Van Stevin tot Lorentz
(1990)–A.J. Kox– Auteursrechtelijk beschermdPortretten van achttien Nederlandse natuurwetenschappers
[pagina 131]
| |
11 Christophorus H.D. Buys Ballot 1817-1890H.A.M. Snelders en C.J.E. Schuurmans
De Wet van Buys Ballot is de eerste associatie die zijn naam oproept (ook al was hij niet de eerste die het verband tussen luchtdrukverdeling en windrichting beschreef). Zijn bijdragen op het gebied van de fysische chemie - met name zijn dynamische materietheorie - staan in de schaduw bij zijn verdiensten op het gebied van de meteorologische wetenschap - als we die karakteriseren met weervoorspellen. In een brief aan Van 't Hoff schreef hij dat hij indertijd ‘...uit teleurstelling de meteorologie als speelpop...’ ter hand genomen had.Ga naar eind1 Christophorus Henricus Diedericus Buys Ballot werd op 10 oktober 1817 geboren als zoon van een predikant in het Zeeuwse dorp Kloetinge.Ga naar eind2 Na zijn gymnasiumtijd in Zaltbommel (1830-1835) werd hij op 11 september 1835 aan de Utrechtse universiteit ingeschreven als student in de letteren. Al in juni 1836 wisselde hij deze studie voor die in de wis- en natuurkunde. In 1839 slaagde hij voor het kandidaatsexamen; op 29 juni 1844 promoveerde hij magna cum laude op een proefschrift: De synaphia et prosaphia (over cohesie en adhesie) bij de natuurkundehoogleraar Richard van Rees (1797-1875). Na zijn promotie werd hij benoemd tot lector in de geologie en mineralogie (1845) en een jaar later in de theoretische scheikunde. In 1847 werd hij buitengewoon en in 1857 gewoon hoogleraar in de wiskunde; in 1867 volgde hij Van Rees op als gewoon hoogleraar in de fysica. Buys Ballots belangstelling was in het begin van zijn loopbaan sterk gericht op de beoefening van de chemie, maar al spoedig hield hij zich vooral bezig met de meteorologie. | |
[pagina 132]
| |
Nadat hij in de studiejaren 1846/1847 en 1847/1848 colleges had gegeven over ‘Elementa Theoriae Chemicae’ en ‘Geognosian et Mineralogiam’ hield hij zich twintig jaar bezig met het geven van wiskundecolleges, een periode die hij later als belemmering zag om op de hoogte te kunnen blijven van de vorderingen op het gebied van natuur- en scheikunde. Bijdragen tot de ontwikkeling van de wiskunde heeft hij niet geleverd. Hij paste deze tak van wetenschap vooral toe als instrument bij het natuurwetenschappelijk onderzoek: ‘Wij stelden ons toehoorders voor, die de waarheden der natuur- en scheikunde kenden en tevens de beginselen van de theorie der hoogere machtsvergelijkingen en analytische geometrie. En wie anders zal het wagen een collegie te gaan hooren, dat onder den naam van theoretische scheikunde aangekondigd wordt.’Ga naar eind3 Dat Buys Ballot zijn toehoorders wel wat hoog schijnt te hebben aangeslagen, blijkt uit een uitspraak van Julius: ‘Op het college was het voor de jongere studenen wel eens moeilijk Buys Ballot te volgen, omdat hij zijn auditorium gewoonlijk te hoog aansloeg. Maar wat hij als leermeester betekende, konden zij ondervinden, die nader met hem in aanraking kwamen. Vooral in het vriendschappelijk gesprek wist hij overvloediglijk van zijn rijke kennis mede te delen en krachtig op te wekken tot zelfstandige studie.’Ga naar eind4 In het begin van zijn loopbaan was Buys Ballot vooral geïnteresseerd in chemie. Op het laboratorium van zijn leermeester Gerrit Jan Mulder (1802-1880) verrichte hij al vóór zijn promotie een onderzoek over het xyloïdine (1842); het jaar erop verscheen een tabellenboek voor het anorganisch chemisch prakticum van zijn hand (1843) en na zijn promotie publiceerde hij een groot repertorium van de organische verbindingen. Zijn belangstelling voor de natuurkunde blijkt onder andere uit zijn herhaling van het experiment van de Duitse fysicus Johan Christian Doppler (1803-1853), die in 1842 het naar hem genoemde Dopplereffect had gevonden: het verschijnsel dat het trillingsgetal van de door een (geluids- of licht-)bron uitgezonden trillingen schijnt te veranderen als die bron zich ten opzichte van een waarnemer verplaatst. Op de in 1843 geopende spoorlijn van Amsterdam naar Utrecht deed Buys Ballot de volgende proef: een spoorwegbeambte met een fluit stond op een rijdende locomotief en Buys Ballot op het station van Maarssen, waar hij de toonhoogten op verschillende afstanden tussen hem en de ‘fluitist’ mat. In 1849 verscheen Buys Ballots boek: Schets eener physiologie van het onbewerktuigde rijk der natuur, een boek over theoretische scheikunde, de wetenschap ‘welke aan de scheikunde theorieën moest geven, die de wetten bevat, volgens welke de ligchamen onderling verbonden en hunne deeltjes veranderd worden’.Ga naar eind5 De titel van het boek doet wat vreemd aan. Omdat de schrij- | |
[pagina 133]
| |
ver ook natuurkundige verschijnselen wil behandelen, spreekt hij over ‘physiologie van het onbewerktuigde rijk der natuur, of ook moleculairtheorie’: ‘de leer, hoe de krachten van de kleinste deeltjes der ligchamen wederkeerig werken, en de verklaring van de toestanden der ligchamen, dat is, van de zoogenaamde verschijnselen, die de natuur ons aanbiedt’.Ga naar eind6 Buys Ballot gaat in zijn materietheorie uit van twee hypothesen:Ga naar eind7 alle stoffen bestaan uit kleine deeltjes, welke aantrekkende, maar ook afstotende krachten op elkaar uitoefenen. De kleinste deeltjes van iedere stof bezitten een zelfde vorm, welke vorm verschillend kan zijn voor verschillende stoffen. Het bezwaar om aan een zelfde stof zowel aantrekkende als afstotende krachten toe te kennen, leidt tot een nieuwe hypothese, namelijk dat de ‘kleinste physisch ondeelbare deeltjes’ (de atomen) omringd zijn met fijne etheratomen. De weegbare materie-atomen trekken elkaar en de etheratomen aan; de etheratomen (waarvan de vorm niet bekend is en welke veel kleiner, misschien wel oneindig kleiner, zijn dan de materie-atomen) stoten elkaar af. Door wisselwerking van de aantrekking van de weegbare atomen op elkaar en op de etheratomen, met de afstoting tussen de laatste, verkrijgt Buys Ballot een resulterende kracht f(x) van de algemene vorm: f(x) = A/x2 + B/x3 + C/x4 + D/x5 + ..., waarin de termen afwisselend van teken zijn, terwijl de functie minstens drie stabiele en drie labiele evenwichtstoestanden bezit (zie illustratie). Buys Ballot had zijn dynamische materietheorie ontwikkeld tijdens ‘eenige vacantiedagen van 1843’.Ga naar eind8 (Mulder was er echter tegen ze te publiceren.) In 1846 gaf Buys Ballot er college over als ‘theoretische scheikunde’. Met nadruk stelt hij dat hij zijn theorie had ontwikkeld onafhankelijk van de veel erop gelijkende dynamische punt-atomistiek van de jezuïet R.J. Boscovich (1711-1787), die in 1758 zijn theorie had gepubliceerd en waarin de kleinste materiedeeltjes puntvormige krachtcentra zijn: de materie bestaat uit mathematische punten zonder enige uitgebreidheid, welke zweven in een lege ruimte. Alle verandering geschiedt niet door direct contact, maar door krachten die afhankelijk zijn van de afstand tussen de punten (Boscovich) respectievelijk tussen de atomen (Buys Ballot). De kracht alterneert tussen aantrekking en afstoting als de afstand tot het krachtcentrum kleiner wordt; uiteindelijk wordt er een zeer grote waarde voor de afstoting bereikt bij een zeer kleine afstand. Hoe is Buys Ballot dan tot zijn dynamisch atomistische opvattingen gekomen? Is er, zoals bij de meeste Duitse aanhangers van het dynamisch atomisme, sprake van beïnvloeding van wijsgerige zijde?Ga naar eind9 Van het natuurfilosofisch stelsel van Schelling moest Buys Ballot echter niets hebben. Wel is hij sterk beïnvloed door zijn leermeester Johan Frederik Lodewijk Schröder | |
[pagina 134]
| |
De krachtwet van Buys Ballot
(1774-1845), hoogleraar in wiskunde, logica, metafysica en wijsgerige zedekunde en door de Duitse wijsgeer Karl Christian Friedrich Krause (1781-1832). Schröder heeft ertoe bijgedragen dat Buys Ballot zijn gehele leven een filosofische gerichtheid heeft gehad; Krause, die hem sterker beïnvloedde, heeft geen echt natuurfilosofisch systeem gegeven en spreekt alleen incidenteel, en dan nog in duistere terminologie, over het dynamisch atomisme. De wijsgerige invloed van Krause op Buys Ballot is vooral te danken aan de jurist Cornelis Willem Opzoomer (1821-1892), die in zijn Utrechtse oratie van 1846 de leer van Krause verdedigt; Krause inspireerde Buys Ballot vooral over de vraag wat wetenschap is. Naar alle waarschijnlijkheid is het de Franse fysicus Pierre Simon de Laplace (1749-1827) geweest, die hem op zijn theorie heeft gebracht. De Laplace probeerde alle natuurverschijnselen terug te brengen tot een spel tussen puntvormige massa's, waartussen een wederzijdse aantrekking bestaat langs de verbindingen volgens een of andere functie van de afstand (1825). Buys Ballot noemde deze theorie al in zijn dissertatie en in een artikel in De Gids van 1846,Ga naar eind10 waaruit het aannemelijk is te maken dat hij hierdoor tot zijn dynamisch-atomistisch materiebegrip is gekomen, hoewel hij het nergens expliciet zegt. Hoewel Buys Ballot gedurende zijn gehele leven op zijn materietheorie terugkomt, hadden zijn opvattingen geen invloed. In ons land trokken zijn ideeën geen aandacht, vooral omdat ze zo sterk afweken van hetgeen in die dagen op theoretisch gebied werd geboden. La- | |
[pagina 135]
| |
ter wijst Buys Ballot steeds op zijn theorie. Hij werkte ze niet verder uit, maar toen August Karl Krönig (1856) en Rudolf Clausius (1857) hun artikelen publiceerden over de kinetische gastheorie, merkte Buys Ballot op dat hij reeds in zijn Schets warmte, magnetisme en elektriciteit als bewegingstoestanden had beschouwd. Hoewel Buys Ballot veel meer theoreticus dan experimentator was, wil dat niet zeggen dat hij geen betekenis toekende aan de waarneming en het experiment. ‘Wij moeten onze waarheden uit de werkelijkheid ontleenen, zal ons gebouw niet geheel willekeurig zijn en niet ophouden met de natuur in betrekking te staan,’ schreef hij in 1849.Ga naar eind11 En in een voordracht ter gelegenheid van de opening van het nieuwe natuurkunde-laboratorium in Utrecht (1877) sprak hij over ‘het gewicht der waarnemingen voor de natuurkunde, als grond onzer Kennis, en toetssteen der Bespiegeling’. Hij spoort hierin zijn toehoorders aan om waarneming en bespiegeling in volledige samenwerking te beoefenen en waarschuwde hen voor eenzijdigheid: ‘Waarneming moet feiten leveren en bespiegeling moet tot waarneming aansporen.’Ga naar eind12 Als meteorologie synoniem zou zijn met ‘weervoorspellen’, dan zouden we Buys Ballot een groot meteoroloog moeten noemen. Immers, bij alles wat hij in de meteorologie aanpakte, of waar hij zich achter stelde, stond de toepassing van de resultaten voor voorspeldoeleinden voorop. Tot zelfs bij zijn wet toe, ofschoon we die tegenwoordig niet meer als een voorspelregel zien, maar uitsluitend als beschrijving van een bepaalde toestand. Die voortdurende vermenging van wetenschap en toepassing is natuurlijk karakteristiek voor de meteorologie, maar bij Buys Ballot komt dit toch wel erg sterk naar voren. Gezien zijn fysisch-chemische kennis en belangstelling zou men verwachten dat hij zich in de meteorologie vooral gaat bezighouden met micro-fysische problemen als wolkenvorming, neerslagelementen en luchtelektriciteit, waar in die tijd toch ook al aan gewerkt werd. Integendeel, het zijn juist de macrosystemen zoals stormdepressies en de lucht- en zeestromen die zijn aandacht trekken. En in samenhang hiermee is er dan nog een derde karakteristiek in zijn meteorologisch onderzoek te noemen, die verbazing wekt. Als fysicus had hij zich vooral toegelegd op de theorie (elementaire deeltjes en hun krachtenveld), terwijl in zijn meteorologisch werk de theorie niet of nauwelijks aan bod komt. Er is veel saai klimatologisch getallenwerk bij, waarvan men zich afvraagt hoe een actieve en originele geest als die van Buys Ballot hier ooit voldoening in heeft kunnen vinden. Al met al dus een complexe situatie, waarin het moeilijk blijft om achter de verschillende activiteiten steeds dezelfde persoon te blijven zien. Het vroegste meteorologische werk van Buys Ballot is van typisch klimatologische aard: Les changements périodiques de température, dépendants de la nature du soleil et de la lune, mis en rapport avec le pronostic du temps, déduits d'obser- | |
[pagina 136]
| |
vations Néerlandaises de 1729 à 1846, Utrecht, 1847.Ga naar eind13 In Nederland was men toen inderdaad reeds meer dan een eeuw actief in het doen van meteorologische waarnemingen (Krecke geeft in zijn Klimaat van Nederland, uitgegeven in 1861 een lijst van vroegere waarnemersGa naar eind14), maar er was nog weinig mee gedaan noch over gepubliceerd. Buys Ballot trad hierbij in het voetspoor van W. Wenkebach, hoogleraar aan de kma te Breda, die zich al jaren beijverde om het Nederlandse waarnemingsmateriaal ‘voor uitbreiding der wetenschap’ dienstbaar te maken. De achtergronden en doelstelling van dit klimatologische werk zijn door Buys Ballot het meest uitgebreid beschreven in een veel latere publikatie in het gezaghebbende Engelse meteorologische tijdschrift The Quarterly Journal of the Royal Meteorological Society.Ga naar eind15 Hij begint zijn betoog daar met: ‘It is quite impossible now to calculate by theory the rise and fall of temperature from day to day in a given place on the earth's surface, and I think it will be very long before we succeed in doing so.’ Een aanhef die voor een hedendaagse meteorologische publikatie ook nog toepasselijk is! Buys Ballot vervolgt dan met te zeggen dat we genoodzaakt zijn om iets te doen met de lange reeksen waarnemingen en dat we daarin verder moeten gaan dan het berekenen van maandgemiddelden van de temperatuur, luchtdruk enzovoort. Waar we naar moeten streven is volgens hem om gemiddelde dagwaarden te berekenen over een zeker aantal waarnemingsjaren om zo bijvoorbeeld isothermen te kunnen tekenen voor iedere kalenderdag over de gehele aardbol. Pas als dit ‘basispatroon’ is vastgelegd verwacht Buys Ballot dat de afwijkingen op een gegeven dag van dit basispatroon ons wetmatigheden zullen opleveren voor de voorspelling van het weer. In zo'n onveranderlijk basispatroon gelooft de meteoroloog reeds lang niet meer en zowel de voorstellen als vele resultaten van Buys Ballot op dit gebied kunnen gevoeglijk worden vergeten. Wel is hij (en zijn tijdgenoten) door dit soort werk op het spoor gekomen van bijvoorbeeld de grotere jaarlijkse en dagelijkse gang van de temperatuur in het binnenland vergeleken met de kuststations, van de persistentie (neiging tot gelijkblijven) van de temperatuur in na-winter en na-zomer en van zaken als IJsheiligen, Kerstdooiweer en dergelijke. Een probleem dat Buys Ballot gedurende zijn gehele werkzame periode heeft beziggehouden is dat van de zevenentwintigdaagse periode (rotatieperiode van de zon) in de temperatuur, een onderwerp waaraan later op het knmi nog is gewerkt door S.W. Visser (1884 tot 1963). Zijn eerste meteorologische publikatie uit 1847 behandelt reeds dit punt, terwijl zijn ‘Etude d'une variation périodique de la température en 27,675 jours, d'après les observations de 155 années = 2046 périodes successives’ van 1886 afsluit met ‘J'en concluais que, si ma période ne se vérifie pas à la longe, il foudra redou- | |
[pagina 137]
| |
bler de circonspection...’.Ga naar eind16 Visser beëindigt zijn onderzoek, 70 jaar later, nagenoeg in dezelfde geest. Het onderzoek waardoor Buys Ballot bekendheid geniet over de gehele wereld staat in verband met zijn wet: ‘Staande met de rug naar de wind is de luchtdruk aan de linkerhand lager dan aan de rechterhand, op het noordelijk halfrond; op het zuidelijk halfrond is het precies andersom.’ Zo ongeveer vindt men de wet van Buys Ballot in vrijwel alle meteorologische leerboeken geformuleerd en de Glossary of Meteorology, uitgegeven door de American Meteorological Society (1959) voegt er dan nog aan toe: ‘This law was formulated in 1857 by the Dutch meteorologist Buys Ballot and is a qualitative statement of the geostrophic wind equation.’ Deze laatste is een van de meer fundamentele diagnostische vergelijkingen, waaraan de structuur van de atmosfeer voldoet (vergelijkbaar met bijvoorbeeld een andere fundamentele wet: het hydrostatisch evenwicht). De wet komt voort uit het gegeven dat in een evenwichtssituatie de luchtdrukgradiëntkracht wordt opgeheven door een even grote maar tegengesteld gerichte afbuigende kracht van de aardrotatie, waarvan de laatste loodrecht staat op de windsnelheid en qua grootte daarmee evenredig is (dicht bij de grond komt daar nog de wrijvingskracht bij). Buys Ballot heeft zich met deze theoretische aspecten niet beziggehouden, ofschoon hij er wel blijk van geeft hiervan op de hoogte te zijn. De Amerikaan W. Ferrel had de wet dan ook op theoretische gronden al ontdekt en in 1856 (een jaar vóór Buys Ballot) gepubliceerd. Schneider-Carius zegt in zijn boek over de geschiedenis van de meteorologie dat Buys Ballot ‘nicht als der eigentliche Entdecker dieses Gesetzes angesehen werden kann’.Ga naar eind17 Maar ook Ferrel was niet de eerste. Bijna een eeuw eerder in 1765 schreef de Duitser Lambert en in 1820 een andere Duitser Brandes al over het verband tussen de luchtdrukverdeling en de wind. Schneider-Carius geeft als verklaring van het feit dat de naam Buys Ballot aan de wet verbonden is de buitengewoon grote invloed die zijn publikaties hebben gehad. En dat is de reden waarschijnlijk: Buys Ballot had zeer veel buitenlandse contacten en al was het maar een enkel stukje in de Verhandelingen van de Academie van Wetenschappen te Parijs, men kende zijn naam en het werd gelezen. Zo is de allereerste publikatie van Buys Ballot over dit werk (na een eerste mededeling hierover in de vergadering van 3 oktober 1857 van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen te Amsterdam) te vinden in: ‘Note sur le rapport de l'intensité et de la direction au vent avec les écarts simultanés du baromètre’ (Comptes Rendus Acad. Sci. Paris, 45 (1857), p. 765-768). Maar alleen insiders zullen bij lezing van de publikatie bemerken dat het hier om voornoemde wet gaat: er worden een aantal getalmatige resultaten vermeld van luchtdrukmetingen te Maastricht, Groningen en Den Helder en | |
[pagina 138]
| |
de windkracht te Den Helder en Groningen in de eerste 24 uur na bepaalde barometerstanden en luchtdrukverschillen, terloops volgt iets over de windrichting terwijl de huidige formulering van de wet daar toch uitsluitend over gaat. In zijn schitterende boekje Eenige regelen voor aanstaande weersveranderingen in Nederland van 1860 schrijft Buys Ballot (p. 50): ‘De regel voor de windrichting is dus deze: legt men zich in de richting van den wind met den rug naar de plaats, van waar hij komt, zoo heeft men de laagste plaats aan de linkerhand, even als bij de orkanen.’ Hoe het echter ook zij, de grote aandacht voor Buys Ballots werk ‘aan de wet’ is ongetwijfeld voortgekomen uit de presentatie van de resultaten in de vorm van voorspelregels. Men kon er wat mee doen. Uren vooruit kon een storm of een winddraaiing worden voorspeld. (In de Amerikaanse Senaat werden in 1858 al vragen gesteld over de mogelijke toepasbaarheid van ‘Professor Ballot's rule’ voor stormverwachtingen op de Grote Meren.) Buys Ballot heeft er zelf ook erg lang gebruik van gemaakt voor stormvoorspellingen langs de kust. Hij vond zelfs een apparaat uit, de aëroclinoscoop om de op til zijnde veranderingen van de wind te laten aanwijzen.Ga naar eind19 Later is men echter gaan inzien dat veranderingen van de wind veel beter met weerkaarten kunnen worden bestudeerd. Buys Ballot zag deze functie van weerkaarten wel in, maar werkte naar hij zelf zei ‘liever met getalletjes’. (Overigens had hij een grote belangstelling voor weerkaarten als mogelijkheid van synoptische weergave van het weer over een groot gebied; in 1852 nam hij ze al op in de Jaarboeken.) Tot welke consequenties het getallenwerk van Buys Ballot soms leidde, moge blijken uit dit voorbeeld: Buys Ballot had een voorliefde voor het gebruik van afwijkingen van normaal in plaats van de gemeten waarden van de verschillende grootheden. Behalve zijn opvattingen over klimaat lag hier het willen elimineren van waarnemingsfouten aan ten grondslag. Bij zijn windvoorspellingen werkte hij dus met afwijkingen van de luchtdruk in diverse plaatsen ten opzichte van de normale luchtdruk in die plaatsen (meerjarige gemiddelden voor de desbetreffende kalenderdag). Het verschil van de zo gevonden afwijkingen voor bijvoorbeeld Den Helder en Maastricht bracht hij in verband met de windkracht en -richting aan de Nederlandse kust. Bij een groot negatief verschil tussen Den Helder en Maastricht viel een krachtige westenwind te verwachten, terwijl voor een zelfde positief verschil tussen genoemde plaatsen slechts matige oostenwind zou optreden. Door met afwijkingen te werken wordt het normale luchtdrukverschil buiten beschouwing gelaten en daarmee de normale wind, die bij ons westelijk is. Vandaar dat bij een luchtdrukafwijking die westenwind oplevert deze onmiddellijk veel krachtiger is dan de oostenwind bij een vergelijkbare luchtdrukafwijking van het andere teken. Ofschoon anderen hem op dit probleem hebben gewezen heeft Buys Ballot er niet van willen afzien om | |
[pagina 139]
| |
deze rekenwijze toe te passen en de toepassing ervan elders te propageren, wat een zekere koppigheid (een Zeeuw!) verraadt. Alleen historici en andere archiefvorsers rakelen echter zulke dingen op. Voor de hedendaagse meteoroloog, waar ook ter wereld, geldt vrij algemeen wat Sir Napier Shaw in 1934 schreef:Ga naar eind20 ‘In the early days of weather maps C.H.D. Buys Ballot, Professor of Physics at Utrecht in Holland where there is not much difference of level, pointed out that the motion of air was more reasonably regarded as a flow along the isobars keeping the lower pressure on the left. This was indeed a most important contribution to the dynamics of the atmosphere.’ Buys Ballot was een wetenschapper van het ondernemende type, zeker waar het de meteorologie betreft. Enkele voorbeelden. De publikatie van meteorologische waarnemingen in het begin van de jaren vijftig van de negentiende eeuw moest gebeuren met financiële steun van particuliere organisaties als het Provinciale Utrechtse Genootschap van Kunsten en Wetenschappen; in het buitenland gingen stemmen op om de meteorologie tot staatszorg te maken en nauwelijks enkele jaren later, op 31 januari 1854, was het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut daar en Buys Ballot was er met zijn zesendertig jaren de eerste Hoofddirecteur van. Daarvoor reeds, in 1849, werkte Buys Ballot mee aan een verslag voor het 4e Congres van Landbouw te Utrecht over ‘Waarnemingen aangaande het verband van weersgesteldheid en plantengroei’.Ga naar eind21 In een persoonlijk naschrift schrijft hij wat het Utrechtse observatorium (voorloper van het knmi) voor de landbouw kan doen, maar vraagt tevens bepaalde waarnemingen te verrichten en deze aan het observatorium op te sturen. Klanten en leveranciers van waarnemingen tegelijk. Een principe dat nog lang gehuldigd zal worden, tot in onze tijd toe (o.a. luchtvaart, boortorens op de Noordzee). Het meest uitgebreid heeft het principe toepassing gevonden voor de scheepvaart. Daar had Buys Ballot ook praktisch al zijn kaarten op gezet. In de brief aan Thorbecke waarin hij de oprichting van het knmi bepleit wijdt hij in detail uit over de voordelen van een meteorologische dienst voor de scheepvaart.Ga naar eind22 Maar: ‘Van de waarnemingen op het vaste land kan ik niet zoo bepaald vruchten aanwijzen...’ Op 25 april 1865 hield hij te Rotterdam een gloedvolle rede over: ‘De waarnemingen van de temperatuur van het zeewater, nuttig voor de zeevaart, vooral ter verkrijging van eene betere kennis aangaande de stroomen van den oceaan’:Ga naar eind23 ‘Mijne Heeren! Leden van de Commissie... en reders en gezagvoerders die de groote wateren beploegen!’ Vijfendertig bladzijden deugdelijke popularisering van de oceanografie en maritieme meteorologie in prachtige retorische stijl met als doel: het stimuleren van het doen van waarnemingen en daardoor indirect de bevordering van oceanografisch onderzoek. En zo bleef het nog vijfendertig jaar lang doorgaan, tot aan zijn | |
[pagina 140]
| |
dood op 3 februari 1890. Als tweeënzeventigjarige hoofddirecteur van het knmi, precies twee keer zo oud als toen hij in die functie begon. Hoe kon hij dit allemaal aan en hoe kreeg hij het voor elkaar? Vast staat dat hij gezegend was met een goede gezondheid maar ook met de gave van het woord. Zijn taalgebruik is gespierd, er gaat wilskracht van hem uit, maar als negentiende-eeuwer schaamt hij zich ook niet om in een romantisch-bombastische stijl zijn tijdgenoten te imponeren. Aan het slot van zijn verhandeling ‘Over den invloed van de droogmaking van het Haarlemmermeer op de temperatuur in de omgeving’,Ga naar eind24 schrijft Buys Ballot: ‘Maar allen, die iets naders van het klimaat van Nederland wenschen te kennen, moeten wij naar die jaarboeken zelven verwijzen, of opwekken dat zij zich aan het Meteorologisch Instituut vervoegen. Wat wij weten zullen wij antwoorden, wat wij niet weten zullen wij onderzoeken.’ In de beginjaren zestig schreef hij over tropische cyclonen in sterk beeldend proza:Ga naar eind25 ‘Wanneer deze, geboren uit die waterdeeltjes, welke door zich in damp op te heffen een hooger vlugt namen, maar zich met de lucht tot een misdadig doel verbonden, wanneer deze met toenemende kracht de zeeën aanzetten, opruijen, doen koken; dan openen zich de afgronden, dan verheffen zich de golven, die kostbare kielen tegen de klippen verpletteren, menschen aan menschen ontrukken, geheele landstreken inzwelgen en in de branding de rotsen zelfs beuken en van een scheuren.’ Buys Ballot stelde zijn wervende en stimulerende kwaliteiten niet alleen in dienst van zuiver nationale belangen. Al is in de meteorologie het grensoverschrijdende aspect zo groot dat nationaal belang moeilijk van internationaal belang is te onderscheiden. Reeds bij de publikatie van zijn eerste Jaarboeken met meteorologische waarnemingen streefde Buys Ballot er naar om zoveel mogelijk gegevens van buitenlandse stations op te nemen. Een tijdlang droomde hij er dan ook van dat Utrecht een Europees centrum voor de meteorologie zou worden. Hij kon daarbij rekenen op de steun van vele buitenlandse meteorologen zoals hij in zijn brief aan de Minister van Binnenlandse Zaken van 19 juli 1852 (de brief waarin hij het voorstel doet tot oprichting van het latere knmi) meedeelt.Ga naar eind22 In dezelfde brief echter ook het relativerende zinnetje: ‘Een algemeen middelpunt te Utrecht te vestigen reken ik voor eenen tijd mogelijk, maar niet op den duur, daar de naijver der natiën dit niet zou dulden.’ Met het publiceren van waarnemingen van buitenlandse stations is het knmi onder Buys Ballot nog tientallen jaren doorgegaan. Van Everdingen merkt op dat deze activiteit als voorloper gezien kan worden van de in de twintigste eeuw gestarte reeks World Weather Records, gepubliceerd door het Amerikaanse Smithonian Institution.Ga naar eind2 De belangrijkste internationale activiteit van Buys Ballot was zijn oproep tot internationale samenwerking in de meteorologie, ten slotte in 1873 resul- | |
[pagina 141]
| |
terend in de instelling van het Internationaal Meteorologisch Comité, de voorloper van de Internationale Meteorologische Organisatie die na de Eerste Wereldoorlog ontstond en de Wereld Meteorologische Organisatie (wmo) die sinds 1951 bestaat. De oprichting vond plaats tijdens een meteorologencongres te Wenen en Buys Ballot werd tot eerste voorzitter van het Comité gekozen. Ook bij deze activiteit was de kracht van Buys Ballot dat hij zijn plannen en denkbeelden via woord en geschrift duidelijk aan de man wist te brengen. In dit geval deed hij dit door middel van een publikatie in 1872, getiteld: ‘Suggestions on a Uniform System of Meteorological Observations.’Ga naar eind26 Bijna tien jaar later, inmiddels in de zestig, deed Buys Ballot wederom van zich spreken. De internationale samenwerking was al aardig op gang gekomen maar het noordpoolgebied was meteorologisch nog niemandsland. Ofschoon er reeds meerdere plannen voor een internationaal pooljaar waren geweest, was niemand er nog in geslaagd de onderneming van de grond te krijgen. Dat het in 1882-1883 ten slotte is gelukt schijnt in belangrijke mate aan de overredingskracht van Buys Ballot te danken te zijn. In Nederland zelf had hij de grootste moeite om zijn toezeggingen waar te maken. In Amsterdam (voor wie?) hield hij weer een enthousiast betoog,Ga naar eind27 geheel in zijn stijl: ‘Daarom te meer wenschte ik ons oude Nederland nu vooraan te laten strijden!’ De Nederlandse poolzee-expeditie kwam er en toen de weinig fortuinlijke overwinteraars ten slotte vanuit de Kara Zee terecht kwamen op een klein eilandje dat niet op de kaart stond, noemden ze het Buys Balloteiland. Het ligt op 70o24'nb en 58o31'ol. Voor Nederland blijft Buys Ballot echter voornamelijk voortleven als de oprichter van het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut. Hoe dat allemaal in zijn werk ging is haarfijn beschreven in het gedenkboek dat het knmi bij haar honderdjarig bestaan in 1954 uitgaf.Ga naar eind28 Wij zullen die geschiedenis hier niet herhalen. Inmiddels is echter wel komen vast te staan dat het idee om in Nederland tot een ‘inrigting’ voor ‘wedervoorzegkunde’ te komen veel verder teruggaat dan Buys Ballot. Voor dit idee kende het Bataafsche Genootschap der Proefondervindelijke Wijsbegeerte te Rotterdam op 5 december 1826 al een gouden medaille toe aan de remonstrantse dominee Adriaan Stolker (1751-1835).Ga naar eind29 Het hing dus al in de lucht maar het is tekenend voor een man als Buys Ballot dat hij het idee tot uitvoering bracht. Hij immers was de man die in een publikatie van 1861, ‘Beiträge zur Vorhersage von Witterungserscheinungen’ als een soort credo opschrijft: ‘Was doch der Mensch zu erstreben sich bemüht, das kann, das wird er erreichen.’Ga naar eind18 Tijdgenoten en mensen die hem gekend hebben beweren dat Buys Ballot werd beheerst door de hartstocht van het weten, dat men hem misschien meer wijsgeer dan natuurvorser moet noemen,Ga naar eind30 maar wat uit zijn geschre- | |
[pagina 142]
| |
ven woord volgt is toch vooral zijn aansporing tot daden en zijn niet aflatende ijver om aan de mensen uit te leggen hoe interessant het allemaal is en hoe nuttig om met de kennis wat te doen. |
|