Het congreswezen was in 1972, tenminste in onze branche, nog niet tot zulke
proporties uitgegroeid dat de universiteiten eigen bureaus opzetten om de
organisatie ervan te vergemakkelijken. Wij - en dat waren naast mij in hoofdzaak
mijn vrouw Johanna en Ynte Botke, die toen doctoraal-assistent was - moesten
eigenlijk alles zelf doen, tot het vele tikwerk toe. We hebben daar plezier in
gehad. Elke keer dat wij een befaamde spreker hadden gevangen of wanneer een
geleerde van belang onze invitatie om als genodigde aan de discussies deel te
nemen had aanvaard en vier dagen in een druk leven voor de herdenking van
Huizinga bleek over te hebben, hieven wij het glas op onze triomfen. Toen de
gelden dankzij wijdvertakte steun van bevriende specialisten in de subsidiekunde
kwamen aanstromen, groeide ons geluksgevoel. En het was allemaal zo sober
begonnen. Op 8 april 1971, tijdens een bewogen ontbijt in het eenvoudige Hotel
Royal te Leuven.
Daar zaten bijeen de Groningse bibliothecaris Wim Koops, de mediëvist Huub Jansen
(1928-1985), later hoogleraar in Leiden maar toen nog docent in Groningen (een
man van onuitputtelijke kennis en levendigheid) en ik, de drie Nederlandse
redacteuren van het in 1970 gevormde tijdschrift Bijdragen en
Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden. De redactie
had drie Belgische leden, allen uit Leuven afkomstig, met wie wij die ochtend
zouden vergaderen. Mijn vrouw en kinderen aten met ons mee; het was vlak voor
Pasen, en ik had na Leuven wat te doen in Parijs en Brussel, zodat we er een
familiaire uitstap per auto van maakten. Het was een memorabel ontbijt. De
toestand van de piepjonge
bmgn
, die, omdat het blad uit twee oudere, ten dode opgeschreven tijdschriften
was voortgekomen, in 1970 beweerde zijn 85ste jaargang in te gaan, was nogal
zorgelijk. Er kwam weinig goede kopij binnen. Als lid van het bestuur van het
ook geheel hervormde Historisch Genootschap, waarvan de
bmgm
het orgaan is, wist ik dat mijn visie op het nieuwe tijdschrift totaal
niet strookte met die van de penningmeester W. Jappe Alberts. Ik wilde een
normaal blad met artikelen en recensies. Hij