heid, als bij de ernstige behartiging van hare hoogere belangen: de bovennatuurlijke verdiensten van al hare werken en het verwerven dier volmaaktere wilskracht, welke hare veilige beschutting moet zijn in den lateren strijd des levens.
Is het wonder, dat dit succes ons deed besluiten het boekje ook in onze taal en voor ons land te bewerken?
Of mogen we niet verwachten, dat ook onze dierbare Nederlandsche Katholieke jeugd in ruime mate haar voordeel zal kunnen doen met deze uitgave?
Die verwachting trachten wij overigens nog meer te rechtvaardigen door bij deze vrije bewerking steeds in den geest te blijven van den Schrijver, en tevens zorgvuldig rekening te houden met onze speciaal Nederlandsche toestanden en wellevendheidsregelen, die in menig opzicht zooveel van de Duitsche verschillen.
Bij het hoofdstuk ‘De Brieven’ gaven wij daarom ook een uitgebreide opgave van de in ons land gebruikelijke Titulatuur en vele wenken, die hier bij brieven, adressen of rekesten moeten worden opgevolgd.
Het is ons een aangename plicht in deze Voorrede onzen oprechten dank te betuigen aan de nagelaten betrekkingen van den hooggevierden Schrijver, die met de grootste voorkomendheid ons verzoek inwilligde om deze Nederlandsche bewerking in het licht te mogen geven.
Voorzeker, het zal voor hen en voor ons een niet geringe voldoening wezen, zoo dit werkje onder Gods mildsten zegen ook in ons Katholiek Nederland het zijne mag bijdragen tot verlichting der zware taak van Ouders en Opvoeders, tot bevordering der ware beschaving en der veredeling van ons opkomend geslacht, tot luister en bloei van Kerk en Maatschappij!
Met de bede, dat deze wenschen in vervulling mogen gaan, bevelen wij ons werkje in de welwillende aandacht