| |
| |
| |
I.
| |
[I. (A.)]
I. (A.) een onvermeld monogram van een zeer bekwaam graveur, die, tijdens hendrik hondius zijn kunstvak en handel uitoefende, bloeide. De eenige prent van zijn werk, welke ik gezien heb, stelt voor een Zinnebeeld op de Verganklijkheid van 's menschen leven. Een kindje, op een menschen-schedel zittende, heeft in de regterhand een tak, waaraan eene geopende roos en een rozenknopje, terwijl het met de andere hand een bolvormigen spiegel vasthoudt, die op zijne dij rust, en waarin het ziet. Op den voorgrond, een schedel, met een lok haar op de kruin, en naast het kindje een dampende urn, en verder bloemen; op den achtergrond korenaren; beteekend a.i. fecit. h. hondius excudit, en 26, dus, welligt, bij een nog grooter getal platen behoorende. - Daar de gemelde uitgever een tijd lang te Londen heeft gewoond, en de Vlaamsche graveur anthony jongelinex - Zie aldaar. - (dat zeker wel jongelincx zal moeten zijn) zich insgelijks aldaar heeft opgehouden, zoo vraag ik, of de bovenvermelde initialen niet de zijne zouden kunnen wezen? echter zijn er nog bewijzen noodig, om dit te kunnen staven.
| |
[I.C.G.]
I.C.G. Ik bezit eene groote prent in plano-formaat, waarop voorgesteld is de triumphale Intogt van Scipio te Rome, en waaronder een vierregelig Latijnsch vers, voorts beteekend antonius tempesta inventor. i.c.g. f. Claes Jansz. Visscher excudit. Nr. 8. Zij is zeer luchtig en met weinig kunstverdienste gesneden. Wie nu die graveur is, heb ik, voor alsnog, in geene der mij bekende en geraadpleegde Werken over de Monogrammen gevonden.
| |
[I.C.J. Zie op Jegher. (Christoffel)]
I.C.J. Zie op JEGHER. (Christoffel)
| |
[Idserts. (Pieter)]
IDSERTS. (Pieter) Ik geef zijn naam, zoo als hij dien zelf op eenige zijner teekeningen, in mijn bezit, heeft gesteld, en dus eene d minder dan bij Immerzeel staat geboekt. - De zeetjes, door hem in 1771 geteekend, zijn veel minder goed, dan die met het jaartal 1747 gemerkt, doch echter alle van middelmatige verdienste.
| |
[Immerzeel, (Anna Maria)]
IMMERZEEL, (Anna Maria) zuster van christiaan immerzeel, van wie men in het Werk van haren Vader Jan Immerzeel Jr., als beoefenares der schilderkunst, gewag vindt gemaakt. Zij heeft in de laatste jaren belangrijke proeven van vooruitgang en aanleg in de kunst geleverd; getuige daarvan menige Tentoonstelling, in en buiten ons vaderland gehouden, waar haar werk met genoegen bezigtigd werd. - Ook in enkele kabinetten ontmoette ik van hare stukken, die binnenhuizen uit het gemeene leven voorstellen, en zich vooral aanbevelen door een fraai en krachtig koloriet, dat wel eens aan de oude Hollandsche School denken doet, onder anderen, eene Nachtwaakster bij eene zieke, dat in de kunst-verzameling van den Baron Constant de Rebecque berust. - In de Kunstkronijk vindt men, onder den titel van Vroege zorgen, eene fraaije lithographie door k.f. bombled, naar hare schilderij genomen, voorstellende een eigenaardig gestoffeerd binnenhuis, waarin een klein meisje groente zit schoon te maken, terwijl zij tevens moet wiegen, en alzoo, bij afwezigheid der moeder, met de zorgen van deze is belast; inderdaad, een aardig onderwerp, en goed uitgevoerd.
| |
[Immerzeel, (Christiaan)]
IMMERZEEL, (Christiaan) wiens levensberigt door wijlen zijn Vader naar waarde is beschreven, doch waarbij ik hier, als ten vervolge, moet voegen, dat hij den 14. Maart, 1814, in het huwelijk is getreden met Mevrouw de Weduwe Johanna Catharina Elisabeth Schultz, welke hoogst-gelukkige echtvereeniging echter slechts zeer kort van duur mogt wezen, daar de dood haar op den 29.
| |
| |
Junij, 1845, wegnam, hem een dochtertje uit het treurig kraambed nalatende. Lang, ja, zeer lang, heeft deze rouw de voortzetting zijner kunst vertraagd. Hij verliet Haarlem, en vestigde zich te Wageningen, alwaar hij zijn kunstarbeid met verdubbelden ijver heeft voortgezet. - Op de meeste Tentoonstellingen mogten wij zijn uitmuntend penseelwerk beschouwen, en werden niet zelden vergast op land- en watergezigten, bij maanlicht voorgesteld, die helder en zilverachtig van toon waren. Zijne kunstvoortbrengselen mogten dan ook hooge goedkeuring wegdragen, zoo als uit een berigt van den 21. November, 1854, in de Haarlemsche Courant voorkomende, blijkt, en dat aldus luidt: ‘Het heeft H.M. de Koningin-Moeder behaagd, den kunstschilder c. immerzeel, te Wageningen, een kostbaar geschenk te doen toekomen, voor eene H.D. aangeboden schilderij.’ - Een jaar te voren, had hij de eer, wegens dezelfde reden, een gelijk geschenk van H.M. de regerende Koningin te ontvangen. - Van zijne werken, die wijd en zijd eene waardige plaats in de kabinetten bekleeden, wil ik slechts de voornaamste noemen, als: een Boschgezigt, gestoffeerd door zijn zwager, simon van den berg, en een Landschap met een watermolen, bij den Heer C. Kneppelhout van Sterkenburg, te Leyden. - De Heer immerzeel heeft slechts ééne prent geëtst, welke men goed bewerkt mag noemen, zijnde een boomrijk Geldersch landschap, met eenige schuren; op den voorgrond eene waterplas, waarbij drie kinderen en een drinkende hond; op den tweeden grond een wagen, waarbij twee figuren; op den derden grond eene boerderij enz., h. 136, br. 225 str. Ned. Hiervan bezit ik 4 staten; alleen de laatste is beteekend c. immerzeel. - Ook heeft hij fraaije lithographiën van eigen vinding vervaardigd, voor de Kunstkronijk, in het Album, bij Mieling, te 's Hage, als ook voor een dergelijk Werk, bij Brederode, te Haarlem uitgegeven, in welk laatste zijn goed-gelijkend portret voorkomt. - In 1855 heeft deze geachte kunstenaar, op eene voorbeeldige wijze, van zijn voor den lijdenden evenmensch hulpvaardig karakter doen blijken, en had hij het genoegen, zijne aangewende pogingen rijklijk bekroond te zien, namelijk, om de droevige ramp, door den watersnood, die de stad en het omliggende land zijner inwoning deerlijk teisterde, veroorzaakt, aanmerklijk te mogen helpen lenigen. Hiertoe rigtte hij eene Loterij op van Kunstwerken enz., welke hij van heinde en ver had bijeengebragt, en waarvan wij den volgenden uitslag in de Dagbladen vermeld vonden: ‘Wageningen, 19 Mei, 1855. Heden is aan de Commissie van den Watersnood, alhier, ter hand gesteld de aanzienlijke som van ƒ2043,82, zijnde de zuivere opbrengst der Verloting van Kunstwerken enz., bijeengebragt door den Kunstschilder immerzeel.’ - Ten slotte moet ik hier nog bijvoegen, dat zijn hoogst-verdienstlijke Vader, de Heer Jan Immerzeel Jr., die het algemeen bekende Werk: De Levens en Werken der Hollandsche en Vlaamsche Kunstschilders enz., voor de pers had gereed gemaakt, dit, door zijn overlijden, niet in het licht heeft kunnen brengen; echter hebben zijne twee zonen, Mr. C.H. Immerzeel, te 's Hage, en onze kunstenaar, die taak op zich genomen, en haar allezins loflijk volbragt, terwijl zij daardoor tevens een aangenamen kinderpligt vervulden, namelijk, om, naar huns vaders vurigen wensch, dien arbeid, in den avond zijns levens verrigt, aan het algemeen ten beste te geven.
| |
[Immestraet, of Imenraet (P.A.)]
IMMESTRAET, of IMENRAET (P.A.) In Weigel's Kunstlager-Catalog, Nr. 13000, vindt men dezen als etser onder de Nederlandsche kunstschool gerangschikt, en hij noemt 2 bladen, in kl. 8o., boeren bij woningen, beteekend d. teniers inv. met F.v. Wyngaerde's adres, benevens een monogram i.s., door elkander gevlochten, en F. Hij verwijst naar Brulliot, I, Nr. 2680, die aldaar dezelfde prenten op het genoomde monogram beschrijft, doch geen zekeren naam daarvoor
| |
| |
opgeeft, maar wel, dat dit monogram ook somtijds met de F. vóór de i.s. - even als jan savary Fecit, of ook Fecit jan savary - op zijne werken wordt aangetroffen. - Weigel zal gemeend hebben, dit zoodoende op te helderen, zonder dat hij echter eenig bewijs voor zijne vermeende ontdekking van den naam des vervaardigers dezer prentjes bijbrengt. - Zoo lang er geene zekere gronden voor het tegendeel worden aangevoerd, zou ik, die de genoemde prentjes voor mij heb liggen, van oordeel zijn, ze alsnog voor werk van den bekenden schilder en graveur johan savry te houden. Twee er van zijn h. 90 str., br. 100 str. Ned., en een h. 90 str., br. 110 str. Zij zijn geestig geëtst, en er is geen zweem van de letters p.a., welke Weigel nog bovendien aangeeft, op te vinden.
| |
[Immink. (B.F.)]
IMMINK. (B.F.) Van dezen onvermelden kunstgraveur bestaan vrij goede prenten, door hem gesneden, voor de Beschryving van Breda van T.S. van Goor, 's Hage, 1744, in fo. en waaronder de groote plaat, Grafstede van Engelbregt den II. Grave van Nassau enz., b.f. immink fecit 1744, joan. antiquus Delin., bij de fraaije boekprenten mag gerangschikt worden. Die van Engelbregt 1., Joannes van Nassau, en hunne Gemalinnen, - mede in de groote kerk aldaar aanwezig - zijn door hem del. et sculp., in 1743; daarvan bestaat eene gelijke prent, door franciscus ertinger, - Zie aldaar. - zoo ik meen, eene kopij, die alleen door het sedert dien tijd méér beschadigde van het daarop aangeduid Monument verschilt.
| |
[Ingen (Pieter van)]
INGEN (Pieter van) was een kunstenaar, die, in het begin der XVI. eeuw, te Utrecht, bloeide, zooals uit de navolgende Rekeningen blijkt: ‘Item gegeven peter van ingen, van VIII wapenen van de keyserlycke Majesteyt te scilderen, die in de triumphe gebesicht worden, t stuck voor VI stuyvers Hollants’ enz. (1528) en verder nog: ‘Item soe heeft splinter van nyenrode, bastaert, ende peter van ingen aengenomen te maken LXXXVJ wapenen van myn vrouwe van Savoyen, om in de wtvaert te besigen, 5 guld. 10 st.’ (1530) Kameraarsrekening van Utrecht, bij Dodt, Archief, III, 213, 215.
| |
[Intes (Pieter)]
INTES (Pieter) is mij alleen als bouwmeester bekend geworden, door het volgende vereerend geschenk, dat op de Tentoonstelling in Arti et Amicitiae, te Amsterdam, in 1858, door den Heer G. van Reyn, was ingezonden, te weten: een gedreven zilveren schaal, waarop in een medaljon gegraveerd waren de afbeeldingen ten voeten uit der Regenten Frans de Neve, Claes van Campen, Cornelis Jacobs Weyer, en Claes Hasselaer, en daar rondom: ‘De Reghenten voor 't Weeshuys getrouw - Schenken pieter intes, d'Meester van 't Gebouw - Vier silveren schaelen welgemaeckt, - Voor 't lofelyck Timmeren hooch bedaeckt. Ao. 1635.’ - Waarschijnlijk, heeft deze bouwmeester, in 1622, de teekening en gravure van den Terminus vervaardigd, die in het Werk van Winsemius, Chronyck van Frieslandt enz., bl. 588, voorkomt. - Deze bijdrage strekke, om het artikel peter inties, bij Nagler, op te helderen.
| |
[Irhoven. (H. van)]
IRHOVEN. (H. van) Van dezen teekenaar is mij weinig bekend. Ik vond eene ordonnantie ter Gedachtenis van Hendrick Hooft Danielsz., door hem geteekend, die door n. van der meer Junior in het koper is gebragt. - Hij wordt genoemd de beroemde h. van irhoven, bij de vermelding van een aantal kunstwerken, door hem vervaardigd, die in de nalatenschap van Jan Pekstok voorhanden waren, te Amsterdam, in 1792, verkocht, en welke voorwerpen in papieren snijkunst bestonden, zoo als die van johanna koerten blok. Ik laat de beschrijving van één hier volgen: Nr. 1 der Rariteyten, bl. 121 van den Catalogus, ‘Een heerlyke bewerkte Vaas, pronkende met borstbeelden van J. Oldenbarneveld, H. de Groot en J. en C. de Witt, in Medaljon; dezelve is gevuld met diversche fraaye
| |
| |
bloemen enz.; aan den voet van gemelde vaas ligt een vogelnestje met eyeren, waarby eenige veederen; alles is schoon van ordonnantie en ongemeen kunstig en fraay van wit papier vervaardigd, door den beroemden h. van irhoven, Ao. 1787, h. 22 dm., staande onder een glaase stulp, op een verguld voetstuk.’
| |
[Isac (Jaspar)]
ISAC (Jaspar) is, waarschijnlijk, een zoon of aanverwant van pieter isaackz. en broeder van isack isacksen geweest, hoewel de naamspellingen eenigzins verschillen. Het is mij echter gebleken, dat de naam van een-en-dezelfde persoon ook verschillend was gesneden, hetgeen, helaas! in die dagen, door de lettergraveurs maar al te veel geschied is. Ook zou zijn vader, die hierboven pieter wordt genoemd, enkel isac als geslachtsnaam kunnen hebben geschreven, en isackzoon dus vervallen. - Deze jaspar is een graveur geweest, die de behandeling der burin tot eene aanmerklijke hoogte opvoerde, doch het geheel heeft iets stijfs en duidt geen verheven kunstgevoel aan. - Ik bezit een 8o.-portretje, voorstellende M.M. Charlotte Caterine de la Trémouille, Princesse Douairière de Condé. jaspar isac fecit. - Als eene proeve van zijn graveerwerk, waarin hij meer te huis was, zie men de platen in fo., die nagenoeg voor een derde door hem, naar zijne eigen teekeningen, keurig zijn gesneden, en voorkomen in Les Images, ou Tableaux de platte Peinture des deux Philostrates sophistes grecs etc. par Artus Thomas, sieur d'Embry, jaspar isac incidit. Paris, 1615, 921 pag., een zeldzaam Werk, in mijn bezit. - Uit een en ander blijkt, dat hij zijn vak te Parijs heeft uitgeoefend, doch, naar zijn graveerwerk te oordeelen, tot de Nederlandsche school, en wel tot die der galle's behoort.
| |
[Isacksen, (Isack)]
ISACKSEN, (Isack) ook wel isac isaxs genoemd, was, waarschijnlijk, een zoon van pieter isaacksz. en broeder van jaspar isac, en een zeer bekwaam portretschilder, zoo als mij gebleken is uit een afbeeldsel van Joh. Isacius Pontanus, op zijn 59. jaar, in 1630, door hem geschilderd, in kl. fo. door j.v. velde sculpsit, zijnde eene uitmuntende prent, zoowel wat de schilder- als wat de graveerkunst betreft. - Onder een aantal portretten, berustende op het kasteel Zuylen, te Zuylen, door mij in orde gebragt, komt er een voor, levensgroot, in buste, waarvan de maker mij niet zeker bekend is, doch het monogram op het stuk i.i. Fecit. Ao. 1660, doet bij mij het vermoeden ontstaan, dat dit wel van onzen schilder kan wezen, en eerder aan hem, dan aan juriaen jacobsz. moet worden toegekend. Het genoemde afbeeldsel is van een der Barons van Tuyll van Serooskerken van Zuylen, die toen 19 jaren oud was; het geheel is wat vreesachtig behandeld, hoewel voldoende van toon, zoodat ik daaruit moet opmaken, dat hij reeds in ver-gevordenden leeftijd zal zijn geweest, toen hij dit portret vervaardigde. - Ook zijn mij van hem historiële ordonnantiën voorgekomen, te weten, eene Allegorie op het Huwelijk van Prins Willem II. met Princes Maria van Engeland, in 1640, waarin de vorstlijke ouders onder troonhemels zijn gezeten, terwijl de verloofden, staande op eene estrade, door den H. Geest worden bestraald, en eenige zwevende engeltjes laauwerkroonen boven hunne hoofden houden. Het Geloof en de Liefde, met den Leeuw in den Hollandschen tuin, zijn er achter bijgevoegd enz. Deze Allegorie gaat in prent uit r. van persyn sculp., naar zijne schilderij; zij is te Amsterdam, bij T. van Beusecom, uitgegeven, en in mijn bezit. - Nog heeft deze graveur eene fraaije Titelplaat vervaardigd, in 4o., voorstellende: Eene vorstin, voor eene regtbank in eene vorstlijke Zaal, met veel gewoel van beelden enz., door hem Invenit. - Nagler noemt nog een veel ouder kunstenaar van dien naam, die in 1590 te Helsingeur (Elseneur) bloeide, doch alles komt zóó overeen met hetgeen op pieter isac doelt, dat ik
| |
| |
hem, voor als nog, niet als den vader van pieter kan aannemen, te meer, daar hij hem pieter fransz. isacksen noemt.
| |
[Isaks. (Frans)]
ISAKS. (Frans) Ik moet bij de onderscheiden, door mij beschreven kunstenaars van dien naam, ook dezen voegen, dien ik als teekenaar vond vermeld in den Catalogus van J. de Bosch, Amsterdam, 1785, Nr. 148: Een land- en watergezicht, met hoog gebergte, door frans isaks.
| |
[Izaaksz., of Izaacsz., (Pieter)]
IZAAKSZ., of IZAACSZ., (Pieter) ook wel als isacksz., isaecs, isac en isaac vermeld, is bij Immerzeel reeds op izaks beschreven, en ik voeg er bij, dat Pilkington zijn sterftijd op 1618 stelt. Doch, mag ik vragen, waarom bij Immerzeel Helvoet als zijne geboorteplaats wordt opgegeven? terwijl Van Mander, een tijdgenoot, met alles van nabij bekend, duidelijk zegt ‘pieter isaacsz., welcke is gheboren te Helsevor oft de Sondt, in Ao. 1569. Syn vader was van Haerlem. Hy woont nog heden (1604) te Amsterdam,’ zoodat hij hem in zijne reeks van Nederlandsche kunstenaars opneemt, te meer, dewijl hij zijne kunstopvoeding bij ketel, te Amsterdam, heeft genoten. De Jongh, in zijne uitgave van Van Mander, zegt, in eene Noot, op dat punt: ‘'T is twyffelachtig of Van Mander hier door Helsevor, zoo als men by hem leest, die plaats bedoele, die by handelaars en zeevarenden doorgaans onder den naam van Elseneur bekend is, dan of hy daar mede Elsenborg of Helsenborg, mede aan de Zond, int land van Schonen gelegen, en onder het ryk van Zweden behoorende, bedoelde; doch 't eerste is waarschynlyk.’ Met deze uitlegging kan ik mij geheel vereenigen, mits men Helsingeur, of Elseneur leze, en niet met die van Pilkington, als hij zegt ‘Helvezor in Holland,’ hetwelk hij zóó heeft begrepen, omdat Van Mander hem beschrijft als een Nederlander, terwijl Immerzeel, die dezen auteur veel heeft gebruikt, eene teregtwijzing meende te doen, door er, in navolging van Houbraken, Helvoet van te maken. Het is mij voor goed gebleken, dat het Elseneur moet zijn, daar ik heb gevonden, dat de geschiedschrijver Pontanus, wiens voornaam was Johannes Isaac, een broeder is geweest van onzen pieter, dewijl hij ook van Haarlemsche ouders, te Elseneur, omstreeks dienzelfden tijd is geboren, waar zijne ouders zich voor hunne zaken (zijnde zijn vader Agent voor Holland) gevestigd hadden. Hierdoor is Pontanus, zeker, als geschiedschrijver, bij den koning van Denemarken in betrekking gekomen, terwijl hij den naam, Pontanus - als op zee geboren - bij dien van zijn geslachtsnaam heeft gevoegd, en onder de laatste benaming het meest bij ons bekend is. - Verder zou het mij niet verwonderen, dat pieter, even als destijds zooveel andere kunstenaars, ook de Noordsche landen heeft bezocht, en wel het naburig Denemarken, want in het Museum, te Berlijn, zag ik een uitmuntend portret, levensgroot, in buste, van Christiaan IV., Koning van Denemarken, in 't zwart gekleed, met een puntkraag om den hals enz.; hij rust met de regterhand, waarin hij een kommando-staf heeft, op eene tafel; verder een kroon, scepter en helm, waarboven een rood gordijn enz. Dit stuk is, ongetwijfeld, door hem aldaar geschilderd, want er gaat eene prent van uit, door j. muller, zijn kunstgenoot, in 1627, gegraveerd, waarop bij zijn naam Pinx. staat. - Het historiële vak is mede door hem beoefend, waarvan een en ander in prent uitgaat, als: Mars bij Venus, door j. saenredam sculp. Zie Catalogus der Prenten van Ploos van Amstel, (1800) bl. 182. - Ten slotte laat ik hier nog volgen de beschrijving van een koddig historisch onderwerp, door hem geschilderd, en door Van Mander meêgedeeld: ‘De historie der Roomsche vrouwen, in een' oploop voor en op 't kapitool, verschynende, toen de jonge Papirius aan zyne moeder, en deeze weder aan anderen had wys gemaakt, dat in den Raad besloten was, dat elke man twee vrouwen zoude hebben; hier ziet men vrouwen
| |
| |
van allerleien landaart, ook Nederlandsche en Waterlandsche, waarvan sommigen met braadpan en spit gewapend zyn; ook komt er eene kreupele vrouw, door eén' hond in een' wagen voortgetrokken. Het kapitool is naar het leven, met Marcus Aurelius te paard, zeer sierlyk en wel geordineerd, geschilderd.’ - In het belang der geschiedenis kan ik hier nog bijvoegen, dat hij het portret heeft gemaakt van Louise de Coligny, hetgeen voorkwam in de rijke kunstverzameling van wijlen den Graaf Despinoy, verkocht te Versailles, in Januarij, 1850, bl. 208 van den Catalogus, Nr. 461: pierre isaacs. Né à Helvezor, en 1569, h. 1,70, l. 1.08. - Volgens Nagler, werd hij in de betrekking van wijlen zijn vader, als Agent voor Holland, te Elseneur bevestigd. - Op de gravuren, die, naar zijne werken, in 1627, zijn vervaardigd, noemt hij zich petrus ysachs, Majestatis Regiae pictor. - Er gaat een portret van hem uit, met veel bijwerk er om, door j. saenredam sculp. - Men zie nog verder mijne historische mededeeling over den eerstbekenden Jan Isaac, den Leviet, uit Duitschland, en vermoedelijken stamvader van dat kunstenaarsgeslacht; alsmede wat ik over den beroemden geleerde Johannes Isaac Pontanus, in De Navorscher, 1854. Bijblad, bl. XXIII, gezegd heb.
|
|