Les 35 Sport en spel
Het is een speciale dag op school: schoolsportdag. De leerlingen hoeven geen sommen te maken. De hele school doet vandaag aan sport en spel.
Er zijn wedstrijden met leuke prijzen. Ze gaan naar een groot sportcomplex niet ver van de school. De kinderen staan netjes twee aan twee in een rij.
Ze lopen naar het veld. De leerkrachten letten erop dat ze veilig over straat gaan. Wat gaan ze doen vandaag?
De kleuters gaan de was ophangen. Er is een lange lijn gespannen aan twee palen. De juf heeft vier stoelen op tien meter afstand van de lijn gezet.
Op elke stoel ligt een mand met twee knijpers en een doek. Steeds zijn vier kinderen aan de beurt. Als de juf fluit, mogen ze rennen om een doek aan de lijn te hangen. Wie het eerst klaar is, die wint. Op het laatst gaan de winnaars tegen elkaar. Kim hangt thuis vaak de was aan de lijn. Ze kan het goed. Zij is het snelst.
De groep van leerjaar drie gaat zaklopen. Eerst de meisjes en dan de jongens. De groepen vuren elkaar aan. Ze joelen en schreeuwen.
Ieder heeft zijn favoriet. Bij de jongens wint Tjan. Bij de meisjes gaat Irène een tijd aan kop. Ze is al dicht bij de finish, maar valt dan met haar zak.
Loes haalt haar in. Zij gaat het eerst over de streep. Irène wil huilen, maar ze houdt zich flink. Ze bijt op haar lip. Ze huilt niet. De klas van Soe Wen heeft een hinkwedstrijd. De kinderen moeten op één been springen.
Ze mogen niet met twee
voeten op de grond komen. Tanja heeft een verband om haar knie.
Toch doet ze mee. Ze wint zelfs de tweede prijs. Niemand dacht dat ze zou winnen. ‘Dat verband houdt juist mijn knie goed,’ zegt ze. De juf geeft haar een boek over sport. Ze krijgt een extra applaus.