Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Lezen doet je goed. Leerjaar 7c (2023)

Informatie terzijde

Titelpagina van Lezen doet je goed. Leerjaar 7c
Afbeelding van Lezen doet je goed. Leerjaar 7cToon afbeelding van titelpagina van Lezen doet je goed. Leerjaar 7c

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

non-fictie
jeugdliteratuur

Subgenre

non-fictie/schoolboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Lezen doet je goed. Leerjaar 7c

(2023)–Ismene Krishnadath–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 47]
[p. 47]

10 Uit het leven van een straatjongen (1)



illustratie

Het was nog heel vroeg, toen er leven kwam in de ongeverfde, houten eenkamerwoning helemaal achter op het erf. De deur ging open en een vrouw met een verlepte pangi om haar lijf geslagen, kwam naar buiten. Ze verdween in het halfdonker, blijkbaar om te baden, want ze liep met een emmer water naar de houten schotten waarmee een provisorische wasruimte was gemaakt.

Er was enig geplas met water hoorbaar. Even later kwam de vrouw weer tevoorschijn, nu met een kleine baddoek in de handen, waarmee ze over haar gezicht wreef. Al wrijvende liep ze op het huisje toe en in de deuropening begon ze te roepen: ‘'Freddie...! Freddie...! Opo..., opstaan!’

 

In een hoek van de kamer ontstond enige beweging. Maar blijkbaar niet genoeg naar haar zin, want ze liep erheen en schopte naar iets, wat daar op de grond lag.

 

‘Opo, jij luilak! Moet ik je soms zwepen? Kom...! Je moet cassave raspen.’

 

Freddie, een jongen van een jaar of elf, schoof het laken van zich af en kwam rekkend en geeuwend overeind.

[pagina 48]
[p. 48]

Half slapend stond hij nog even te suffen, maar toen zijn moeder hem bij de schouder pakte en door elkaar schudde, was hij helemaal wakker. Hij bukte zich, pakte de gerafelde papaya waarop hij geslapen had en vouwde die op. Toen sloop hij weg om te baden, maar de kijvende stem van zijn moeder bleef hem achtervolgen.

 

‘Doe snel, want er is heel wat werk te doen. Die man komt de geraspte cassave vanmiddag halen. Mi bloot, mijn geld is op, dus zorg ervoor dat je alles klaar hebt voor één uur.’

 

Freddie mompelde iets onverstaanbaars. Hij kon de school wel vergeten vandaag. Dit schooljaar was hij vaker niet dan wel naar school gegaan. Misschien was het ook beter zo. Hij had geen behoorlijke schoolkleren en de onderwijzers klaagden als hij op slippers naar school kwam. Alleen zijn meester zei er nooit wat van.

Soms stopte hij hem een broodje toe.

 

Hij pakte de rasp en een kom en ging op een bankje voor het huis zitten.

Samen met mama Caroline had hij gisteren een zak met cassave geoogst.

Zes maanden geleden hadden ze de stekken in de smalle strook aarde achter hun huisje geplant. De oogst had een volle zak cassave opgeleverd.

Gisteravond hadden ze de cassave geschild en gewassen en in teilen met water gezet. Mama droeg de teilen naar buiten. Vijf teilen waren het. Freddie vroeg zich af of hij alles op tijd klaar zou hebben. Zuchtend viste hij een lange cassave uit het water en begon te raspen.

 

Het werd lichter en bedrijviger op het erf. Maar Freddie had geen tijd om erop te letten. 's Middags moest alles klaar zijn. Ma had een afspraak met een man die alles zou komen kopen. Dan hadden ze geld voor eten voor een hele week.

 

Binnen stommelde zijn moeder rond, kreunend en klagend en soms hardop scheldend. Maar Freddie hoorde het niet eens. Hij was het gewend. Om zeven uur kwam ma Caroline naar buiten. Ze was gekleed om op straat te gaan en had een tas bij zich.

 

‘Mi e go even na tant’ Dinotha. Ik ga even kijken of ze me wat brood wil geven.’

 

Tante Dinotha was een zus van Freddies moeder. Ze was modiste en woonde twee straten verder.

[pagina 49]
[p. 49]

‘Ik blijf niet lang weg. Pas op, dat je blijft werken, anders...’

 

De bedreiging werd niet voltooid. Hij zag zijn moeder voorbij de andere huizen naar de straat lopen. Er woonden veel arme mensen in deze buurt, midden in Paramaribo. Het viel niet zo op, want hun huisjes stonden achter op de erven.

Ze werden aan het oog onttrokken door oude, verlaten en vervallen herenhuizen of winkelpanden aan de straatkant.

 

Freddie dacht aan school. Hij had best een goede leerling kunnen zijn, maar hij moest te veel verzuimen. Vroeger, toen zijn vader er nog was, ging hij elke dag naar school. En er was genoeg te eten. Maar toen was pa bij een verkeersongeluk om het leven gekomen. Ma kon de huur niet meer betalen en de huisbaas had ze uit huis gezet. Via tante Dinotha was ma te weten gekomen dat er een krotje leegstond op het erf niet ver bij haar vandaan. Zo waren ze in hun huisje terechtgekomen.

 

Ma was tegenwoordig bijna altijd boos. Ze lachte nooit, grauwde en snauwde maar. Freddie begreep dat ze het zwaar had, maar waarom moest ze dat op hem afreageren? Hij vond het toch ook erg dat pa er niet meer was en dat ze nooit geld hadden. En waarom moest hij zo hard werken? De eerste teil was nog niet leeg, maar Freddies arm was al moe van het raspen. Hij had hoofdpijn van de honger. Tante Dinotha woonde toch niet zo ver weg. Waar bleef ma met het brood?

 

Freddie stond op. Hij zou toch maar eens kijken of er echt niets eetbaars in huis was. Hij ging naar binnen en keek speurend de kamer rond. Nee, niets. Dat wist hij eigenlijk ook wel. Misschien in de botrali? Ay, daar was een plastic bakje met iets erin. Hij haalde het deksel weg en zag vier kleine bacoven. Een ogenblik stond Freddie in tweestrijd. Waarom had ma die bacoven daar bewaard?

 

Als hij ze zomaar opat, zou hij pak slaag krijgen. Maar waar bleef ze dan met het brood? Had ze niets kunnen krijgen bij tante Dinotha. Die klaagde de laatste tijd ook zo, dat ma te veel bedelde en voor zichzelf moest zien te zorgen.

 

Freddie ging weer naar buiten. Hij moest nog twee cassaves doen van de eerste teil. Hij begon weer te raspen. Zijn arm ging steeds langzamer heen en weer over de rasp. Hij hield het niet meer vol. Waar bleef ma toch?

 

Hij stond op en liep naar voren. Ma was nergens te zien, ook niet op straat.

[pagina 50]
[p. 50]

Freddie ging terug naar huis. Zijn hoofd bonkte. Hij greep het plastic bakje, en liep ermee naar buiten. Daar stonden nog vier teilen op hem te wachten. Hij zou ze nooit voor de middag afhebben. Dat zou hem ook een pak slaag bezorgen. Het kon Freddie niets meer schelen.

 

Even later stonden de teilen met de nog ongeraspte cassave eenzaam op het erf. Freddie liep op straat. Met een volle mond haastte hij zich de hoek om. In het bakje had hij nog twee bacoven.

 

Eenmaal buiten fleurde Freddie helemaal op. Als je maag weer even gevuld is en het is mooi weer en je bent vrij van school, dan is het leven zo kwaad nog niet. Freddie vergat alle narigheid. Voorlopig ging hij niet naar huis en vanavond zou hij wel verder zien. Weet je wat, hij ging naar de Waterkant. Daar was het lekker koel onder de amandelbomen en je kon er naar de schepen kijken die voorbijkwamen.

 

Misschien zag hij Karoe ook! Karoe was Freddies held. Hij was al zestien jaar en droeg een lange broek. Freddie vond dat hij er altijd prachtig uitzag, met mooie gekleurde hemden, een mobiele telefoon en een dure zonnebril. Karoe was nooit bang en hij kon spannend vertellen over vechtpartijen. Vechtpartijen waarbij hij het altijd won. Freddie keek dan met bewondering naar hem op. Hij begreep niet goed, hoe je er altijd zo netjes kon uitzien als je zoveel vocht. Maar dat maakte zijn bewondering voor Karoe alleen maar groter. Zelf zag Freddie eruit als een echt zwervertje, met een korte gerafelde broek en een hemd waarvan je de kleur bijna niet meer kon herkennen. Zo vaak was het gewassen.

 

Hij was er trots op dat die flinke, mooie Karoe met hem wilde omgaan.

 

Eén keer had Karoe hem zelfs getrakteerd op een saotosoep en een baka bana. Hij had naast hem gezeten aan een tafeltje van warung Simbah aan de Waterkant. Karoe had foto's en een video van hem gemaakt met zijn telefoon en die aan hem laten zien.

 

‘Na wan Iphone’, had Karoe gezegd. ‘Echt een handig ding. Je kan er van alles mee doen. Als jij er ook één had, kon ik die foto's en video voor je forwarden.’

 

‘Thuis hebben we niet eens geld voor brood’, had Freddie gedacht, maar dat had hij niet tegen Karoe gezegd.

[pagina 51]
[p. 51]

Zo in gedachten verzonken, bereikte Freddie de Waterkant.

 

Plotseling schrok hij op van een stem achter hem.

 

‘Hallo Freddie.’

 

Verward keek hij op. Daar stond de vriend, over wie hij net liep te denken.

 

‘Wat doe jij hier?’, vroeg Karoe. ‘Ben je vrij?’

 

‘Ja’, zei Freddie, zonder er verder op in te gaan.

 

‘Nou zeg, dat komt goed uit, want ik heb je juist nodig.’

 

Freddie kreeg een schokje van blijdschap. Stel je voor: Karoe had hèm nodig.

Maar hij liet niets merken en vroeg onverschillig: ‘Waarvoor dan?’

 

‘Zie je’, zei Karoe, ‘ik heb een zaakje bij de hand en daar zou jij me mooi bij kunnen helpen. Als je tenminste durft.’

 

Freddie keek hem vol verwachting aan. Karoe had vaak gepraat over zaakjes die hij opknapte. Maar Freddie had nooit durven vragen wat het precies betekende. Hij wou vooral niet kinderachtig lijken. Nu zou hij het dan te weten komen en zelfs mogen helpen.

 

‘Als je tenminste durft’, herhaalde Karoe ongeduldig.

 

Hij begreep het zwijgen van Freddie verkeerd.

 

‘Ik durf alles!’, riep Freddie. ‘Zeg maar wat ik doen moet.’

 

Hij had het zo hard geroepen, dat een paar voorbijgangers omkeken.

 

Karoe trok hem mee en zei een beetje boos: ‘Schreeuw toch niet zo. Het gaat niemand wat aan. Kom mee, dan zal ik het je uitleggen.’

 

Op een stil plekje ontvouwde hij toen een plan, zo gewaagd en avontuurlijk, dat Freddie eerst sprakeloos was.

 

‘Weet je zeker dat je durft? Yu no kon frede toch..., je bent toch niet bang geworden?’, vroeg Karoe en hij lachte een beetje spottend.

[pagina 52]
[p. 52]

Freddie haastte zich om hem van het tegendeel te verzekeren. Wat dacht Karoe wel? Natuurlijk durfde hij!

 

Ze spraken af voor die avond om half negen. Karoe zou overal voor zorgen.

Freddie moest alleen maar op tijd zijn. Met deze afspraak gingen ze uit elkaar.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken