P: Als jullie snel doen, kunnen jullie dat zelf zien. (Hij gaat naar de keuken.)
A: Hé, boys. Staan jullie op, nò! Al willen jullie niet tot pa praten.
Jullie kunnen toch douchen en je aankleden zonder te praten. We gaan zo weg en ik wil dit niet missen, hoor.
(Om zeven uur stappen ze in de auto en rijden naar de Waterkant. Giovanni en Ryan zitten op de achterbank en zeggen de hele weg niets.)
P: Uitstappen. We zijn er!
G: Wa...
R: (Sist.) We hebben een afspraak, toch!
G: (Fluistert.) O, ay nò. Ik was het bijna vergeten.
P: Wat is dat gesmoes tussen jullie? Jullie doen al de hele ochtend zo vreemd.
Kom, stappen jullie uit, want we moeten naar de pier.
A: Maar wat gaan we daar doen, pa? Je zei gisteren toch dat we thuis zouden blijven?
Ben je van gedachten veranderd?
P: Kinderen, jullie weten dat ik het heel erg druk heb met mijn werk. Maar ik werk zo hard om jullie te verzorgen. Ik weet ook dat jullie het thuisblijven al erg zat waren.
Ik had die leuke dolfijnentour al gepland, maar wilde jullie verrassen. Daarom heb ik gisteren niets gezegd.
R: (Gilt enthousiast.) Dolfijnen! Gaan we echte dolfijnen zien?! Dat wilde ik altijd al. P: Ja, maar dan moeten we wel snel gaan naar die korjaal daar, die op ons wacht.
De andere mensen die ook meegaan op deze tour zitten al in de boot.
A: (Rent naar voren.) Hé mensen, wacht op ons. We komen eraan!
G: (Tegen Ryan.) Pa is toch wel een toffe pa. Mag ik weer gewoon tot hem praten?
R: (Tegen Giovanni.) Dat was echt een stom idee van me. (Tegen pa.)
Je bent echt de beste pa van de wereld. Pa legt zijn armen om de schouders van beide jongens en zo lopen ze naar de boot.