| |
H.
| |
[Haarlem. (Cornelis van)]
HAARLEM. (Cornelis van) Bij dit Artikel voeg ik nog, dat hij eene natuurlijke dochter heeft nagelaten en erkend, gehuwd met Pieter Jansz. Beggyn, zilversmid, waarschijnlijk, te Haarlem. - Zie daarover dit Aanhangsel op GOLTZIUS, (Hubert) waar tevens het overlijden van onzen cornelis op 11 November, 1638, zijnde hij oud 76 jaren, wordt vermeld, hetgeen door De Jongh, in eene Noot op Van Mander, II, bl. 160, een jaar vroeger is gesteld.
| |
[Haarlem. (Museum te)]
HAARLEM. (Museum te) - Zie MUSEUM, te Haarlem, in dit Aanhangsel.
| |
[Haecken (Alexander van)]
HAECKEN (Alexander van) is bij Immerzeel alleen als graveur in mezzotinto vermeld, die zich in Engeland vestigde. Ik moet daarbij voegen, dat onder zijn Portret, fraai door j. faber in mezzo-tinto sculp., 1748, in fo., naar f. hudson, staat alex. van haecken, Pictor, en werklijk bij een palet, dat hij in de hand heeft, is er verder niets betreklijk het graveren te zien. De wedergâ, in alles aan dit portret gelijk, is van joseph van haecken, waarschijnlijk, zijn broeder.
| |
[H.A.L.]
H.A.L. Deze letters, aan elkaêr gehecht, zijn de beteekening eener schilderij, in mijn bezit, geheel in den trant van adriaen brouwer, welligt eene kopij, voorstellende Een man, spelende op eene mandoline, en eene vrouw, die op een schalmei blaast, waarnaar een man en kind vrolijk luisteren, in een boeren-vertrek, met eigenaardig bijwerk, goed, doch wel wat al te warm van toon geschilderd; h. 36, br. 31 dm. Ned. Dewijl dit Monogram geheel overeenkomt met dat van hugo allard, - Zie aldaar. - den bekenden graveur en uitgever te Leyden, zoo zou hieruit kunnen blijken, dat hij welligt ook de schilderkunst beoefend heeft.
| |
[Hals. (Frans)]
HALS. (Frans) Bij het reeds vermelde kan ik nu nog voegen, wat niet weinig pleit voor den hoogen stand van hals te Haarlem, en waardoor de praatjes van Houbraken nu wel geheel zullen weggeruimd zijn, dat hij zich met het aanzienlijk geslacht van Stalpert van der Wiele vermaagschapt heeft, namelijk, met ‘Anna, dochter van Cornelis Stalpert van der Wiele, Raad en Rentmeester-Generaal van 's Konings domeinen over Kennemerland, en Josine de Jong, dochter van Jan de Jong, griffier van 't Hof van Holland, en van Anna van Berkestein, trouwde frans hals, schilder, te Haarlem.’ Zie daarover de bron aan het slot van het Artikel STALPERT. (Daniel) - Behalve zijn zoon, nicolaas hals, als schilder bekend, heeft hij nog twee zonen, Harmen Hals en Frans Hals, den Jonge, gehad, gelijk blijkt uit het Werkje: frans hals, Lierzang door A. Loosjes Pz.; voorgelezen bij gelegenheid der Prijsuitdeeling in de Teeken-akademie, te Haarlem, 1789; Haarlem, bij A. Loosjes, waar belangrijke aanteekeningen, betreffende de Schutters- en Regenten stukken van hals, daar
| |
| |
aanwezig, zijn bijgevoegd, en de namen der voorgestelde personen enz. worden vermeld.
| |
[Hamman. (Eduard)]
HAMMAN. (Eduard) Bij dit Artikel moet ik voegen, dat hem door het Bestuur zijner geboortestad, Ostende, is opgedragen, te schilderen De Intogt van Albertus en Isabella, na de overwinning van Ostende, in 1604, welk stuk op het Raadhuis geplaatst werd. Hij is Ridder van de Leopolds-Orde, terwijl in dit mij ten jare 1861 medegedeelde berigt staat, dat hij toen woonde te Parijs.
| |
[Hamme. (P.A. van)]
HAMME. (P.A. van) - Zie op DELEU. (François)
| |
[Hanselaere. (Pieter van)]
HANSELAERE. (Pieter van) Ik moet tot slot van het levensberigt, door Immerzeel, naar waarde, gegeven, er bijvoegen, dat hij den 10. Maart, 1862, in zijne geboortestad, Gent, in den ouderdom van 76 jaren overleden is. Zie De Eendragt, van Gent, 1862, Nr. 19, waarbij dit nog voorkomt: ‘Hij verbleef geruimen tijd in Italië, waar hij schilder des Konings van Napels was,’ hetgeen door Immerzeel niet is vermeld. Hij vormde verscheiden goede leerlingen.
| |
[Hansen. (Lambertus Johannes)]
HANSEN. (Lambertus Johannes) Deze hoogst-verdienstlijke kunstschilder van Binnenhuizen, in pieter de hooge's trant, is, naar waarde, door Immerzeel vermeld. Ik moet daarbij voegen, dat hij zich in een tweede huwelijk had begeven met Mejufvrouw Stynis, en, na een langdurig lijden, op den 21. April, 1859, te Amsterdam, overleden, en zijne nagelaten kunst den 6. September, 1859, in het Huis met de Hoofden, aldaar, verkocht is.
| |
[Hari. Sr. (Johannes)]
HARI. Sr. (Johannes) Bij dit Artikel moet ik nog voegen, dat hij ook de etskunst heeft beoefend. Op een Prentje, h. 85, br. 70 str. Ned., staat eene studie, het hoofd van een Monnik, naar de bekende prent, De Biechtvader van rubens, genomen; niet beteekend.
| |
[Haringhs. (Mathys)]
HARINGHS. (Mathys) Bij dit Artikel kan ik, wat zijn geboorte betreft, het bewijs leveren, dat hij reeds vóór of in 1600 is geboren. In een Album van wybrandus de geest, den Oude, - Zie daarover op POELENBURG (Cornelis van) - vond ik het volgende: ‘Doen ic mathys haryngs drie jaer hadde geleert - Maeckte ick dese ruitter te peert - Niet uyt die mening als oft weert te achten is - Maer alleen om te syn in wibrant simons gedachtenis. - In Lewarden, den 10 October, Ao. 1611.’ Het blaadje, waarop de genoemde Ruiter geteekend stond, was er niet meer in. Het dient echter tot bewijs, dat wybrant simons de geest, (want dat hij zich simonszoon schreef, is mij mede uit dat Album duidelijk gebleken) in zijn Album wel iets goeds, als voor een vriend bestemd, zal hebben aangenomen, die dan toch in 1611, na reeds drie jaren geleerd te hebben, wel meer dan een kind zal zijn geweest.
| |
[Harlem. (J. van)]
HARLEM. (J. van) Ik vind in den Catalogus - Teekeningen - van Van Hulthem, Gent, 1846, onder Nr. 263: ‘j. van harlem. Een Koopman met eetwaren. Met de pen in O.I. inkt opgewasschen, h. 21 dm., br. 29 dm. Ned.’ - Dit is het éénigste, wat mij op dien naam is voorgekomen, en, vertrouwende op de Redactie van dien Catalogus, geef ik dezen kunstenaar hier eene plaats.
| |
[Harlingen, Jr. (E. van)]
HARLINGEN, Jr. (E. van) bloeide, waarschijnlijk, te Amsterdam, waar, van 1826 tot 1832, Landschapjes, bij winter en zomer, met vee gestoffeerd, alsmede eene Binnenplaats met een doorzigt, op de Tentoonstellingen aanwezig waren. Later is mij niets meer van zijn werk voorgekomen.
| |
[Harlingen. (Wybe Adam van)]
HARLINGEN. (Wybe Adam van) Een Portret, borststuk, van dezen Bouwmeester, door h. (g.?) hondius del., st. de praet sc., in fo., waarbij staat vermeld, dat hij te Dantzig is werkzaam geweest, vind ik in den Algemeenen Portrait-Katalog von W.E. Drugulin, Leipzig, 1860, bl. 311, onder Nr. 8389
| |
| |
vermeld. Hier mag men stellig aan een Fries denken, die bloeide in de eerste helft der XVII. eeuw.
| |
[Hart, (Laurent Joseph)]
HART, (Laurent Joseph) Als slot van dit Artikel, moet ik nog laten volgen, dat een berigt uit Brussel, van 12 Januarij, 1860, meldt, dat hij, aldaar, in den ouderdom van 50 jaren, overleden is. - Om der geschiedenis wil, moet ik er bijvoegen, dat hij eene Medalje vervaardigde, met de leus: Overwinnen of sterven, en welke hij in 1830 aan zijne strijdgenooten heeft gewijd. Deze had door Immerzeel, als de eerste, moeten zijn vermeld. - Zijne laatste hulde, aan de Belgische Grondwet gebragt, was de Gedenkpenning op de Inhuldiging der Congreszuil, te Brussel, 1859. Zie De Eendragt, van Gent, 1860, Nr. 16.
| |
[Hattinga, (David Willem Coutry en Antony)]
HATTINGA, (David Willem Coutry en Antony) gebroeders, mogen wel als de voornaamste Nederlandsche Ingenieurs der XVIII. eeuw wat nader worden gekend. Beiden zijn te Lillo, in Staats-Vlaanderen, de eerstgenoemde den 7. April, 1730, en de tweede den 17. Junij, 1731, geboren. - Hunne ouders waren willem tiberius hattinga en Anna Maria Coutry. - Hun vader heeft, zeker, de eerste opleiding zijner zonen bewerkstelligd, want hij beoefende zelf de kunst in het topographische vak, daar hij als vervaardiger van Landkaarten, vooral van de Zeeuwsche eilanden, onder andere van die van Tholen, zeer gunstig bekend staat. Hy is, den 17. Januarij, 1700, op de Leeck geboren, werd te Leyden, den 25. Januarij, 1724, onder Boerhave, tot doctor in de Geneeskunde bevorderd, en was later Burgemeester van Hulst, waar hij, den 12. November, 1764, overleed, en in de Groote kerk begraven ligt, terwijl zijn graf met een nieuwe zerk is overdekt. Daarop prijkt zijn geslachtswapen, coupé; de bovenste helft zwart, beladen met twee sterren van zilver; de onderste helft een pronkende paauw, op een zilver veld. - De groote Verzameling Kaarten van een belangrijk gedeelte van Zeeland en Noordbrabant, met de versterkingen enz., bij uitnemendheid deskundig en voortreflijk geteekend, door de beide broeders, zijn meer dan eene eeuw bij hunne familie bewaard gebleven, tot op het overlijden van den Heer W.C. Hattinga Raven, Lid van den Gemeenteraad, te 's Gravenhage, en den 15. October, 1860, door de Boekhandelaars Van Doorn en Zoon, aldaar, geveild, en grootendeels door het Rijks-archief en het Departement van Oorlog aangekocht. In den Spectator van 1860, Nr. 38, leest men dienaangaande het volgende: ‘Zij leveren een merkwaardig bewijs op van de ongelooflijke werkzaamheid der beide broeders; de Kaarten onderscheiden zich door eene allerfraaiste uitvoering, en, in een woord, het is eene Verzameling, waarvan een tweede voorbeeld welligt niet zal zijn aan te wijzen.’ - Tot een merkmaardig bewijs daarvan dient de Kaart van de Jurisdictie en de Heerlijkheid van Poortvliet, geteekend door d.w.c. hattinga, toen nog geen 14 jaren oud. De Prins van Oranje vereerde dan ook den jeugdigen teekenaar met een zilveren koelvat, waarop de Wapens van Zijne Hoogheid waren gegraveerd. Uit de opschriften der meeste Kaarten blijkt, dat zij zijn vervaardigd op last van Prins Willem IV., van Princes Anna en van Prins Willem V., en het schijnt, dat vele dier Kaarten uitsluitend zijn gemaakt, om den Prins van Oranje te worden aangeboden. - De wis- en sterrekundige De Lalande schreef, den 25. Junij, 1774, aan antony hattinga: ‘J'ai reçu, Monseigneur, avec beaucoup de satisfaction et de reconnaissance, le plan dont vous avez bien voulu me faire le sacrifice; c'est à regret que j'ai accepté un présent qui vous a coûté autant de peine; mais je l'emporterai dans ma patrie comme un témoignage d'urbanité hollandaise et des talens distingués qu 'on y trouve.’ De kennismaking met De Lalande dagteekent, waarschijnlijk, van zijn verblijf in Frankrijk, want er bestaat eene Acte van Prinses Anna, van 27
| |
| |
Augustus, 1753, waarin den Luitenant-Ingenieur anthonie hattinga wordt vergund zich naar Frankrijk te begeven, ‘om te studeeren in de Mathesis en Genie.’ - antony was ook zeer ervaren in de burgerlijke Bouwkunde, want de fraaije Delftsche poort, te Rotterdam, is door hem, met p. de swart, in 1769, gebouwd, volgens het berigt in den Navorscher, X, bl. 188. - antony is kinderloos overleden. - De dochter van david willem coutry hattinga trad den 21. December, 1789, te Hulst, in het huwelijk met Jan Wormerus Raven, Inspecteur-generaal van 's lands Zeewerken, in Staats-Vlaanderen, en Burgemeester van Sas van Gent. - Er bestaat verschil in de opgave der doopnamen van laatstgemelden hattinga. Er staat, namelijk, d.w.c. en a., dan weder d.w. carel en a. hattinga, zooals op de Kaarten in den Tegenwoordige Staat van Zeeland; Amsterdam, bij Tirion, 1753 (onder anderen op die van het eiland Walcheren, waarop zij zich beiden, met de opmeting bezig zijnde, hebben afgebeeld); doch de uitgever zegt, in de Voorrede, dat die door de Heeren Ingenieurs d.w.c. en a. hattinga, in de jaren 1750, 1751 en 1752 vervaardigd zijn. Men moet dus aannemen, dat d.w.c. doopnamen zijn; doch hoe is men er dan toe gekomen, om soms alleen d.w. carel te schrijven? Ook in zijne aanstelling tot Ingenieur, door den Prins van Oranje, 30 November, 1748, wordt hij david willem carel hattinga genoemd. Dit alles heeft aanleiding gegeven, dat bij velen, en ook bij Van der Aa, in zijn Biographisch Woordenboek, een carel (D.W.) is ontstaan; in den gemelden Navorscher, bl. 123, wordt zulks gegispt, doch niet grondig wederlegd. Alles verwarring: hij schreef d.w. coutry hattinga, gelijk mij uit eene menigte familiepapieren, teekeningen enz., in het bezit van een der erven, den Heer A.C. Raven, te Utrecht, is gebleken, terwijl de naam zijner moeder, coutry, hem bij den doop gegeven, of later aangenomen is. De slotsom komt hierop neêr, dat men uit zijne handteekening, voor coutry, carel gelezen heeft, waarop de geheele dwaling schijnt te berusten.
| |
[Hattinga. (Willem Tiberius)]
HATTINGA. (Willem Tiberius) - Zie op de voorgaande HATTINGA'S.
| |
[Haunart, of Haunaart. (Johannes)]
HAUNART, of HAUNAART. (Johannes) In de Luthersche kerk, te 's Gravenhage, is een sierlijk Graf-gedenkteeken, met beelden, en het Portret, in ovaal gevat, van en voor Ds. J. Schelhammer opgerigt; j. haunart fecit. Zie de Afbeelding daarvan in J. de Riemer, Beschryving van 's Gravenhage, I, bl. 418. Dit Gedenkteeken is in 1700 geplaatst. - Dezen kunstenaar vond ik als Lid der Kamer van Pictura, aldaar, ingeschreven: ‘Ao. 1683. johannes haunaart, Beeldhouwer.’
| |
[Heem. (David de)]
HEEM. (David de) Uit het volgende kan men afleiden, welke hooge sommen hij in zijn tijd voor zijn werk heeft genoten, en hoe hoog zijn talent werd geschat. ‘Geadviseert wesende op 't copen van den Blompot, om door den Heere van Buzanval te doen presenteren aen de Coninginne van Vranckryck; ende geresolveert, dat men den schilder, die den Blompot geschilderd heeft, in de Vergaderinge sal ontbieden ende daervoor presenteeren 1000 gulden, sonder meer.’ Resolutiën der Staten-Generaal, 30 Nov., 1606, bij Dodt, Archief, IV. deel, bl. 126.
| |
[Heems, (Jan, of Jan van)]
HEEMS, (Jan, of Jan van) vond ik ook wel jan van heems genoemd. Zie Catalogus van Terwesten, bi. 212.
| |
[Heemskerk. (....)]
HEEMSKERK. (....) - Zie op den hiervolgende.
| |
[Heemskerk (Willem van)]
HEEMSKERK (Willem van) heb ik reeds zonder voornaam beschreven, doch later is mij van zijn werk voorgekomen, dat mijne juiste kennismaking met hem bevestigt en zijne woonplaats naauwkeurig leert kennen. ‘Op een schoon gevormde Rijnwijn-flesch met compartimenten gegraveerd, staat het volgende inschrift: Gebruick elck ding tot nut. willem van heemskerk Aet. 71. Leyden Ao. 1684.
| |
| |
Daaronder: Catharina volgt uws vaders raad - Wylt nut gebruik van al bestaat. - In 't houden van de middelmaat. De zilveren stop bevat een Medalje van Christina van Zweden.’ Zie Nr. 952 van den Catalogue de la Collection d'Antiquités etc. de J. Moyet, Amsterdam, Avril, 1859.
| |
[Heemskerk. (Marten)]
HEEMSKERK. (Marten) Bij dit Artikel voeg ik nog, wat hierna volgt. - Zie voorts nog over de vermoedelijke verwantschap, op VEEN. (Octavio van) - Ik heb voor mij liggen eene uitvoerige ets of gravure, voorstellende Een verward Binnenhuis, waarin eene vrouw, geknield, om haar leven bidt, terwijl de man, als een Romein gekleed, zijn zwaard trekt, om haar te dooden; in fo.-oblong; beteekend, op den schoorsteen, m. hiemsk. 1546. - In April, 1860, zijn in het Huis met de Hoofden, te Amsterdam, zes stuks schilderijen van marten heemskerk, afkomstig van het Stadhuis, te Delft, verkocht, als 1.) Een Altaarstuk met deuren; een Ecce Homo, op de binnenzijde der deuren de Donateur en een mediterende Geestelijke; buitenzijde Ezechiël en Daniël; zijnde van zijn beste werk en uitmuntend bewaard; h. 2 el 10 dm., br. 3 el, Ned. - 2.) De bespotting van Christus; niet beteekend; h. 1 el, br. 1 el, 28 dm. - 3.) De koperen Slang in de woestijn; rijke voorstelling, in het graauw geschilderd; h. 2 el, 60 dm., br. 1 el, 80 dm. doek. - 4.) De Balseming van Christus'lijk; uitmuntend fraaije ordonnantie van 13 figuren; h. 1 el 40 dm., br. 1 el 97 dm. - 5.) Een Altaardeur, Ao. 1564; de Sybille Erythraea; de keerzijde met een Geestelijke, achter hem een Petrusbeeld; h. 1 el 25 dm., br. 75 dm. - 6.) Portret van den geleerden Colmanus; h. 77, br. 60 dm. - Het schijnt, dat hij zich ook op het bouwkundig terrein heeft bewogen, want ik vond vermeld, dat ‘de kleine Houtpoort, te Haarlem, door marten heemskerck, in 1571, ontworpen en geteekend is.’ - Zie Haarlemsche Courant, 1 Julij, 1861.
| |
[Heideloff. (H.)]
HEIDELOFF. (H.) - Zie in dit Aanhangsel op HEYDELOFF. (N.J.W.C. van)
| |
[Hekking. (Willem)]
HEKKING. (Willem) Deze hoogst-bekwame Bloem- en Vruchtenschilder is door Immerzeel beschreven. - Ik moet daarop doen volgen, dat hij den 20. Mei, 1862, in zijne geboortestad, Amsterdam, oud 66 jaren, overleden, en aldaar in de Nieuwezijds-kapel begraven is. Hij liet eene weduwe en een zoon, willem Jr., na, die insgelijks op eene verdienstlijke wijze de kunst beoefent, benevens een schat fraaije gewrochten van zijne hand, en eene rijke Verzameling van merkwaardige Oud- en Zeldzaamheden, die ongewoon mag worden genoemd. - Zijn vader was Theodorus Hekking, niet f., zoo als Immerzeel zegt.
| |
[Hellenbuyk. (P.)]
HELLENBUYK. (P.) ‘Een hangende Patrys en eenige liggende Vogelen, door p. hellenbuyk; h. 2 vt. 2 dm., br. 1 vt. 8 dm. Rhynl. ƒ8,50’ was onder Nr. 44 van den Catalogus van J. van Loon, verkocht te Delft, 1736. - Kan deze ook in verband staan met olivier hellenbuyck? Zie aldaar.
| |
[Helt Stokade. (Nicolaas de)]
HELT STOKADE. (Nicolaas de) - Zie op STOKADE. (Nicolaas de helt)
| |
[Hem. (H.)]
HEM. (H.) Deze naam is mij alleen voorgekomen op den Titel van het volgende Boekwerk, gr. in 4o.: ‘h. hem, Teyckenbouck; 1649;’ eene verzameling van 70 teekeningen, meerendeels met de pen en eenige andere kleuren en O.I. inkt, voorstellende Gezigten van Steden, Rivieren, Antiquiteyten, Mausoleums enz. in Frankrijk; eenige Mythologische onderwerpen, en eenige Astronomische teekeningen. Zie Catalogus, bij Fred. Muller, Amsterdam, 3 December, 1858. (Nalatenschap van den Architect johannes van straaten.)
| |
[Hemling. (Hans)]
HEMLING. (Hans) In dit Artikel heb ik aangevoerd, dat hij, volgens een berigt van den Heer C.J. Nieuwenhuys, in 1499, nog in leven was. - Later zag ik in de Eendragt, van Gent, 1860, Nr. 14, dat de Heer W.H.J. Waele uit zekere bescheiden ontdekt heeft, dat hemling, in 1509, nog leefde, en ook niet be- | |
| |
hoeftig was, dewijl hij te Brugge een huis bezat, waarvan de plaats welligt nog zal kunnen worden aangewezen. - Zie nog over eene schilderij op DELJAMBE. (...) - In de Archiven van Brugge heeft Waele gevonden, dat hij steeds als memlinc voorkomt.
| |
[Hende (Amand Joseph van den)]
HENDE (Amand Joseph van den) werd den 2. Maart, 1754, te Audenaerde, geboren; hij beoefende de graveer-, schilder- en bouwkunst, en was Professor aan de Akademie, aldaar. Vooral als graveur heeft hij werk voortgebragt, dat eer doet aan zijn talent. - Hij is den 2. Mei, 1843, te Audenaerde, overleden. Zie Messager des Sciences hist. etc.; Gand, 1863, bl. 345.
| |
[Hendricksz. (Dirck)]
HENDRICKSZ. (Dirck) H. Soeteboom, in zijne Zaenlants Arcadia enz., Amsterdam, 1658, in 12o., bl. 674, over de Wormer sprekende, zegt: ‘Aldaer het leven begonnen van myn seer lieven vriendt dirck hendricksz., goet landschapschilder, die, Vranckryck vier jaeren doorreyst hebbende, tot Amsterdam schilderde, en in 't jaer 1637 aen de pest overleed.’
| |
[Hendriks. (Wybrand)]
HENDRIKS. (Wybrand) Eene der door mij vermelde etsen heb ik voor mij liggen, zijnde Een Boeren-binnenhuis, waarin een man aan eene tafel zit, met een kruik in de linker- en een glas in de regterhand, hetwelk hij vrolijk omhoog houdt; achter de tafel zit eene vrouw, met eene courant voor zich; naast haar een jager, die haar met den regterarm omvat; niet beteekend, maar achter op door hem geschreven: ‘Geoffereerd aan mijn Vriend J. van der Hoop, Ao. 1784. w. hendriks.’ Zij berust in de Verzameling van den Heer J. Ph. van der Kellen, te Utrecht; h. 98, br. 88 str. Ned., zonder de marge.
| |
[Hennekyn. (P. of G.)]
HENNEKYN. (P. of G.) Een Portret van eene Dame, met een horologie in de hand; levensgrootte, dijstuk, redelijk wel door hem geschilderd, is beteekend met 1665. - Welk een legio Portretschilders heb ik ontmoet, die nergens worden vermeld. - Zou deze aan hennequin de liége verwant kunnen wezen?
| |
[Herreyns, of Herryns. (Jaques)]
HERREYNS, of HERRYNS. (Jaques) Later bleek mij, dat hij herryns en niet herreyns schreef, zoo als ook ik, in navolging, verpligt was, want ik heb voor mij liggen eene door hem-zelven geëtste prent, gr. in 4o., voorstellende het inwendige van het huis, waar Jezus den Apostelen de voeten wascht; beteekend j. herryns 1712. Zeldzaam.
| |
[Herreyns, of Herryens (Guillaume Jaques)]
HERREYNS, of HERRYENS (Guillaume Jaques) is bij Immerzeel vermeld. Ik voeg er bij, dat er een fraai Portret van hem uitgaat, met bijwerk omgeven, in fo. Dess. et lith. pr. j.b. tétar van elven. Fait d'après nature, 1826; alzoo één jaar vóór zijn overlijden, 10 Augustus, 1827, vervaardigd. Er staat alleen onder g. herryns. - Zie verder, over zijn naam, op zijn vader jaques.
| |
[Hessel. (G(uilliam)]
HESSEL. (G(uiliam) - Dit Artikel geldt voor hessel gerritsz. Zie aldaar in dit Aanhangsel.
| |
[Heussen, (C. van)]
HEUSSEN, (C. van) een onvermeld kunstenaar, van wien mij berigt werd, dat er te Dordrecht eene schilderij aanwezig is, voorstellende een Mand met druiven; ongeveer h. 2½ vt., br. 2 vt. Rhijnl., beteekend c.v. heussen, 1626, en dat door een kunstkenner aldaar eerst voor werk van cuyp werd aangezien. - Doch dan toch voor dat van den Ouden cuyp.
| |
[Heuvel (Theodore Bernard de)]
HEUVEL (Theodore Bernard de) is bij Immerzeel genoegzaam onbekend. Ik ben uit goede bronnen in staat gesteld, eenig berigt over hem meê te deelen. Bij werd, in 1817, te Eecloo, geboren, en is een der verdienstlijke leerlingen van jozef geirnaert. Teneinde zijne studiën voort te zetten, vertrok hij, in 1840, naar Parijs, en verbleef verder een geruimen tijd in Bretagne. Daar had hij de gelukkige gelegenheid, om zijn geest te voeden met de navolging dier schilder-achtige landstreek en kleeding van de bevolking, welke men in verscheidene zijner tafereelen aantreft. De Heer de heuvel schildert huislijke onderwerpen
| |
| |
en Portretten, die zich aanbevolen door eene goede keus, juiste teekening en het aangename van de kleur; onder deze Portretten is te noemen dat van den Baron Heyndrickx, en van den President der Volksvertegenwoordiging, welk laatste op last van het Belgische Gouvernement vervaardigd werd. Van zijne stukken, uit het volksleven genomen, zijn onder meer andere de volgende op te merken: Eene geregtlijke Verkooping ten platten lande, door Z.M. den Koning der Belgen aangekocht. - De Liefdesverklaring, in het Kabinet van den Hertog van Brabant. - Het goede en slechte Nommer, op last der Commissie van Schoone Kunsten, te Gent, gelithographieerd, alsmede van wege die van Amiëns, Een Binnenhuis met spelende kinderen. - Verder zijn nog te vermelden: Een Voorval uit den slag in Bretagne. - De eerste stap. - De Speler. - Kinderen, blindekol spelende. - De kleine Dieven. - De Schoolmeester. - Een oud Jongman. Dit laatste is voor het Museum, te Mons, aangekocht. - Zich te Gent gevestigd hebbende, huwde hij, aldaar, in 1850, met Mejufvrouw Jeanette de Blauwe. Later verliet hij die stad, om te Brussel te gaan wonen.
| |
[Hey, (J. van der)]
HEY, (J. van der) Jacob Fil. inv. staat op een sierlijke Titelprent door s. fokke fecit, voorstellende eene Eerzuil, tot lof der Onzijdigheid, opgerigt op den Dam, te Amsterdam, omgeven met kindertjes, die de Wapenen der Provinciën en Burgemeesters dragen enz.
| |
[Heydeloff (Nicolaus Innocentius Wilhelm Clemens van)]
HEYDELOFF (Nicolaus Innocentius Wilhelm Clemens van) is reeds door mij op den naam van h. heideloff vermeld. Ik werd daarna op dezen kunstenaar en diens werken opmerkzaam gemaakt door eene belangrijke mededeeling van den Heer F.A. Ridder van Rappard, Oud-Secretaris-Generaal van het Ministerie van Oorlog, te 's Hage, mij met groote vriendlijkheid gedaan. Genoemde kunstenaar werd te Stokhorst, in Duitschland, geboren, en is, als weduwnaar van Elisabeth Pollard, zonder kinderen, den 2. Maart, 1837, te 's Gravenhage, overleden. - Hij was Inspecteur van het Koninklijk Kabinet in het Mauritshuis, aldaar, en heeft de voornaamste schilderijen in omtrek afgeteekend, die, gegraveerd, met eene beschrijving, te 's Gravenhage, ter Algemeene Landsdrukkerij, in 1826, in 8o., zijn verschenen, doch waarvan slechts drie Afleveringen, bevattende 25 prenten en 49 bladz. tekst, het licht hebben gezien. Hieruit zou dus blijken, dat de h. als voorletter, door mij opgegeven, bepaald eene fout van den Lettergraveur moet zijn. - Zijn Portret, door den Engelschen corbet geschilderd, berust in de Kunstverzameling van den Heer P.J. Landry, Bankier en Lid van den Raad der Gemeente 's Gravenhage.
| |
[Heym. (Gaspar)]
HEYM. (Gaspar) Op den Inventaris der Schilderijen in het familiehuis van den Burgemeester Willem van Halmael, te Antwerpen, door de troebelen van 30 September, 1659, verwoest, komt, onder vele kapitale stukken, voor: Een Kersnacht, van gaspar em, op 150 gulden geschat. - Deze em zegt Alex. Pinchart is heym, doch mij is deze naam onder de Schilders nimmer voorgekomen. - Zie Messager des Sciences hist. etc.; Gand, 1861, bl. 114.
| |
[Hiel. (Napoleon)]
HIEL. (Napoleon) ‘Den 21. Januarij, 1862, is overleden, te Brussel, de kunstschilder napoleon hiel, oud 39 jaren. Hij is gestorven op denzelfden dag, dat zijn vader, Jan Hiel, koopman, oud 71 jaar, begraven is.’ Zie De Eendragt, van Gent, 1862, Nr. 16.
| |
[Hilarides. (Joh.)]
HILARIDES. (Joh.) Later zag ik, dat hij, volgens W. Eekhoff, te Leeuwarden is geboren, vermoedelijk, in 1648, en overleden in 1725. - Zie Nieuw Archief voor de Nederl. Taalkunde van Dr. A. de Jager, 1856, I; 4. stuk.
| |
[Hobbema. (Meyndert)]
HOBBEMA. (Meyndert) Ik heb het innig genoegen, bij dit Artikel een hoogst belangrijk berigt aangaande dezen beroemden Schilder te kunnen meêdeelen, en
| |
| |
wel het eerste, dat, aangaande zijn persoon, in de Geschiedenis door Jonkhr. W.J.C. Rammelman Elsevier, Archivist der stad Leyden, in de Huwelijks-aanteekeningen der stad Amsterdam ontdekt, en in den Konst- en Letterbode van 2 November, 1861, Nr. 44, geboekt is, aan wien alzoo de eer toekomt, eene bron te hebben geopend, waaruit meerdere berigten hem aangaande gevonden zijn. Deze ontdekking ging echter met een weemoedig gevoel gepaard. - Ik laat hier de oorspronklijke bescheiden, zooals die later door Dr. J. Scheltema, in zijn werk: Amstels Oudheid; Gedenkwaardigheden van Amsterdam; Ibid., 1863, V. bl. 63 en volgg., alle in de Archieven te Amsterdam zijn gevonden, volgen: Kerkelijk Register Nr. 92, bl. 219; keerzijde, 2 November, 1668: ‘Compareerd meyndert hobbema van A(msterdam), schilder, oud 30 jaren, ouders dood, geassisteert met jacob van ruysdael, woont op de Haerlemmerdyc, ende Eeltje Vinck, van Gorkum, oud 34 jaren, onders dood, geassisteerd met Corn(elis) Vinck, haer broeder, woont op de Keyzersgracht. Get. meyndert hobbema. Eeltje Vinck’. Daarop volgt het kerklijk huwelijk: Trouwboek der Nieuwe kerk, 18 November, 1668: ‘Getrouwd door Dom. Belkampius, maindert hobbema en Eeltje Vinck.’ Uit dit huwelijk zijn de volgende kinderen gesproten: Doopboek der Nieuwe kerk: ‘Den 9. September 1669 is gedoopt door Ds. Heydanus, Eduart, zoon van meyndert hobbema en Eeltje Vinck. Getuigen Cornelius Reynst, Corn. Roelants, Annetje Jans Crans.’ - Doopboek der Nieuwe kerk. ‘Den 30 Julij 1670 is gedoopt door Ds. Homma, Eduart, soon van meyndert hobbema en Eeltje Vinck, getuigen Cornelis Reynst, en Corn. Goutsmit.’ Van dezen Eduart is verder niets bekend, zegt Scheltema. - Doopboek Westerkerk: ‘Den 11 December 1671 is gedoopt door Ds. le Plancq, Pieternelle, dochter van meyndert hobbema en Eeltje Vinck, getuigen Cornelis Pieterse Vinck, en Janneken Jans Dammeron.’ - Doopboek Westerkerk: ‘Den 6 December 1673 is gedoopt door Ds. Breugholt, Pieternelle, dochter van meyndert hobbema en Eeltje Vinck. Getuigen Pieter Timmers en Adriaentje, huysvrouw van Pieter Timmers.’ - Nu komen wij aan eenige treurige historische regelen, welke ik met een smartlijk gevoel afschrijf: Begraafnisboek van het Leidsche kerkhof: ‘29 Julij 1704. Eeltje Vinck, huysvrouw van meindert hobbema(n), in de Konynestraat, in 't schip d' Hoop.’ Declaratie op het middel van begraven: ‘26 Julij, 1704, Neeltje Arians voor Eeltje Vinck.’ (klasse der armen.) - Begraafnisboek van het Leidsche kerkhof: ‘Begraven 5 Augustus 1706. Pieternella Hobbema, op de Roozengraft bij 't Doolhof.’ Declaratie op het middel van begraven: ‘4 Augustus, 1706. Abraham van den Tooren, voor Pieternella Hobbema.’ (klasse der armen.) Begraafnisboek van het Wester Kerkhof: ‘Zaturdag, 14 December, 1709, meyndert hoppema (sic) op de Roosegraft by het Doolhof.’ Declaratie op het middel van begraven: ‘13 December, 1709. Adriaentje Barents voor meyndert hobbema’ (klasse der armen.) Alzoo heeft hij in het laatst van zijn leven schuins over de woning van zijn grooten voorganger rembrandt gewoond. Hij heeft dus den ouderdom van 71 jaren bereikt, blijkens zijn huwelijk in 1668, toen hij 30 jaren oud was. - Alzoo zijn de jaartallen van 1689 op zijne schilderij en welligt nog later, door Smith, Catalogue raisonné, als een echte beteekening betwijfeld, - dewijl men in de meening verkeerde, dat hij reeds vóór 1670 was overleden, dat nu vervalt, - zeker goed. Ongetwijfeld zijn er vele zijner werken vóórdat zijn naam met roem bekend werd, verdoopt, want zijn toestand pleit er nu voor, dat hij voor den broode moest werken en dus veel in zijn leven geschilderd heeft; of hij moest in de laatste 20 jaren van zijn leven, door ziekte of kwalen, daarin verhinderd, een sukkelend uiteinde
| |
| |
hebben gehad. - Verder moet ik, om der Geschiedenis wil, hier de plaats aanwijzen, waar thans eene zijner schoonste schilderijen, dat met de Molentjes, door mij vermeld, is beland. Zij is aan den Graaf De Morny, te Parijs, voor 105,000 francs in eigendom overgegaan. Zie Handelsblad, 7 September, 1860, en Idem, 25 September, 1861, waarin nog een ander wordt vermeld. Het schoone Landschap van hobbema is tusschen twee schilderijen van wynants, in de Louvre, te Parijs, geplaatst. Het was vroeger in de Verzameling van den Baron Von Mecklenburg; die had er 52,000 francs voor betaald; nu heeft het 76,000 francs opgebragt. - Het is hier de plaats, om eene teregtwijzing te doen, namelijk, dat in de Fransche papieren het berigt aangaande het vermelde huwelijk van hobbema, dadelijk, is opgenomen, en daarbij, dat zulks door den Heer W. Burger was ontdekt. Dit Fransche nieuws is daardoor op zijn naam, als vinder er van, in geheel Europa doorgeslopen, ja, zelfs in ons land, daaruit, en nog wel zeer verminkt, overgenomen. De zaak zal zich aldus hebben toegedragen: Burger, den genoemden Konst- en Letterbode lezende, heeft, verrukt van vreugd, zich gehaast, dit dadelijk aan den Redacteur der Indépendance mede te deelen; waarschijnlijk, was zijn berigt geteekend, en de Redactie heeft het dus zoo begrepen; vandaar de gedrukte dwaling. Ik houd mij verzekerd, dat men den Heer Burger, dien ik persoonlijk ken, een onhandige dienst heeft bewezen, die bij hem, als vermaard kunstkenner en auteur, volstrekt niet te huis behoort. - Dus zijn de twee groote mannen rembrandt en hobbema in eene en dezelfde geringe buurt, en dat in het rijke Amsterdam, aan lagerwal ten grave gedaald, en daardoor een raadsel, onoplosbaar, als met beschaming voor het nageslacht, gesteld! - Ik mag dit Artikel niet sluiten, zonder mijne verwondering te uiten over hetgeen de Heer Scheltema, in zijn genoemd Werk, bl. 63, in een betwijfelenden zin, op mijn berigt aangaande het Wapen van Otto van Hobbema, zegt, te weten, ‘dat de Heer Eekhoff heeft verklaard, niets de minste kennis daarvan te dragen.’ Ik wèl, en ik heb, bij het lezen van den Catalogus der bedoelde Verkooping, dadelijk, te Leeuwarden, last gegeven, die volle Wapens te doen afteekenen, tijdens ze aldaar op de Verkooping te zien waren, voorzigtig als ik was, dat, zoo ik dit verzuimde, later mij de pas wel zou worden afgesneden. De naauwkeurige teekeningen zijn mij eenige dagen later geworden, waarbij gemeld werd, dat de glazen met die Wapens door den boekhandelaar Eekhoff aldaar waren gekocht. Teneinde een ontrouw geheugen eens goed wakker te schudden, heb ik noodig geacht, hier uit een schrijven uit Leeuwarden, van 24 Februarij, 1864, op de vraag van den Heer kramm, betreffende de Geschilderde Glasramen met de Wapens van Otto Hobbema en zijn Wyff, 1620, met anderen in een kist (zijnde Nr. 49 van den Catalogus, bij den Heer Suringar gedrukt), en aldaar in 1851 verkocht, meê te deelen: ‘De Kooper van die kist met haren inhoud was de Heer W. Eekhof, boekhandelaar, alhier, van wien ze is overgegaan, of door wien ze is gekocht, voor het Friesch Genootschap, ten behoeve van het Museum van Oudheden, alwaar zij nog aanwezig is. Vermeenende hiermede aan het verlangen voldaan te hebben, heb ik de eer met hoogachting te zijn, WelEdele Heer, Uw Ed. D.W. Dr. G.F.N. Suringar.’
| |
[Hoecgeest (Joacmim)]
HOECGEEST (Joacmim) is reeds door mij vermeld. - Op het Stadhuis, te 's Gravenhage, berust een Vaandeldrager van het Oranje-Vaandel der Haagsche Schutterij, door hem, in 1621, op levensgrootte geschilderd.
| |
[Hoecke (Jan, of jacob van)]
HOECKE (Jan, of jacob van) staat bij Immerzeel en bij mij vermeld, en ik moet daarbij voegen, dat hij den 2. Maart, 1862, te Gent, overleden is. Zie De Eendragt, van Gent, 1862, Nr. 19, waar hij jacob wordt genoemd, doch in
| |
| |
die van 1858, Nr. 17, noemt Prudens van Duyse hem jan. Wat is nu waar? En dit zijn nu nog wel berigten uit dezelfde stad! - Hij was een leerling van den vermaarden Bouwmeester l.j.a. roelandt; het was onder zijne leiding, dat de werken der nieuwe St. Annakerk, te Gent, in 1855, - waarvan het plan door zijn meester werd ontworpen, doch niet dan met weglating van vele hoofdversierselen uit het oorspronklijke plan, ter oorzake van de beperkte middelen, - werden voortgezet. De Nieuwebrug, geheel van ijzer en schoon van vorm, behoort mede tot meer andere door hem aldaar volvoerde werken.
| |
[Hoefnagel. (Jacob)]
HOEFNAGEL. (Jacob) Aan het slot van dit Artikel heb ik gezegd, dat het genoemde Werk, ook met Latijnschen titel, in 1592 verschenen is. Thans in het bezit gekomen zijnde van het complete Werk, eerste fraaije drukken, zoo kan ik dien titel juist opgeven. Het geheele Werk bevat vier titels: Pars prima, secunda, tertia en quarta; elk boek heeft 12 genommerde bladen, dus 48 platen. Op pars prima staat het volgende: Archetypa studiaque patris georgii hoefnagelii jacobus F., genio duce ab ipso scalpta, omnibus philomusis amicé D. ac perbenigné communicat. Ann. Sal. XCII. Aetat. XVII. Cum prae. Caes. Mas. Francofurti ad Moenum; en op de pars quarta komt weder het jaar 1592 voor, alles zinspelende op de verganklijkheid van 's menschen leven, waarbij: Sicut Foenum Dies eius. Sicut flos agri sic efflorebit. Psa. 102. - Zou hij dat geheele Werk in één jaar gemaakt hebben? Eere zij dan den 17jarigen jongeling, die zich tot taak heeft gesteld, een plaat in fo. oblong, per week, te snijden, waarop alles met de meest-vereischte naauwkeurigheid der te volgen teekening teruggegeven is. - Nog voeg ik er bij, dat zijns vaders zuster, Susanna Hoefnagel, de vrouw was van Christiaan Huygens, den Oude, en deze de vader van den beroemden Constantyn Huygens, den 4. September, 1596, te 's Gravenhage, geboren. Zie Witsen Geysbeek, Biogr. Woordenboek. - Kok, Vaderl. Woordenboek, heeft zich vergist, door jacob johannes den zoon van george hoefnagel te noemen, doch die- vergissing komt op rekening van Sandrart, dien hij gevolgd heeft, terwijl er vooralsnog geen Johannes Hoefnagel, als kunstenaar, is bekend.
| |
[Hoevenaar. (Willem Pieter)]
HOEVENAAR. (Willem Pieter) Ik moet hier het treurig berigt laten volgen, dat deze hoogst-verdienstlijke kunstenaar, den 31. October, 1863, te Utrecht, overleden is. Op eene eenvoudige, doch plegtige wijze, werd zijn lijk ter aarde besteld. Een groot aantal zijner kunstbroeders en vrienden bewezen hem daarbij de laatste eer. Onder de vele belangstellenden was ook het Bestuur van het Utrechtsche Genootschap Kunstliefde tegenwoordig. De Voorzitter van dat Genootschap, de Heer Mr. w.m.j. van dielen, sprak, nadat de lijkkist in de groeve was neêrgelaten, in hartlijke bewoordingen, zijne betrekkingen en vrienden toe, en herdacht daarbij, op welke wijze de thans ontslapen kunstenaar, gedurende zijn leven, de kunst beoefende, waardoor hij, die gerangschikt mogt worden onder de verdienstlijke onzer teekenaars, en wiens talent hem zoozeer tot sieraad verstrekte, onder de Leden van het Genootschap, zich ten volle de hulde van allen verworven had. Bij het einde van het aardsche leven van den geachten man, strekte het tot troost, dat de Voorzienigheid hem tot een beter had opgeroepen, terwijl bij allen, die hier achter bleven, zijne nagedachtenis, ook door zijne kunstwerken, zou blijven voortleven. - Diep geroerd bedankte de broeder van den overledene, de Heer c.w. hoevenaar, ook uit naam van zijne innig-bedroefde betrekkingen, voor de woorden uit het hart tot het hart gesproken, en uit den opregten handdruk aan allen sprak het hartlijk gevoel van dank voor de laatste eer, den overledene aangedaan. - Zie Utrechtsche
| |
| |
Courant, 5 November, 1863. - Zijn eenige zoon, jozef genaamd, heeft reeds fraaije schilderijen op de Tentoonstellingen, te Utrecht, geleverd, die van de goede lessen zijns geachten Vaders getuigen.
| |
[Hoeye. (Françoys van den)]
HOEYE. (Françoys van den) - Zie in dit Aanhangsel op HONDIUS, (Joost) de Jonge.
| |
[Homius, (Joan)]
HOMIUS, (Joan) een onvermeld kunstgraveur van middelmatige verdienste, die, in de tweede helft der XVII. eeuw, te Utrecht, bloeide. Het Portret, met handen, van Adrianus van Wesel, Predicant te Amsterdam, in 1686, dijstuk, in ovaal gevat, met vierregelig vers, is beteekend G. Valk excudit et Ultriectus (sic) joan homius sculp., in fo. Het is van middelmatige verdienste.
| |
[Hondekoeter. (Melchior de)]
HONDEKOETER. (Melchior de) Om den wille der Geschiedenis van de nog niet overtroffen kunstwerken van dezen Europeesch beroemden meester, moet ik hier nog melden, dat, ‘naar men verneemt, zijn, de uitmuntende schilderijen van hondekoeter, behoord hebbende tot de Nalatenschap van wijlen Jhr. Van Vreedenburg, aangekocht door den Heer François Nieuwenhuys, te Parys. - Zie Handelsblad, 6 October, 1862.
| |
[Hondius (Abraham)]
HONDIUS (Abraham) is bij Immerzeel vermeld; ik voeg er bij, dat in het Museum-Boymans, te Rotterdam, eene uitmuntend kapitale schilderij, een wild Zwijn verdedigt zich en hare jongen tegen dertien groote Jagthonden aanwezig is, en door den Heer Edward L. Jacobson, in 1850, ten geschenke werd gegeven. - Zijn Portret, dijstuk, se ipse p. is door j. smith sc. in fo. Zwarte kunst. Een Idem, t. chambars sc. in 4o. - Een Idem, bij Houbraken.
| |
[Hondius, (Hendrick)]
HONDIUS, (Hendrick) de Oude, is reeds vermeld. Uit het volgende Verzoekschrift blijkt duidelijk, dat hij een zoon had, die, even als hij, de graveerkunst beoefend heeft. Jammer, dat er de voornaam niet bij vermeld wordt, waardoor wij alsdan zeker konden weten, of de bekende hendrik, de Jonge genoemd, zijn zoon, of die van jodocus hondius, den Oude was. - In de Resolutiën van de Staten-Generaal, 13 Januarij, 1629, komt voor: ‘Opte requeste van henricus hondius is naer voorgaende deliberatie goetgevonden ende verstaen, dat hy op het Portraict van Pieter Heyn, Generael van de Westindische Compagnie, by zyn zoon in 't coper gesneden, zal mogen stellen de privilegie, den suppliant by haer Ho. Mo. voor desen gegeven.’ En op 23 Januarij, 1629, ‘Zynde vertoont by henricus hondius, seecker pourtraict van den Heer Pieter Heyn, Generael van de Westindische Compagnie, by hem in coper gedaen snyden, is tzelfde aengenomen; oock geordonneert dat voor elck van de heeren, comparerende ter Vergaederinge van haer Ho. Mo., een pourtraict op satyn affgedruct ende in rollen opgemaeckt, vereert zal worden.’ - Om der Geschiedenis wil, voeg ik er nog bij de volgende aanteekening uit de gemelde Resolutiën van 7 October, 1624: ‘Synde ter Vergaederinge van haere Ho. Mo. in de voorleden weecke ingebracht een affconterfeytsel van de Belegeringe van Breda, uytgegeven by henricus hondius, met inscriptie van privilegie, is verstaen dat den voors. hondio sal werden gelast, gelyck hem gelast werd by desen, dat hy uyt crachte van de acte den 25. Juny, 1599, hem gegeven, nyet en sal laten uytgaen als tgeene hy eerst haere Ho. Mo. getoont ende by dselve sall zyn goetgevonden.’ - Hieruit blijkt, dat het eenmaal aan hem verleende doorloopende Octrooi misbruikt was, en hoe scherp daarover toezigt gehouden werd.
| |
[Hondius, (Hendrik)]
HONDIUS, (Hendrik) de Jonge. Thans kan ik een jaartal bijbrengen, dat ons zijne geboorte in 1599 aanwijst, namelijk, door de Huwelijks-aanteekeningen, te Amsterdam. ‘1625, 7 Nov. hendrik hondius van Amsterdam, oud 28 jaren, boekverkooper, geassisteerd met Colette van de Keere, zyne moeder; met Janneken
| |
| |
Verspeet, van Amsterdam, oud 26 jaren, geass, met Hans Verspeet, haar vader.’ Zie De Navorscher, VIII, bl. 318, waar mede voorkomt, dat hij een broeder Jodocus gehad heeft, die in 1621, 26 jaren oud was. - Om der Geschiedenis wille, laat ik hier nog volgen eene Resolutië der Staten-Generaal van 7 Januarij 1628: ‘Synde by henricus hondius overgelevert het effigie van de Coninginne Moeder van Vranckryk, by hem in cooper gesneden, is geaccordeert dat hy deselve met privilegie sal mogen uytgeven.’ Doch niet altijd werd die goedkeuring verkregen, blijkens een idem, van 24 Mei, 1628: ‘Het versoeck van henricus hondius gedaen, om een Contrefeytsel van den Prince van Oragnen (Frederik Hendrik?), gesneden in cooper, met privilegie van haer Ho. Mo. uyt te geven, is gedifficulteert.’
| |
[Hondius. (J.)]
HONDIUS. (J.) Eene biddende Magdalena in een grot, beteekend j. hondius, 1600, zag ik in de Kunstverzameling van Jonkhr. r.e. van maldeghem, te Brussel. Zou dit werk van jodocus zijn? Alsdan heeft hij, wat nog niet bekend was, ook geschilderd.
| |
[Hondius, (Joost)]
HONDIUS, (Joost) de Jonge. Uit het hier volgende is mij klaar gebleken, dat er nog een jodocus, of joost hondius is geweest, die toen 33 jaren oud, zoon, van den reeds door mij vermelde, van dien naam, en broeder van hendrik hondius, den Jonge, was, - Zie in dit Aanhangsel aldaar. - en dien ik hier den Jonge zal noemen. De kennismaking met hem strekt niet tot zijne eer, daar het hem niet onbekend kon zijn, dat werken als die van delff geoctrooijeerd waren. Ziehier het feit, zoo als zulks in de Resolutiën der Staten-Generaal van 12 Julij, 1628, voorkomt: ‘Is gelesen de requeste van willem jacobss delff plaetsnyder, medebrengende dat joost hondius ende françoys van den hoeye, boekvercoopers tot Amsterdam, jegens 't Octroy hem suppliant by haer Ho. Mo. den 17 Octobris 1626 verleent, hebben naegesneden ende gedaen distribueren eenige van syn suppliants contrefeytsels, te weten de voorn. van den hoye de Coninge ende Coninginne van Bohemen, de Prins ende Princesse van Oraegnen, den ouden Prins Willem ende Maurits; ende joost hondius de voornoemde Prins ende Princes, ende daerover by den officier der voors. stede gecalangeert synde, hebbende de saecke meer dan acht maenden getrayneert, sonder dat hy suppliant tot expeditie heeft konnen geraecken; versoeckende dat haer Ho. Mo. ordre willen stellen, dat de voors. van den hoye ende hondius haer platen ende druckselen affhandich moegen werden gemaeckt ende dat hy suppliant het volcoomen effect van syn voors. Octroy mach genieten ende de contraventeurs gestraft. Waerop gedelibereert synde is goetgevonden te schryven aen de Magistraet tot Amsterdam, ende hun te versoecken dat sy den suppliant jegens den voors van den hoye en hondius willen doen administreren cort goet recht en justitie.’
| |
[Hondius, (Willem)]
HONDIUS, (Willem) Nog voeg ik daarbij, dat hij zijn eigen Portret fraai heeft gesneden, in fo., naar het geschilderde door a. van dyck.
| |
[Hondt (Bernard d')]
HONDT (Bernard d') werd mij alleen bekend door het volgende berigt: ‘Dezer dagen, overleed, te Eecloo, de Heer bernard d' hondt, leeraar bij de Academie, aldaar, voor de vakken der figuren en versieringen. De Heer d' hondt was naauwelijks 40 jaren oud. Hij was leerling der Koninklijke Akademie van Gent; en had er, in 1847, den eersten prijs behaald in de eerste Afdeeling der Ornamentatis.’ Zie De Eendragt, van Gent, 1863, Nr. 10.
| |
[Honthorst. (Gerard van)]
HONTHORST. (Gerard van) Het toeval stelde mij in staat, bij dit Artikel nog eene belangrijke ontdekking mede te deelen, namelijk, den juisten tijd van zijn overlijden, die niet was bekend. In het Stedelijk Archief, te Utrecht,
| |
| |
berust een Werk, in 3 deelen fo., Ms., bekend onder den titel van Verzameling van Grafzerken, Grafschriften, Glazen enz. der kerken van Utrecht; alles met kleuren geteekend en beschreven. In deel I komt voor het opschrift eener zerk, in de Catharijnekerk: ‘Cl. D. gerhardus van hondhorst obiit V kalendas May MDC.LVI. vt(vixit) 65 M. 5. dies 23. - Conjux et liberi superstites memoriae luctuosae ergo hoc moestissimi posuerunt.’ (In tabella paulo inferius legitur:) ‘Pictorum Apelles Regibusque dilectus hac latet urnâ nec tamen viri heroa virtus putrescet quam stupentibus posteris regina fama latius perennabit. t.h.j.’ Dat is: De beroemde gerard van honthorst, overleden 27 April 1656; hij heeft geleefd 65 jaren 5 maanden 23 dagen. Zijne zeer bedroefde echtgenoot en nagelaten kinderen hebben hem dit derhalve tot treurige gedachtenis doen oprigten. (Op een bordje, een weinig benedenwaarts, staat te lezen:) De Apelles der schilders door Koningen bemind vergaat in deze lijkbus, de voortreflyke hoedanigheden van den man zullen echter niet vergaan; welke aan het bewonderend nageslacht de koninklijke faam duurzaam zal verkondigen. Daarbij zijn geslachtwapen: veld Azuur, met drie ballen van goud, 2 en 1 gesteld. - Hierdoor voorgelicht, vond ik in het Register van den aenbrengh van de overleden personen der Stadt ende Vryheyt van Utrecht, mede in het Archief van den Burgerlijken stand, aldaar, bij de aanbrenging in Stads-rekening der begrafenissen, het volgende: ‘5 Mei 1656 aangebragt. Costers. Dom. groot een uer (geluid). Buerk. Doodgravers. Cater.(yne)k. Een Wapen. Bidders Dom. groot 1 uer. Een Wapen. De Heer gerard van honthorst vermaert schilder, op het Domskerckhoff, nalatende syne huysvr., met echte mundige kinderen, met consent van de Heeren Borgermren gesoncken in de Catharine-kerck, des betalende de somme van vyff hondert gulden, alse 250 guld. voor d' Aelmoeseniers ende 250 guld. voor d' AmbachtsCameren; dus alhier voor de voorschr. Aelmos. 250 gulden.’ - Hieruit blijkt, dat niet 1592, zoo als Houbraken en anderen na hem, hebben opgegeven, maar 1590 zijn geboortejaar is, en ook dat hij in 1662 niet ‘nog schilderde op het Princelijk Lusthuis in 't Bosch, buiten den Haag;’ terwijl verder blijkt, dat hij van honthorst heette. - In het belang der Geschiedenis aangaande de betaling der Kunstwerken aan dezen meester, laat ik hier nog eenige aanteekeningen volgen, getrokken uit de Ordonnantieboeken van Prins Frederik Hendrik, over 1637-1650: ‘Den 18. Junij, 1637, is gedepescheert ordonn. ten behoeve van gerrit honthorst, schilder tot Utrecht, voor in 1636 geleverde schilderyen, de som van ƒ640. - 1 Aug. 1638, aen geraert van honthorst, schilder, de som van ƒ2200, ter zake van vier cartons, of patronen van Hoogloffelyker Memorie de Heeren Princen Willem, Philippe Guillaume ende Maurits. - Aan dezelve eene som van ƒ4830, over verscheyden stucken schilderyen, by hem gemaeckt en gelevert, sedert Mei 1639, tot 6 Mei 1641. 's Gravenhage, 7 Mei 1641. - S.H. ordonn. enz. te betalen aan denzelve de som van ƒ2396 over eenige contrafeytsels en schilderyen, by hem van 6 Mei tot 28 Oct. 1642 gelevert. 's Gravenhage, 5 Feb., 1643. - S. H. ordonn. om te betalen aen denzelve de som van ƒ3285 over verscheyden Conterfeytsels ofte schilderyen, by hem in den jare 1643 gemaeckt en gelevert. 's Hage, 11 April, 1644. - Op de specificatie van geraert van honthorst, schilder, ter ordonn. gedepescheert als volcht: syne Hoocht ordonneert hiermede syn Thresorier en Rentmr.-gnael Willem Ketting de Jong, te betalen aen geraert vak honthorst, schilder, de somme van ƒ3570 over verscheyden schilderyen, by hem gemaeckt, door last en ten dienste van S.H. in de jaren 1644, 45 en 1646. Breder gespecificeert in de bovenstaande declaratie geattesteert by den Controleur Scherwouters. 's Gravenh.,
| |
| |
28 Jan., 1647. - Idem aan denzelve over verscheydene Conterfeytsels, by hem door last en ten dienste van S.H. gemaeckt en gelevert ƒ6410. 6 Juny, 1648. - Idem aan denzelve over schilderyen en conterfeytsels, by hem door last en ten dienste van S.H. ƒ5840. 1 Jan., 1649. - Idem aan denzelve over verscheydene conterfeytsels by hem, op last van en ten dienste van S.H. gemaeckt en gelevert 26 Aug., 1650. ƒ4355.’ - Zie deze mededeeling door den Heer Mr. C. Vosmaer, in de Kunstkronijk, 1840, bl. 37 en volgg.
| |
[Hooft, (Willem Dirks)]
HOOFT, (Willem Dirks) een glasschilder, die in het begin der XVII. eeuw, te Amsterdam, bloeide. In de Puiboeken, aldaar, wordt de volgende aanteekening gevonden: ‘25 Augustus, 1617 aangeteekend willem dirks hooft, oud 22 jaren, glasscryver, geassisteert met Dirk Willemsz. Hooft, zyn vader, wonende op St. Pieterskerkhof, agter de hal, ter eenre, en Engeltje Jans, oud 23 jaren, geassisteert met Jan Lodewyks, wonende op de N.Z. Agterburgwal, ter andere zyde.’ Zie De Navorscher, XIII, bl. 378, waar tevens gezegd wordt, dat men vooralsnog niet weet, of hij behoort tot het geslacht van den beroemden Hooft.
| |
[Hooghe, (Romein de)]
HOOGHE, (Romein de) Bij dit Artikel kan ik nog voegen, dat zijn vader denzelfden naam voerde, blijkens het tweede huwelijk zijner moeder, gelijk dit in de Huwelijks-aanteekeningen, te Amsterdam, voorkomt: ‘1672, 30 Jan. Susanna Gerarts, Wed. van romeyn de hoge, wonende in de Hoogstraat, met Johannes Welsinck, van Borkum, lakendrapier, Wedr. van Elisabeth Kessel.’ Zie De Navorscher, VIII, blz. 318.
| |
[Hoogkamer. (Willem H.)]
HOOGKAMER. (Willem H.) Reeds moet ik op mijn berigt doen volgen, dat hij in het begin van 1864, te Arnhem is overleden. Wat nog niet werd vermeld, is, dat hij jaren lang proeven genomen heeft om de wijze der schilderkunst in was bij de oude Grieken gebruiklijk, te ontdekken, en waarschijnlijk naar aanleiding van de Mémoire sur la peinture à l'encoustique et sur la peinture à la cire, par le comte de Caylus, etc. A Geneve, 1755, in 8o., ondernomen. Mij is verzekerd dat hij daarin schoone werken heeft vervaardigd, als het Portret van een Officier naar rembrandt, in het Kon. Kabinet te 's Hage aanwezig, dat zeer geroemd wordt, te meer, daar zijn werk ook de eigenschap der ouden heeft, namelijk, dat de was reeds zoo door hitte is voorbereid, dat die, gelijk meer andere stoffen, een hoogen graad van hitte kan weêrstaan.
| |
[Hoogstraeten, (Dirk, of Theodoor van)]
HOOGSTRAETEN, (Dirk, of Theodoor van) is bij Immerzeel op dirk van hoogstraten, en door mij op d.v. hoochstrat vermeld. Later is mij voor goed gebleken, dat d.v. hoochstrat bij mij beschreven een-en-dezelfde persoon is. - Dat hij hoogere bekwaamheden moet hebben bezeten, dan hem gewoonlijk worden toegekend, werd ik gewaar uit hetgeen zijn zoon samuel schrijft, in zijne Inleiding tot de Hoogeschole der Schilderkonst enzv.; Rotterdam, 1678, in 4o., bl. 170, waar hij, de voorbeelden der oudheid aanhalende, aangaande het zoo natuurlijk afbeelden van dieren, waardoor de levenden misleid werden, zegt: ‘Wy hebben een weinigh hier vooren van het oordeel der paarden over apelles schildery gesproken, en even nu iets van de geyten geroert, maer ik zal, om myn algemeene alsook byzondere plicht te voldoen, hier een geyten oordeel over eene schildery instellen. Het gebeurde dan, dat myn vader theodoor in een Bacchanael een geyte na 't leven schilderde, welke ik, noch zeer jong zynde, voor hem vasthield, met behulp van touwen en koorden, om haer in bequamen stand te onderhouden, 'twelk ik met grooten arbeyd ten eynde toe uithielt; maer de geschilderde geyte nu byna gedaen zynde, en myn vader het stuk, dat al redelyk groot was, wat uit de hand zettende, om hetzelve eens van verre te
| |
| |
zien, zoo gevielt, dat de geyte bygeval de geschilderde ook gewaer wiert, waarover zy, als in gramschap uitberstende, uitspatte, breekende de touwen en my ter aerde werpende, vloog met zulk een gewelt tegens de hoornen van haar geschilderde zuster aen, dat zy den doek doorscheurde, en de schildery verdorf; tot verdriet van hem, die zyn vlyt daarin zoo loflyk had betoont. Maer deze schildery zouw om dit voorval waerdich geweest zyn te bewaeren, ja, was alleen genoeg geweest, om den meester in onsterflyke gedachtenis te brengen, had hem de roemzucht zoowel, als de stille deugt ter herten gegaan. Want waarom zoude men dit geytbedriegen minder achten, dan het patrysbedriegen van protogenes? wiens geschilderde patrys de levende, die men daarby bracht dede schetteren.’ - Het bevreemdt mij zeer, dat Houbraken, die dat boek van zijn leermeester goed kende, daar geen woord van rept, wat hij wel had mogen doen, te meer, daar wij de getuigenis van den waardigen samuel volkomen kunnen aannemen. - Ammerzeel heeft vreemde berigten gevolgd, en zijn dood, te Dordrecht, in 1640, opgegeven. Toen is hij van 's Gravenhage daar komen wonen. - Zie op zijn zoon, samuel, die volgt.
| |
[Hoogstraeten. (Samuel van)]
HOOGSTRAETEN. (Samuel van) Op dit Artikel laat ik nog volgen, dat hij tot de Doopsgezinde gemeente behoorde, gelijk blijkt uit de aanteekeningen en (nog al curieus om de gestrengheid, die destijds werd gehandhaafd) in de kerkelijke Acta dier gemeente, te Dordrecht, voorkomer. ‘In Augustus, 1640, kwamen hier uit den Haag wonen dirck van hoochstraten en zyne vrouw, Mayken, Izack Hendrickx Conings dochter. - 12 April, 1648, gedoopt samuel dircksz van hoochstraten en Digna van Hoochstraten zyn zuster. - 3 Mei is samuel van hoogstraten aangesproken, wyl eenige broeders hem op eenen schoonen lichten dag met een degen op zy hadden zien gaan. - samuel van hoogstraten, schilder, is hier den 17 September 1656 van de gemeente afgezonderd, omdat hy hem op verscheyde manieren aengestelt had en eene vrouw getrouwt, die buiten de Gemeente is.’ Zie Jaarboekje voor Dordrecht, 1841; Mengelwerk, bl. 31, de Noot, waar tevens afzonderlijk door Dr. Schotel staat vermeld, dat ‘hij, als schilder en dichter vermaard, huwde den 13 Junij, 1659 met Sara, dochter van Kornelis Balen en van Elizabeth van Dorsten.’ - Moet men hier aan eene drukfont denken, en voor beide jaren 1656 lezen? Zoo niet, dan staan hier twee huwelijken vermeld. Ook blijkt er uit, dat samuel niet in 1627, te Dordrecht, maar, vermoedelijk, te 's Gravenhage geboren is.
| |
[Horebout, of Hoorenbout. (François, Jaques en Luc.)]
HOREBOUT, of HOORENBOUT. (François, Jaques en Luc.) De eerste wordt onder de beste schilders van zijn tijd, en welligt als de Neef van gerard horebout vermeld. Hij is tevens als meetkundige bekend, want in de Rekeningen der Stad Gent, van 1593, komt voor: ‘Betaelt françois hoorenbout, Chaertmaecker, ende jaques synen zone, de somme van IIJ lib. gr., ter causen van zes daghen, by elck van hemlieden ghevachieert by laste van myne heeren van den Collegie, in 't meten van zeker quartier, beginnnende buiten 't nieuw casteel naer den Dendermonschen wech, breeder ghespecificeert by de requeste ende naer 't verclaers vander ordonnantie, IIJ lib. gr.’ - Te zelfder tijd leefde nog zekere luc. horenbout, schilder, verlichter en meetkundige, van wien in het Provinciaal Archief Kaarten voorhanden zijn. Zie Messager des Sciences hist. etc.; Gand, 1857, bl. 505. - Van jaques kan ik eene oude Kaart aanwijzen, voorkomende in de Walchersche Arcadia, door m. gargon; Leyden, 1715, in 8o., I, bl. 162, waar boven staat: ‘Deeze Kaart is gemaakt 1540, door jaques horenbout, bekragtigt 1651, door J. Elands en weder opgenomen, 1663, door H. Schoort.’
| |
[Horebout. (Suzanna)]
HOREBOUT. (Suzanna) - Zie in dit Aanhangsel op GENT. (Suzanna van)
| |
| |
| |
[Horne. (J. de)]
HORNE. (J. de) Een Titel, voor het Werk: Faam Weêrgalm der Neder-Duytsche Poëzie, van Cornelis de Bie (Schrijver van het Gulden Cabinet) enz. Mechelen bij Jan Jaye, 1670, in 8o., is door j. de horne del. en j. neeffs sculp.
| |
[Horstink. (Warner)]
HORSTINK. (Warner) Bij dit Artikel voeg ik nog, dat hij zijn eigen Portret heeft geëtst, links gewend, met driekanten hoed op, en eene teekening en teekenpen in de regterhand; daaronder: ‘w. horstink, geboren den 1. November, 1756. Door my zelf na het leven get. en in 't koper gebragt, 1773;’ gr. in 4o. - Hij schijnt hier nog in zijne weeshuiskleeding voorgesteld.
| |
[Horthemels, (Maria Magdalena)]
HORTHEMELS, (Maria Magdalena) eene der voornaamste vrouwen, die, in Frankrijk, de graveerstift hebben gevoerd. Volgens Ch. le Blanc, werd zij, in 1687, te Utrecht, geboren, en was gehuwd met charles nicolas cochin, de vader, beroemd Graveur, te Parijs, waar hij, in 1688, werd geboren en in 1754 overleden is. Ook zij is aldaar, in 1774, ten grave gedaald. Zij heeft zoowel Portretten als historiële onderwerpen zeer krachtig en meesterlijk gesneden. Op eene gravure gr. in fo., naar de schilderij, in Versailles, van ch. le brun, staat: magdalena horthemels, cochin, sculpsit, en onder het fraaije Portret van Elisabeth Charlotte, Duchesse d' Orléans in fo., gravé par marie horthemels, en zoo op meer andere. - Hieruit zou men mogen afleiden, dat er reeds vroeg horthemels te Parijs waren gevestigd, dewijl zekere frederik horthemels, in 1688, daar werd geboren, even als zekere marie hyacinte horthemels, beiden in de graveerkunst bekend, en, zeker, aan onze Utrechtsche maria magdalena verwant.
| |
[Houtman, (M.)]
HOUTMAN, (M.) een teekenaar en kunstgraveur, die, op het einde der XVIII. eeuw, waarschijnlijk, te Amsterdam bloeide. - Een Portret van J.R. Deiman, Luth. Predikant, aldaar, met zinnebeeldige figuren enz., is door m. houtman fecit, 1783, in fo.
| |
[Hove. (Bartholomeus Johannes van)]
HOVE. (Bartholomeus Johannes van) Met eerbied en gevoel van deelneming, moet ik, in het belang der Geschiedenis, het volgende feit hier nog te boek stellen: ‘De dag van gisteren was voor onzen stadgenoot, den Heer b.j. van hove, kunstschilder en decoratieschilder aan den Koninklijken Schouwburg, een ware feestdag; hij mogt zijn 70jarigen ouderdom bereiken en ontving bij die gelegenheid van vele zijden blijken van hoogachting en belangstelling. Door de leden van het Genootschap Pulchri Studio werd den Jubelaris des avonds in den Schouwburg een zilveren beker met toepaslijke opschriften, afkomstig uit de koninklijke fabriek van Zilverwerken van den Heer J.M. van Kempen, aangeboden. De Heeren bosboom en kruseman spraken den feestvierende op gepaste wijze toe en boden hem het Diploma als Eerelid van genoemd Genootschap aan. De zoo begaafde bloedverwante van den Heer van hove, Mevrouw Offermans, drukte den feestvierende een Lauwerkrans op de zilveren kruin. De vergrijsde, maar nog altijd krachtige kunstenaar was diep bewogen over dit eerbetoon.’ - Zie Handelsblad, van 30 October, 1860.
| |
[Hove (H. van)]
HOVE (H. van) was de vader van den vermaarden bartholomeus johannes, en, gelijk Immerzeel vermeldt, Lijstenmaker, te 's Gravenhage. Ik kan er bijvoegen, dat hij op verdienstlijke wijze de graveerkunst beoefend heeft. Ik heb voor mij liggen Twee Landschappen met ruïnen, en met naakte en badende vrouwtjes; waarschijnlijk, naar c. poelenburg, beteekend h.v. hove f. in aqua tinta; en met gegraveerde lijsten omgeven; h. 182, br. 240 str.
| |
[H.S.D.]
H.S.D. Dit Monogram heeft de s midden in de h gesteld, en de d met den tweeden stok der h tot eene d gevormd. Het wordt door Rupprechts als dat van een Nederlander aangewezen, wiens kleine prenten meer kunstwaarde
| |
| |
hebben, dan de groote, vervaardigd naar zijn eigen teekening. Een Boer ten halven lijve voorgesteld, die eene Hen betast, met tweeregelig schrift: En vuilt myn enz., beteekend met dit Monogram en f.; h. 8 dm. 8 str., br. 6 dm. 1 str. Par. - Eene Vrouw, met een stroo-hoed op; borststuk; idem Eyeren tasten - idem, idem. de weêrgaê. - Een Meisje; borststuk, met strooijen hoed op; in de regterhand eene bloem; idem, Jae myn enzv., idem, doch geen f.; groot idem. Zie J. Heller, Zusätze zu Adam Bartsch's Peintre-Graveur; Neurenberg, 1854, in 8o., S. 134.
| |
[Huffel. (Pierre van)]
HUFFEL. (Pierre van) Bij dit Artikel kan ik thans nog voegen, dat hij den 17. April, 1769, in de kerk, te Grammont (Geeraardsbergen) is gedoopt. Zijne ouders waren ambroise françois, en Caroline Sergeant; hij is den 12. Augustus, 1844, te Gent overleden, zijnde Directeur der Academie van Beeldende Kunsten en bewaarder van het Stedelijk Museum, aldaar. Zie Supplément au Catalogue du Musée d'Anvers, 1863, bl. 170.
| |
[Hulst. (Jan Baptist van der)]
HULST. (Jan Baptist van der) Deze verdienstlijke Belgische Historie- en Portretschilder is, naar waarde, door Immerzeel vermeld. Ik moet er op doen volgen, dat hij in Junij, 1862, te Brussel overleden is. Hij laat de faam na van een verdienstlijk kunstbeoefenaar te zijn geweest. Hij was een vurig vereerder van wijlen den Koning der Nederlanden, Willem II., die hem altijd veel achting en genegenheid bewees, zoodat hij na Hoogstdeszelfs overlijden, en tevens om zijner gezondheids wille, zich van 's Gravenhage weder naar zijn geboortegrond begaf, waar hij den 2. Maart, 1790, te Leuven werd geboren. Hij was een raadsman voor dien Vorst, bij de aankoopen, welke hij voor zijn Kabinet deed, en werd ook belast met de onderhandelingen nopens den aankoop van het Kabinet van den Maarschalk Soult, te Parijs; zij werden echter, uit hoofde der hooge eischen van den bezitter, niet voortgezet. - Men vindt zijne werken in de Kabinetten der Vorsten en van hooge personaadjen in Nederland. - De kerk van Woudrichem, bij Gorinchem, bezit van hem eene schoone schilderij, Christus' geboorte; die te Catwyk, de Drieëenheid, en de St. Jacobskerk, te Leuven, heeft mede een zijner doeken. - Hij heeft byzonder in Portretten uitgemunt. De Hertog van Arenberg vertrouwde hem de uitvoering van talrijke Portretten zijner familie toe. Een Portret van Z.M. Willem II., door hem geschilderd, versiert het Kabinet des Keizers van Japan. - Zie De Eendragt, van Gent, 1862, Nr. 25.
| |
[Humbert De Superville. (David Pierre Giottino)]
HUMBERT DE SUPERVILLE. (David Pierre Giottino) De drie proeven van Lithographie, door mij vermeld, moet ik nog met eene vierde, en wel wegens de hooge zeldzaamheid (mij uit dezelfde Leydsche bron meêgedeeld) vermeerderen. - 1.) Een gekleed Man, ten halve lijve, in de manier van krijtteekening. - 2.) Een Manshoofdje met baard; idem, prentteekening. - 3.) Een blad met twee hoofdjes en een naakt Mansbeeldje. - 4.) Het beeld van den Bootsman, uit het laatste Oordeel van michel angelo, in fo., 1821.
| |
[Huysmans. (Jacobus Carolus)]
HUYSMANS. (Jacobus Carolus) Als vervolg op dit Artikel moet ik berigten, dat hij den 29. September, 1859, te Ginneken, bij Breda, in bijna 83jarigen ouderdom, overleden is. - Zijne weduwe teekende den doodbrief, als geboren. Beens.
| |
[Huysum. (D. van)]
HUYSUM. (D. van) De door mij vermelde huysum (.... van) heb ik later ontdekt, dat d. van huysum moet zijn, gelijk dit op eene andere uitgave in fo. van het gemelde Portret van A.G. Felten voorkomt.
| |
[H.V.A.T.]
H.V.A.T. - Zie in dit Aanhangsel op ANTHONISSEN. (H.V.)
|
|