in Vestdijkkroniek nr. 64/65 (september/december 1989), pp. 1-18. Dit opstel is sterk ingekort, doordat ik het introducerende gedeelte over Vestdijks poëzie in het tweede essay van deze bundel heb verwerkt. ‘Vestdijks “Jeugdvrienden”’ is eigenlijk een geheel nieuw stuk, al heb ik bij het schrijven ervan gebruik gemaakt van een eerder artikel met dezelfde titel, verschenen in Sic jaargang 6 (1991), nr. 1/2, pp. 44-63. ‘Een raadselachtig gedicht’ stond aanvankelijk in Vestdijkkroniek nr. 68/69 (september/december 1990), pp. 1-18. Ik heb het uitgebreid en grondig herzien. ‘Poëzie, gekunsteldheid, grammatica’ werd eerder gepubliceerd in Vestdijkkroniek nr. 83/84 (juni/september 1994), pp. 93-97. ‘Dichter versus burger’, ten slotte, verscheen in Vestdijkkroniek nr. 86 (maart 1995), pp. 35-49, onder de titel ‘Dichter versus burger. Het beeld van Thomas Mann bij Vestdijk’.
Ik heb ernaar gestreefd in deze bundel een zo breed mogelijk beeld van Vestdijks schrijverschap te geven. In de eerste twee stukken stel ik een aantal centrale thema's aan de orde (trouw, verraad, dood, liefde en geluk), waarbij ik de drie genres die Vestdijk beoefende, heb betrokken: poëzie, essay en roman. In de beide volgende essays analyseer ik achtereenvolgens een vroege en een latere roman, waarbij bovendien een tweede reeks Vestdijk-thema's aan de orde komt: macht, destructie en schuld. Het vijfde opstel informeert over Vestdijks werkmethode als romanschrijver. In het zesde essay leg ik een verbinding tussen Vestdijks romankunst en zijn poëzie. In de drie daarop volgende stukken ga ik nader op die poëzie in, terwijl ik in het afsluitende opstel een onderwerp uit Vestdijks essayistiek behandel.
Graag wil ik hier Harry Bekkering, Rudi van der Paardt en Martin Ros bedanken voor hun aanmoediging en epistolaire steun, Martin Hartkamp voor zijn commentaar indertijd bij het opstel ‘De onvergetelijke Gerritje’, Anne Wadman voor de belangeloosheid waarmee hij mij zijn aantekeningen over Vestdijks poëzie liet inzien, Sjoerd van Faassen van het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum voor de prompte antwoorden op mijn vragen en mevrouw A.C.M. Vestdijk-van der Hoeven voor haar toestemming het romanschema van Ierse nachten te bestuderen.