vertelde een basya wat hij die dag zou moeten doen. Soms moest hij met de grote jongens mee om gras te snijden voor de koeien en paarden. Op andere dagen moest hij naar de stal, daar helpen schoonmaken en een enkele keer hoorde hij 's morgens dat hij op die dag in de timmerloods moest gaan bezemen en opruimen. Het liefste hoorde hij dat hij bij Ta Yusu in het botenhuis moest helpen. Ta Yusu was al oud. Hij moest zorgen dat de boot van de masra altijd schoon en mooi was en hij moest ook de pondo, de sleepboot, schoonmaken wanneer die terug was van foto, waar de suiker naartoe werd gebracht.
Yaw had nooit meer gezien dan de plantage waar hij woonde, maar hij hoorde zo vaak over foto. Hij wist dat foto een plaats moest zijn met veel grote huizen, waar grote boten van heel ver kwamen om de suiker te halen. Ta Yusu had een mank been waardoor hij haast niet kon lopen en zijn handen waren van binnen helemaal vereelt. Maar bij hem werken was fijn; hij gaf Yaw een lap om te wassen en te poetsen. Soms, wanneer de boten al helemaal piekfijn schoon waren, kreeg Yaw een hengel en gingen ze met zijn tweetjes op een plekje aan de waterkant zitten hengelen. En dan vertelde Ta Yusu! Hij vertelde over het grote land waar de zwarten vandaan kwamen; het grote land Dahomey! Daar had Ta Yusu vroeger gewoond met veel andere zwarte mensen, een land waar ze vrij waren, mochten doen wat en hoe ze wilden. Yaw hoorde hoe Ta Yusu en zijn vrienden op jacht gingen, hoe ze daar leefden, altijd blij, zingen, dansen, muziek maken, alles mooi en goed totdat... ja, totdat witten waren gekomen en ze hadden gevangengenomen. Op stinkende, grote boten waren ze over een groot water na wekenlang varen naar dit land gebracht waar ze moesten werken voor de witten. Want zo was het; alle zwarte mensen moesten op plantages werken voor witten. Wie niet werkte of te weinig werkte, werd vreselijk gestraft.
‘Luku bun nanga wan bakra’, zei Ta Yusu heel vaak. ‘Bakra no musu si yu! Efu yu si wan bakra, mi boy, lon go kibri!’
Dat zei ma ook altijd. Ze zei dat hij later hard zou moeten werken, net als al die anderen, maar hij moest dan wel ervoor zorgen dat hij braaf deed wat de bakra wilde, want anders zou hij gezweept worden of nog erger, er werd een hand of been afgekapt. Ma kwam ook uit dat grote land van ver weg, maar ze kon zich er niet veel meer van herinneren. Ze was nog maar een klein meisje toen ze met haar moeder was gepakt en uit haar dorp was weggevoerd en in de grote boot was gegooid. Ma werkte niet op het veld zoals veel vrouwen, ze werkte in