Een bundeltje oorlogsliederen
(1914)–Lode Krinkels– Auteursrecht onbekend
[pagina 16]
| |
Des menschdoms vijand droomt ervan
De aard' onder 't juk te dwingen.
Harop! Wie zwaarden zwaaien kan,
Wie in den zadel springen kan,
Moet zwaaien thans en springen!
Een keizer staat aan 't hoofd en ment
De woeste roovershorden...
Afschuwlijkheden, onbekend
Bij 't onbeschaafdst barbarenbent,
Zijn daaglijksch doen geworden.
Het spoor is bloed en dood en vuur,
Van Hunnen en Vandalen!
Herinnert u en dag en uur
En gruweldaên, opdat zij duur
Hun schandlijk doen betalen!
Bij God den Heer, in 't hemelrijk,
Daar smeekten zij om zegen!
Die lafaards zullen wij gelijk,
Als hondendrek, als stinkend slijk,
Van onzen drempel vegen!
En hebben wij met moed volbracht
Wat moet en zal geschieden;
Is 't oorlogsbeest voor goed geslacht,
Dan zal de vrede, lang betracht,
Nooit meer van 't aardrijk vlieden.
|
|