan honderd eitjes. Goed opletten, hoeveel er uitkomen. De meeste gaan gewoon dood hoor. Laten we nu naar jouw rupsen kijken.’
Ze zagen dat de grote rupsen al aardig wat van de bladeren hadden gegeten en nog steeds aan het eten waren.
‘Sst!’ Misi Maria deed haar vinger op haar lippen. ‘Stil, luister goed!’
Ze hield haar hoofd vlak bij het bakje. Glimlachend knikte ze en ook Yaw hield zijn hoofd boven het bakje. Hij hoorde het werkelijk! Je kon de rupsen horen kauwen! | |
[pagina 106]
| |
Voortaan keek Yaw elke dag naar de rupsen in het bakje. Na drie dagen zag hij alleen maar zwarte hoopjes.
De misi kwam ook kijken. ‘Dat is rupsenpoep’, zei ze. ‘Ze eten veel en poepen ook veel. Dat moeten we schoonmaken, anders gaan ze dood.’ Yaw veegde met een stokje de zwarte hoopjes bij elkaar en gooide dat weg. Misi Maria zei: ‘Als de rups nu op een blad aan de plant zat, zou dit vallen en was het ook mest voor de plant. Zie je, dit is ook een stukje van de kringloop. Werkt de natuur niet prachtig?’
Yaw was zo benieuwd! Elke dag keek hij in de bakjes en zag hoe kleine wormpjes uit een paar eitjes kwamen en hoe die meteen begonnen te eten en iedere dag groter werden. Bij zijn eigen grote rupsen ging het niet zo snel. Hij bracht verse bladeren van de boom waar hij de rupsen gevonden had. De rupsen aten en aten, werden groter en dikker, maar verder gebeurde er niets.
Yaw werd ongeduldig. Zo lang wachten! Na ruim een week was het alsof de rupsen verkleurden en stijf werden. Ze waren nu grijs en werden als een strak doosje. Misi Maria bekeek alles heel aandachtig, soms met het vergrootglas.
‘Kijk Yaw, zo wordt de rups een cocon! Ze hebben zich verpopt!’
Yaw dacht dat het maar goed was dat die rupsen nu stijf en hard waren en geen blad meer hoefden te eten, want die boom waar hij hun bladeren plukte, had bijna geen bladeren meer. Alles was door rupsen opgegeten. Wist de misi dat wel? Hij moest haar dat toch vertellen.
‘Misi, a bon, ala wiwiri gowe’, zei hij.
Maar de misi zei: ‘Tan luku, a bon o kisi nyun wan.’
Dagelijks keek Yaw naar de cocons. Helemaal hard en stijf, geen beweging in die dingen. Zou daar een vlinder uitkomen? Misschien vergiste de misi zich, misschien waren die rupsen dood! Hij ging ook bij de boom kijken en na een paar dagen zag Yaw kleine jonge blaadjes aan de takken. Hij zag ook een paar van die grijszwarte doosjes aan takken hangen en wist dat dit cocons waren. Ook helemaal hard en stijf. Elke dag keek hij in het bakje maar na tien dagen was er nog steeds geen vlinder! Hij ging ook kijken bij de boom en raakte één van die cocons aan; het steeltje brak af en het viel op de grond. Voorzichtig pakte hij het | |
[pagina 107]
| |
op en zette het op een tak van de boom. Terwijl hij dat deed, hoorde hij geroep vanaf de steiger.
Yaw liep naar de waterkant. Er was een boot gekomen en er stapten mensen uit. Het was de masra.
Yaw ging vlug de trap op. Hij zag misi Thea en zei: ‘Misi, boto kon, masra kon nanga a boto!’
De masra kwam naar het huis en achter de masra een misi. Dat was de misi van hun vorige plantage. De misi die Yaw nog nooit eerder gezien had. En achter de misi kwam een zwarte vrouw met een witte baby op de arm. O, dus hun misi had een baby! Ze kwamen bij deze misi op bezoek.
Yaw hoopte vurig dat ze niet waren gekomen om ma met hem en Amba terug te halen, want hij was heel graag hier. Deze plantage maakte geen suiker of iets anders en ze hoefden niet hard te werken en hier leerde hij zoveel nieuwe dingen, zoals een rups die een cocon werd waaruit een vlinder zou komen.
Yaw zag hoe de roeiers van de boot twee kisten en zakken naar het huis brachten en op de voorgalerij zetten.
Hij wilde helpen en vroeg: ‘Misi, mi kan tyari disi insey?’
Misi Thea antwoordde: ‘Nee Yaw, yu kan libi ala. Yu kan go na oso!’
Hij begreep dat hij die dag niet meer in huis gewenst was.
De volgende dag ging Yaw voor zijn dagelijks werk naar het huis. Hij ging door de achterdeur naar binnen en naar de werkkamer vanwaar hij de misi en de masra hoorde praten op de voorgalerij. Mocht hij vandaag wel hier zijn? Hij wist het niet.
Hij keek in het bakje met de cocons. Zag hij beweging? Ja, bij die grote, die dikste, was het alsof hij iets zag bewegen in het midden. Hij maakte zijn lap nat en begon de flessen op de bank schoon te vegen, maar hij ging toch telkens kijken bij de cocons. Ja, die grote grijze; bij die was het alsof er een klein barstje in het midden was en wat was dat...? Hoorde hij iets? Gespannen bleef hij kijken en luisteren. Ja, het was net alsof iets scheurde..., srrr, srrr, de cocon brak open! Toen aan de achterkant..., eerst pootjes, en dan een lijfje..., een vlinder met | |
[pagina 108]
| |
dichtgeklapte vleugels.
Ze was even stil en toen was het alsof ze zich schudde en de vleugels opensloeg. De vleugeltjes glommen alsof ze nat waren. Ademloos keek Yaw toe. Wat was dat prachtig! De vlinder hipte even en fladderde met de vleugeltjes. Toen vloog ze en kwam zitten op Yaws arm. Wat een mooie vlinder; blauw, groen, geel, zoveel kleuren. Dit was zijn vlinder! Ze kende hem, daarom kwam ze zitten op zijn arm. Zo mooi, zo prachtig! En deze mooie vlinder zou misi Maria straks op een plankje prikken. Nee, dat mocht niet. Zijn vlinder moest buiten vliegen. Ze moest kunnen fladderen van de ene naar de andere bloem, buiten in de zon.
Op zijn tenen liep Yaw naar buiten, door de achterdeur, het trapje af. De vlinder bleef zitten op zijn arm. Beneden op het erf hield hij zijn andere hand als een scherm boven haar en liep vlug over het erf, naar achteren, het bos in. Bij een plant met bloemen haalde hij zijn hand weg en gaf met een vinger een tikje aan het lijfje. Meteen vloog ze op en zag hij haar even later bij een bloem. Wat was ze mooi! Ze fladderde weer op en kwam naar hem toe. Ze zat even op zijn voorhoofd. Hij voelde zich vreemd. Het was net alsof de vlinder hem kwam groeten.
‘Adyosi vlinder, waka bun!’, fluisterde hij.
Nu vloog de vlinder omhoog. Haar vleugels schitterden in het zonlicht. ‘Frey gowe vlinder, frey gowe!’, fluisterde Yaw, terwijl hij haar nakeek.
Hij draaide zich om en liep weg. Hij ging terug naar de bigi oso. Wat zou de misi zeggen als ze de lege cocon zag en geen vlinder? Ze zou hem vragen of hij de vlinder had zien uitkomen en of hij wist waar die vlinder was. Niemand had hem in die kamer gezien en niemand had hem zien weglopen met de vlinder op zijn arm. Als de misi zou vragen waar de vlinder gebleven was, zou hij zeggen: ‘Mi no sabi, misi. Mi no sabi!’ |
|