Henny heeft het ook gehoord.
‘Wat gaan wij doen, Max?’
‘Ik weet het nog niet’, zegt Max.
Max kan de val wel losmaken, maar de jagers hebben geweren en ze komen eraan.
‘Wij moeten de jagers wegjagen’, zegt Max.
‘Hoe gaan wij dat doen?’, vraagt Henny.
‘Als alle dieren schreeuwen, worden ze bang.’
Max zegt dat Henny de boodschap door de kikkers moet laten verspreiden. Vlug hipt Henny naar de kreek. De kikkers begrijpen wat ze moeten doen.
Zo luid als ze kunnen, kwaken ze: ‘Iedereen moet schreeuwen. We moeten de jagers wegjagen. Iedereen moet schreeuwen.’
De kikkers springen met lange sprongen het bos door en herhalen overal hun boodschap. Sommige dieren durven eerst niet. Maar dan beginnen de brulapen. Dit is echt iets voor hen. Hun gebrul is angstaanjagend. De papegaaien vallen in. Luid krassend vliegen ze over het bos. Dan zijn de dieren niet meer te houden. De vogels fluiten, de bijen zoemen, de herten briesen. Zelfs Loes Aboma en haar zusters sissen vervaarlijk.
De jagers weten niet wat er gebeurt. Dit hebben ze nog nooit meegemaakt.
‘Het spookt in het bos’, roept één van ze.
‘Ko gwe, laten we wegwezen’, roept een ander.
Ze gooien hun geweren neer en rennen zo snel als ze kunnen het bos uit. Max is bij Henna. Hij breekt de val en het kleine konijnenmeisje is vrij. Ze vliegt haar vader in de poten.
‘Papa, ik was zo bang’, huilt ze.
‘Stil maar meisje’, sust hij haar. ‘Oom Max heeft je gered. Je hoeft niet meer bang te zijn.’
Ze gaan met zijn drieën terug naar de plek waar de andere dieren op hen wachten.
Iedereen is blij, maar sommige dieren schamen zich omdat ze zo bang waren.
Max zegt: ‘Samen staan we sterk. Dat hebben jullie nu gezien.’
Vanaf die dag helpen de dieren elkaar meer dan ooit.