‘Jij blijft hier, jij gaat niet meer terug naar huis.’
Tjander kon niet meer weg van de open plek. Hij leek wel vastgeplakt aan de aarde. Toen het donker werd in het bos, was alles eng. Tjander snikte zachtjes. Hij wilde zo graag naar huis. Toen zag hij plotseling een paar mooi gekleurde lichtjes en klonk er een lieve stem.
‘Ik ben Dewki, een goede geest.’
‘Help me’, smeekte Tjander, ‘ik kan niet weg.’
‘Ik weet het. Je bent gevangen door Takroe-mai. Dat is een boze bosgeest. Ze houdt van kleine kinderen; die stopt ze in een kooi en die kooi hangt ze in een hoge boom. En kleine dieren, zoals Fido, eet ze op.’
Fido had ook gehoord wat Dewki zei. Hij jankte luid. Tjander werd koud van schrik en begon te beven.
‘Kan je mij niet helpen? Ik verzoek je.’
‘Wel, ik kan wat proberen, maar dan zal je eerst drie raadsels moeten oplossen’, zei Dewki.
‘Ja, doe maar’, zei Tjander, die helemaal wanhopig was.
Het eerste raadsel dat Tjander moest oplossen was erg gemakkelijk.
‘Vuur in het bos, wat is dat?’, vroeg Dewki.
Tjander wist direct het antwoord. De spanning om hem heen werd al minder. Hij bewoog zijn linkerbeen heen en weer.
‘Mooi, zo’, zei Dewki. ‘Dat heb je goed gedaan. Luister naar het tweede raadsel. Dat is wat moeilijker. Denk rustig na, voordat je antwoord geeft.’
Tjander concentreerde zich op de stem van Dewki.
‘Het is niet mijn broer, maar toch is het de zoon van mijn vader. Ra-ra-ra, wie is dat?’
Tjander fronste zijn wenkbrauwen. Dit raadsel was inderdaad moeilijker dan