Les 6 De vlindertuin
Het is zondag. Wij hebben een lange autorit gemaakt. Vanuit Paramaribo zijn wij naar Lelydorp gereden. Jerry, Derry en ik zijn in de vlindertuin. Samen met opa en oma wachten wij vooraan. Onze gids komt naar ons toe. Zij heet Anna. Met haar lopen wij een groot, bosachtig park in. Er groeien grote bomen en planten. Die geven koelte en schaduw. Anna brengt ons naar de vlinderkwekerij. Daar worden rupsen gekweekt.
Elke rups verandert in een andere soort vlinder. Per soort worden de rupsen in kasten geplaatst. Zij krijgen verse bladeren te eten. Na een tijdje hecht de rups zich aan een wand. Hij verandert dan langzaam in een pop. Deze poppen worden vlinders.
Sommige poppen komen in de kwekerij uit. Andere poppen worden geplukt, klaargemaakt en verpakt. Zij worden naar het buitenland gestuurd. Een groep mensen zorgt voor de rupsen en vlinders. Zij houden ook het park schoon.
Wij komen in een ruimte waar vlinders eten. Op een bord staat een prakje overrijpe bacoven. Een bruine vlinder met blauwe vlekken, zit erop. Onder zijn oogjes zien wij iets langs uitsteken.
‘Jurmen, zie je dat?’, vraagt Jerry aan mij. Ik knik en kijk naar Anna.
‘Wat is dat lang ding?’, vraag ik. ‘Dat is een roltong, Jurmen’, antwoordt Anna.
‘Daarmee eet de vlinder.’
‘Wauw!’, roepen wij in koor. Voor het eerst hebben wij een roltong gezien.
Samen lopen wij verder. Achter een hek zien wij grote schildpadden. Hun schild is geel met bruine hokjes. Hun poten zijn donkerbruin. Drie lopen in dezelfde richting als ons. Het lijkt alsof ze met ons mee willen.
‘Dit zijn landschildpadden’, vertelt Anna. ‘Zij leven van planten en fruit.
Hun verzorger gaat ze nu voeden.’ Het eten wordt in een lange bak gezet.
Tien schildpadden komen er aangelopen. De kleinste klimt op de voederbak.
‘Luku, kijk hoe gierig die is’, zegt opa.
Wij schieten allemaal in de lach.
Als laatst komen wij in een grote tuin. Deze tuin is met gaas omringd.
Er is een kabbelend stroompje water. Over bruine rotsen stroomt een kleine waterval.