Les 9 Een tiental
Na de pauze gaan ze cijferen. Cijferen is een exact vak.
Je moet alles heel precies uitrekenen.
Juf stelt eerst een vraag over het tiental.
Twintig is een tiental en dertig ook.
Dat weet Carol wel. Als je twintig centen hebt, kan je daar twee maal tien centen uit halen.
Als je dertig centen kan je drie keer tien centen tellen.
Vijfenzeventig is geen tiental. Je kan wel zeven maal tien eruit halen, maar er blijven dan nog vijf over. Dat mag niet.
Je hoeft niet altijd te tellen om te weten of een getal een tiental is. Een tiental heeft twee cijfers, op het eind staat een nul.
De juf zegt dat ze extra goed moeten nadenken.
Ze schrijft 100 op het bord.
Ze vraagt: ‘Is honderd een tiental?’
Lucas roept dat honderd drie cijfers heeft.
‘Dan is het geen tiental’, zegt Max. ‘Precies’, zegt juf.
Max heeft gelijk.
Honderd is geen tiental, maar een honderdtal.
Een honderdtal heeft drie cijfers. Carol vult aan:
‘De laatste twee zijn nullen.’
Ze lacht vrolijk, want ze begrijpt de les heel goed.
Alex zit nog met een vraag. ‘Hoe heet een nul alleen eigenlijk?’
Juf lacht. ‘Een nul, dat is niets’, zegt ze.