De Lage Landen 1780-1980
(1986)–E.H. Kossmann– Auteursrechtelijk beschermd5. België in de jaren 1840De Belgische doctrinairen kwamen een jaar eerder dan de Nederlandse aan het bewind. Hun overwinning was veel meer dan die der Thorbeckianen het natuurlijke resultaat van hun sociale en intellectuele kracht. Aan de Thorbeckianen viel dank zij buitengewone omstandigheden de taak toe om de grondwet te herzien; de Belgische doctrinairen grepen en organiseerden de macht. De Thorbeckianen verlangden niet dat Nederland een rol zou spelen in de internationale politiek; hun Belgische geestverwanten, geplaatst in een totaal andere positie, beschouwden de consolidatie van de jonge staat en de consolidatie van de dynastie, met andere woorden, energieke, diplomatieke activiteit ten bate van het neutrale België, juist als een levenskwestie. Zij waren orthodoxer nationalist dan de Nederlandse liberalen. Welk een prachtige taak, riep de Revue Nationale in 1840 uit, hebben wij te vervullen! Overal in Europa heerst malaise maar wij wijden ons aan het nobelste werk waarvoor de menselijke geest zich kan inspannen, de schepping van een volk, en ons ideaal bevrucht ons verstand, verheft ons karakter, verwarmt onze zielGa naar eind113.. Steeds weer trachtte het blad aan te geven waarin het Belgische volk kon uitmunten, hoe het groot kon worden en een eigen, zelfstandige bijdrage leveren tot de Europese beschaving. En hier bleek hoever de Belgische doctrinairen de Romantiek al achter zich hadden gelaten. Want het was in haar gezonde verstand, haar positieve levenshouding, haar ernst dat zij de kenmerken van de natie zagen en haar beste middelen om creatief te werken. België moet niet trachten Franse literatuur na te bootsen. De Belg is noch poëtisch noch verbeeldingrijk. De Belg moet zich verdiepen in de studie van de geschiedenis, in de politieke wetenschappen, in de wijsbegeerte en algemene opvoedingGa naar eind114.. Daar ligt trouwens niet alleen zijn toekomst, maar de toekomst van Europa. Met onuitputtelijke bewondering schreef de Revue Nationale over het land van de common sense bij uitstek, het oppermachtige, imperialistische Engeland welks ambities, | |
[pagina 168]
| |
verklaarde zij, altijd ten gunste van de mensheid zullen werken. Aan Engeland dankt de wereld de moderne industrie, een zo geweldige prestatie dat geen enkele intellectuele ontwikkeling in de Oudheid zelfs maar met haar vergeleken kan wordenGa naar eind115.. Deze waardering hing natuurlijk nauw samen met de sociale achtergrond van het Belgische doctrinarisme. Het was in het vanouds door (tenminste in theorie) ongeprivilegieerde burgers geregeerde Nederland voor de liberalen moeilijk veel enthousiasme te putten uit de fictie dat zij in het bijzonder de omhoogstrevende middenklassen vertegenwoordigden. Zij legden dan ook slechts geringe nadruk hierop. Maar in België was dit anders. Het doctrinarisme werd daar, zonder twijfel onder Franse invloed, met grote overtuiging als een klassebeweging voorgesteld. Rogier zelf, verklaarde met trots dat zijn partij de bourgeoisie vertegenwoordigdeGa naar eind116.. De Revue Nationale verkondigde dit eveneens zeer stellig. De zin en het doel nu van de burgerij waren materialistisch. In het liberale verkiezingsmanifest van 1845 stond met zoveel woorden dat de doctrinairen de middenklasse, waartoe zij behoren, nooit zouden verloochenen en, toegewijd aan de materiële belangen van het land, die met kracht bevorderen zoudenGa naar eind117.. Zo groeide het Belgische doctrinarisme in de jaren veertig naar een, men zou bijna zeggen, klassieke definitie van midden-negentiende-eeuws liberalisme. Het wilde nationalistisch en materialistisch zijn. Het besteedde graag veel lyriek aan het legerGa naar eind118. en aan de grote idee van de maatschappelijke orde. Het verzweeg de sociale problemen van de tijd niet, maar meende dat zij zich vanzelf zouden oplossen. Het was ook relativistisch, zich ervan bewust slechts een fase te zijn in de loop der tijden. Want de middenklassen zullen spoedig ophouden te bestaan, hun kenmerken verliezen, opgaan in de geëmancipeerde massa'sGa naar eind119.. Maar op dit unieke moment van de geschiedenis was het de taak van het doctrinarisme om de gemeenschap op te stuwen naar een schitterende toekomst. Karl Marx, die van 1845 tot 1848 te Brussel woonde, zal zich in de geestelijke atmosfeer van het Belgische doctrinarisme beter thuis hebben gevoeld dan in dat van het Nederlandse. De ontwikkeling van het Belgische liberalisme werd in de jaren veertig in veel opzichten sterk beïnvloed door de steun die het na 1839 van talrijke voormalige orangisten kreegGa naar eind120.. Uit het orangisme kwamen in het doctrinarisme allerlei elementen die er oorspronkelijk niet toe behoorden. De doctrinairen van de jaren twintig waren tegen de staatsmacht geweest; die van de jaren veertig werden niet moe te wijzen op de scheppende taak van de regering en het primaat van de politiek. In de jaren twintig verbonden zij zich met de katholieken; nu echter gaven zij het unionisme op. Al kreeg het orangistische erfgoed - protectionisme, fel antiklerikalisme, een zeker voltairianisme - geen centrale plaats in de leer van de | |
[pagina 169]
| |
ernstige, godsdienstige, moraliserende doctrinairen, het heeft het hun wel gemakkelijker gemaakt om zich uit de sfeer van de Romantiek los te maken en een eigen partij met een eigen programma op te richten. Maar de connectie met de over het algemeen zeer welgestelde orangistische industriëlen, financiers en edelen gaf tegelijk aan de partij een hoogburgerlijk karakter, dat zij in 1828 bepaald niet bezeten had en dat de Nederlandse doctrinairen, die juist door de hoogste, gevestigde lagen van de conservatieve burgerij bestreden werden, evenmin bezaten. Het is dan ook niet verwonderlijk dat zich binnen het liberalisme tegenstand vormde tegen deze vereenzelviging van natie, staat, middenklasse en liberalen. Dit radicalisme putte uit het linkse unionisme van de jaren dertig. Evenals de mannen van 1828, voelde het diep wantrouwen tegen de staat, de dynastie en de heersende klassen. Maar het was niet zo fervent nationalistisch meer als tien jaar tevoren en werd veel sterker in beslag genomen door de sociale kwestie dan ooit één andere groep in het Belgische verleden. Door organisaties als de Association Démocratique (waarvan Marx ondervoorzitter was) en de Alliance en talloze vrij efemere tijdschriften - vooral na de afschaffing van het dagbladzegel in mei 1848 ontstonden en stierven er veleGa naar eind121. - trachtten zij hun invloed uit te breiden, voorlopig zonder veel succes. Hun doelstellingen waren ook nog vrij onnauwkeurig. Vele ervan waren direct aan de Franse utopische socialisten ontleend. Maar bijvoorbeeld Édouard Ducpétiaux (1804-1868) met zijn zeer gedetailleerde, statistische studies over de arbeiderskwestie in BelgiëGa naar eind122., en Lucien Jottrand (1804-1877) - een Waalse leerling en volgeling van Kinker te Luik in de jaren twintigGa naar eind123. - met zijn boeiende illusies over de stichting van een Grootgermaanse of Grootnederlandse federatie van vrije volkeren, zijn anti-Franse felheid, zijn bewondering voor Vlaanderen en zijn krachtig sociaal gevoel, leverden zeer oorspronkelijke bijdragen tot het pre-socialistische radicalisme. Juist hun voorbeeld echter wijst de onzekerheid van de positie der radicalen scherp aan. Beiden immers neigden in de tweede helft der eeuw sterker naar het sociale katholicisme dan naar het socialisme. Het liberalisme verwierf zijn invloed door oppositie te voeren tegen de steeds groeiende maatschappelijke macht, die de vrijheid van 1831 en het unionisme aan de Kerk bleken te verschaffen. De neoliberalen hadden in 1830 hun eigen gewicht overschat. Niet alleen waren zij er niet in geslaagd om de suprematie in het Verenigd Koninkrijk te winnen, evenmin ontstond er na de aan neoliberaal initiatief ontsproten losmaking van de zuidelijke provincies een natuurlijke ontwikkeling naar liberale hegemonie in het onafhankelijke België. Pas toen na 1839 het oud-liberale orangisme zijn hoop op een restauratie opgaf en de neoliberalen ging steunen, werd het mogelijk de situatie kritisch te bestuderen en plannen te ontwerpen | |
[pagina 170]
| |
voor een offensief tegen de bisschoppelijke aanspraken. Maar het duurde vele jaren voor de liberalen gereed waren en zij hadden toen al belangrijke concessies moeten doen. Na 1830 was de Kerk snel gegroeid. Het aantal leden van kloostergemeenschappen steeg van nog geen 4800 in 1829 tot bijna 12 000 in 1847Ga naar eind124. - op het einde van de achttiende eeuw had het bijna 10 000 bedragenGa naar eind125.. In 1834 werd te Mechelen de Katholieke Universiteit opgericht die in 1835 naar Leuven werd verplaatst. Reeds in 1839 trok zij met haar 489 studenten meer leerlingen dan de staatsuniversiteiten te Gent (396) en Luik (331) en de liberale Vrije Universiteit van Brussel, ook in 1834 opgericht (354)Ga naar eind126.. Overigens dient hieraan toegevoegd dat de drie zuidelijke universiteiten van het Verenigd Koninkrijk al in 1827 te zamen meer studenten telden dan de vier van 1839. Pogingen van de liberalen om de staat meer invloed te geven op het hoofdzakelijk door de Kerk beheerste middelbare onderwijs mislukten zowel in de jaren dertig als in de jaren veertig. Talloze vrije scholen, klein- en grootseminaries concurreerden met het openbare onderwijs, dat in veel gevallen trouwens eveneens sterk door de geestelijkheid beïnvloed werd. Omstreeks 1850 waren er slechts 24 instellingen voor middelbaar onderwijs onder staatsinspectie tegenover tenminste 53 geheel ongecontroleerde scholen die natuurlijk vrijwel alle door de clerus werden geleidGa naar eind127.. En zo chaotisch was de toestand, dat het onmogelijk is ook maar bij benadering het totale aantal leerlingen, die middelbaar onderwijs volgden, vast te stellen. Het lijkt echter waarschijnlijk dat het er meer waren dan vóór 1830, al was het onderricht zelf slechter geworden. De toestand van het lager onderwijs was nog veel verwarder. Het aantal leerlingen steeg in vergelijking met de voor-revolutionaire situatie, maar nu alle staatstoezicht was weggevallen, daalde tenminste volgens liberale deskundigen als Ducpétiaux de kwaliteit van het onderwijs aanzienlijkGa naar eind128.. Hoewel de katholieken dit ontkenden, zagen de aartsbisschop en enkelen der bisschoppen toch spoedig dat enige ordening bij wet vereist wasGa naar eind129., al was het alleen maar omdat zij niet over voldoende fondsen beschikten om de zorg voor het lager onderwijs zelf geheel op zich te nemenGa naar eind130.. Bij de wet van 1842, waarvoor het unionistische ministerie Nothomb verantwoordelijk was, bereikte de staat dat het lager onderwijs niet geheel en al aan de Kerk toeviel, maar liet hij, aan de andere kant, de geestelijkheid in alle scholen toe om een zekere mate van toezicht uit te oefenen en godsdienstonderricht te geven. Het is uiterst moeilijk om te bepalen of dit stelsel gunstige resultaten heeft gehad, maar over het algemeen genomen kan men zeggen dat het Belgische lagere onderwijs, vooral in Vlaanderen, de gehele negentiende eeuw door in vergelijking met landen als Duitsland, Nederland en, in de tweede helft van de periode ook Frankrijk, achterlijk bleef. In 1860 was bijna 33% van de voor militaire | |
[pagina 171]
| |
dienst in aanmerking komende jonge mannen analfabeetGa naar eind131. tegen een 18% in Nederland. De liberalen moesten zich, zij het natuurlijk met grote tegenzin, voorlopig bij het compromis van 1842 neerleggen. Zij lieten echter dadelijk weten dat ze een dergelijk compromis ten aanzien van het middelbare onderwijs niet zouden aanvaarden. En het feit zelf dat zij in 1842 voor het fait accompli van zulk een kerkelijke overmacht gesteld waren, gaf hun alle aanleiding zich op hun positie te bezinnen. Al van 1839 af, trouwens, was Paul Devaux in zijn Revue nationale bezig om de noodzaak van partijvorming in een representatieve monarchie - een regime, zei hij in 1842, niet van eendracht maar van tegenstellingenGa naar eind132. - aan te wijzen. Zowel de katholieken als Leopold i echter verzetten zich scherp tegen deze neiging. Want beiden meenden bij het unionisme baat te vinden. Het betekende voor de katholieke leiders immers dat zij, representanten van de overgrote meerderheid van het Belgische volk, in het maatschappelijke leven geen gesloten en strijdbare minderheid tegenover zich zagen. Voor de Koning betekende het de handhaving van de nationale eenheid waarvan zijn eigen gezag de hoogste vertegenwoordiging vormde. Toch hebben deze factoren de liberalen niet weerhouden om zich te wapenen. Al steunden zij dan ook slechts op kleine groepen van de burgerij, het censuskiesrecht schiep tenminste de mogelijkheid voor hen om hun invloed in de Kamer van Afgevaardigden te vergroten. Overigens groeide het aantal liberale kamerleden voorlopig niet zeer. Zij bleven in de minderheid maar werden na 1843 vaster in hun overtuigingenGa naar eind133.. In juni 1846 echter kwamen 384 liberalen uit alle delen van België naar een congres te Brussel en deze manifestatie, op zichzelf al een triomf van de Belgische vrijheden (want in welk ander land van het Europese continent kon de politieke oppositie zo'n actie voeren?), versterkte hun samenhang en preciseerde hun programma. Men eiste voorzichtige verlaging van de census, vooral in de steden, en de instelling van een openbaar onderwijs waarin de clerus geen gezag zou hebben al zou hij er wel ten bate van het godsdienstonderricht toegang toe behouden. Bovendien ontwierp het Congres nauwkeurige plannen voor de verkiezingen van juni 1847 (om de twee jaar werd de helft van de Kamer vernieuwd) die de liberalen inderdaad eindelijk een meerderheid, zij het slechts van twee zetels, bezorgden. De Koning kon niet veel anders doen dan Rogier met de vorming van een ministerie belasten. Zijn homogeen liberaal kabinet regeerde van 1847 tot 1852. Het ontmoette onverwachte moeilijkheden. De revoluties van 1848 bedreigden zowel Belgiës internationale positie als zijn binnenlandse rust. Frankrijks relaties met België waren in de jaren veertig nogal koel geweest. Van 1836 af namen Franse politici steeds weer nieuwe initiatieven | |
[pagina 172]
| |
tot onderhandelingen over een Frans-Belgische douane-unie die, naar men hoopte, aan Frankrijk ten koste van economische concessies aan het binnen hoge tolmuren opgesloten land, krachtige politieke invloed bezorgen zou en als tegenwicht zou dienen tegen de Zollverein. De scherpe oppositie van de zeer protectionistische Noordfranse industriëlen en het gebrek aan belangstelling voor het plan van de zijde der Belgische nationalisten maakten echter dat het in feite na 1842 niet meer in ernst werd overwogenGa naar eind134.. Handelstraktaten met de Zollverein (1844), Frankrijk (1845) en Nederland (1846) gaven wat meer ruimte aan de Belgische export en bevestigden 's lands onafhankelijke stabiliteit. Maar toen in februari 1848 in Frankrijk de revolutie opnieuw begon, was het de vraag of België, dat in de achttiende eeuw en in 1830 er zo diep de invloed van ondergaan had, opnieuw zou worden overspoeld door de golven van die machtige onrust. Ondanks het feit dat Leopold i zijn zelfvertrouwen een ogenblik totaal verloorGa naar eind135., was de regering zo zeker van zichzelf en bleef het over het algemeen zo kalm in België - in maart mislukten invallen van revolutionairen, Belgische arbeiders die in Frankrijk werkten, geheel en al - dat er daar geen sprake was van een paniek als in Duitsland of zelfs in Nederland. Rogier slaagde erin de vooruitstrevenden de wind uit de zeilen te nemen. Met een snelheid, die herinnert aan de cascade van edicten waarmee de voorlopige regering van het revolutionaire België in oktober 1830 de nieuwe vrijheden had uitgeroepen, deed hij het Parlement de census veel verder verlagen dan zelfs het Congres van 1846 gewild had, het dagbladzegel afschaffen, hulp bieden aan getroffen industrieën en banken. In haar overigens zeer gematigde voorstel tot belastinghervorming zag de volksvertegenwoordiging echter een aanslag op de eigendom en zij amendeerde het zodanig dat het resultaat zeer teleurstellend wasGa naar eind136.. In juni 1848 moesten - wegens de censusverlaging - de Kamers ontbonden worden. De verkiezingen werden een triomf voor de krachtig door de conservatieven gesteunde doctrinairen, maar een verschrikkelijke nederlaag voor de progressieven, die ondervonden dat de Parijse juni-opstand het begin betekende van de Europese reactie. In augustus voerde een Antwerpse rechtbank een monsterproces tegen 43 democraten en zij veroordeelde zeventien ter dood. Zij kregen echter allen gratie en werden spoedig vrijgelaten. Zodoende was het resultaat van het revolutiejaar in België dubbelzinnig. Het dwong de doctrinaire regering tot hervormingen en maakte haar democratischer dan het liberale Congres van 1846 en het Parlement van 1847. Maar tegelijk consolideerde het de doctrinaire partij als een bolwerk van de maatschappelijke orde, vijandig aan de democratische agitatie en de sociale vooruitstrevendheid die enkele jaren tevoren nog niet geheel aan deze groep waren ontsnaptGa naar eind137.. | |
[pagina 173]
| |
De successen van de liberale partij vielen in een periode van tragische economische en maatschappelijke moeilijkheden vooral in de Vlaamse provincies. Er hoeft geen oorzakelijk verband tussen deze verschijnselen te bestaan in de zin dat het verval van Vlaanderen de Waalse burgerij in staat stelde om de macht te grijpen. Ook van Vlaamse burgers kregen de liberalen immers steun. De industrialisering van België kwam voorlopig hoofdzakelijk Wallonië ten goede, waar de grondstoffen waren, en niet Vlaanderen, dat economisch zo lang de overmacht in de Zuidelijke Nederlanden bezeten had. De vrijheid van 1830, de aard van het parlementaire stelsel, het karakter van de zich vormende partijen leidden tot de heerschappij van mensen die zich in het Frans uitdrukten, of zij nu uit Vlaanderen of Wallonië afkomstig waren, of zij zich tot de liberalen of de katholieken rekendenGa naar eind138.. De verscherping van de politieke tegenstellingen binnen de heersende klassen verminderde de betekenis van de Vlaamse Beweging die veel te weinig representeerde om een onafhankelijke politieke partij te vormen, en die geen keus kon doen tussen de beide groepen omdat zij bij geen van beide voldoende gehoor vond. Er waren zowel liberale als katholieke flaminganten; en ook de sociaal vooruitstrevenden, die vooral in Vlaanderen kleine agitatiekernen organiseerden, waren in sommige gevallen tevens flamingantGa naar eind139.. Hoe onzelfstandig de flaminganten nog reageerden, bleek in 1848 toen zij luidruchtig de Belgische staat en de brave Belgische stabiliteit prezen. Zozeer werden zij beheerst door angst voor Frankrijk en zijn sociale revolutie, dat de nationale bewegingen in Midden-Europa hen, onavontuurlijke provincialen die zij ten slotte waren, vrij onverschillig lieten. De economische nood van de Vlaamse provincies was geen gevolg van Waalse suprematie maar van de achterlijke produktiemethoden waaraan talloze Vlaamse vlasspinners en linnenwevers - men schatte in 1840 hun aantal op 278 000, dat is een derde van de werkende bevolking - vasthielden. Hun bedrijf, gelokaliseerd op het platteland deels in huisindustriële vorm, diende vele boerengezinnen als hoofd- of bijverdienste. In de jaren veertig stortte deze nijverheid, die een produkt leverde dat met de Engelse, modieuze en goedkopere, mechanisch bewerkte weefsels niet wedijveren kon en die bovendien na 1830 de Nederlandse en spoedig ook de Franse markt gesloten zag, totaal ineen, ondanks de pogingen van de regering haar door premies en protectie in stand te houdenGa naar eind140.. De gruwelijke ellende die hieruit voortkwam, accentueerde de achterlijkheid van Vlaanderen. Al overwon de Gentse katoennijverheid de moeilijkheden van 1830 toen zij het Indonesische afzetgebied verloor, al groeide Antwerpen, Oost- en West-Vlaanderen, betrekkelijk welvarend nog onder het Verenigd Koninkrijk, werden juist in de jaren veertig een gebied dat verschrikkelijke armoede kende - in Oost-Vlaanderen werd in 1847 28% | |
[pagina 174]
| |
van de bevolking bedeeld tegen 11,6% in 1828 -, dat erbarmelijk leed onder de hongersnood volgend op de aardappelziekte en dat volksmassa's herbergde, ook intellectueel minder ontwikkeld dan de inwoners van Wallonië, waar meer kinderen de school bezochten en meer geld voor het onderwijs beschikbaar wasGa naar eind141.. |
|