Les 28 Nooit meer dengue
Het is dinsdagochtend. Steven Sabajo doet snel zijn sandalen aan. Waar blijft Wendy?
Elke dag lopen hij en Wendy Gemin naar hun school, verderop in de straat. Hij doet zijn schooltas op zijn rug en loopt de poort uit. Hij ziet veel kinderen, maar geen Wendy.
Steven besluit haar thuis op te halen.
‘Wen! Je bent laat!’, roept hij.
Tante Trees, Wendy's moeder, komt uit de gang naar hem toe.
‘Sst! Wendy is ziek.’
‘Ziek? Gisteren speelde ze nog met me’, zegt een verbaasde Steven.
‘Ja, gisteravond kreeg ze koorts. We brengen haar zo naar de dokter.’
De moeder van Wendy strijkt over zijn haar.
‘Ik wist dat je je vriendinnetje zou komen zoeken. Kun je dit briefje aan haar juf geven?’
‘Ja, tan’, zegt Steven.
De hele dag kan Steven zijn hoofd niet bij de les houden. Wat is er met Wendy aan de hand? Zodra de bel gaat, rent hij naar Wendy's huis.
Tante is net bezig een papaja te plukken.
‘Ay boy, wat een lobi. Ga maar naar binnen. Wendy heeft naar je gevraagd.’
Wendy ligt op de bank in de woonkamer onder een dikke deken en ziet er echt ziek uit.
Haar ogen zijn dicht.
‘Wen?’, zegt hij zachtjes.
Nu opent ze haar ogen.
‘Iyo’, is alles wat ze zegt.
Dan rilt ze en trekt ze de deken hoger op.
‘Wendy heeft dengue’, zegt tante, die binnengekomen is. ‘Dat is een ziekte die je krijgt als een muskiet je steekt.’ ‘Een muskiet!’
Stevens ogen worden zo groot als schoteltjes.
‘Niet zomaar een muskiet’, zegt tante snel. ‘Een muskiet die het denguevirus draagt.’