Hij maakte zich klaar om naar de bossen te vertrekken.
‘Ik ga met je mee’, zei Sita.
‘Dat kan niet’, protesteerde Rama. ‘Het is veel te gevaarlijk. Blijf hier. Mijn familie en de bedienden zullen goed voor je zorgen.’
‘Zonder jou is mijn leven niets waard’, hield Sita vol, en ze pakte een reistas.
Ook de broers van Rama vonden het verschrikkelijk. Bharat wilde helemaal geen koning worden. Hij plaatste de schoenen van Rama op de troon.
‘Als je terugkomt uit ballingschap, zal jij koning worden’, zei hij.
Rama en Sita vertrokken. Ook Lakshmana, die zijn broer en schoonzus niet alleen wilde laten, ging mee. Ze bouwden een hutje, diep in het bos en leefden een tijdje vredig en gelukkig.
Tot Ráwan ontdekte waar ze zich schuilhielden. Het lukte hem om Rama en Lakshmana weg te lokken van de hut. Toen Sita alleen was, greep hij haar. In zijn vliegende strijdwagen bracht hij haar naar zijn koninkrijk.
Daar sloot hij haar op in één van de paleistuinen.
Intussen hadden Rama en Lakshmana de hut leeg gevonden. Ongerust zochten ze overal in het bos naar Sita. Tenslotte kwamen ze bij de koning van de apen. Daar ontmoetten ze Hanuman, de goddelijke aanvoerder van het apenleger. ‘Hanuman, zal het je lukken de verblijfplaats te vinden van Sita?’, vroeg de koning van de apen.
‘Ik zal mijn patrouilles erop uit sturen’, beloofde Hanuman.
‘Kijk, neem dit mee. Geef het aan Sita als je haar vindt. Dan zal ze weten dat ze je kan vertrouwen.’ Rama overhandigde Hanuman een gouden ring.
Niet lang daarna hoorde Hanuman van een vogel dat Sita gevangen werd gehouden op het eiland Lanka. Met goddelijke kracht wist hij de sprong van land over zee naar het eiland van Ráwan te maken. Hij klom over de paleismuren tot in de tuin waar Sita gevangen werd gehouden. Onopvallend slingerde hij zich naar de boom waaronder Sita zat te treuren. Hij liet de ring voor haar voeten vallen.
‘Wat is dat?’, schrok Sita. Ze pakte het sieraad op. ‘Dit is de ring van mijn geliefde Rama. Hoe komt die hier?’
Ze keek naar boven en zag Hanuman in de boom zitten.