Een bundeltje oorlogsliederen
(1914)–Lode Krinkels– Auteursrecht onbekend
[pagina 9]
| |
De kleine David kent geen vrees;
Hij wil de kans toch wagen:
Hij staat in 't veld, pal, onvervaard
En wacht Goliath's slagen!
- Gij reuzengroote praalhans, kom!
Kom af met uw kornuiten!
Ik zal uw vaart, zoo waar ik leef,
Op onzen bodem stuiten!
Al zijt gij groot, al zijt gij sterk,
Gij doet ons toch niet wijken:
Wij staan met vele David's hier,
In moed vast uws gelijken!
Gij kunt, in dwazen overmoed,
Met woorden ons verdelgen;
Doch eerst proeft gij van 't zware lood
Der kleine, dappere Belgen!
Wij slingren in het voorhoofd u
Een kei, die gij zult voelen!
Dat zal uw drieste vechterslust
Wel eenigszins verkoelen!
Gij die ons met den eersten keer
Gemeend hebt te verslagen,
Gij zult voortaan aan David's heir
U roekloos niet meer wagen!
Gij, reus van leem en slijk, wij zien
U in malkander storten;
Als stof voor stormwind stuiven weg
Angstvallig uw kohorten!
En is de Duitsche Goliath
In bloed en drek gevallen,
Dan zal der Belgen-Davidslied
Luid, triomfantelijk schallen!
|
|