geen eentonig bestaan van, al werkten
wij dag na dag vele uren in de Bibliothèque Nationale, Mazarins oude paleis aan
de Rue de Richelieu. Ik las daar de secundaire literatuur, de bronnenedities,
het zeventiende-eeuwse gedrukte materiaal, de pamfletten waarvan ik wist dat ze
niet in Nederlandse bibliotheken voorhanden waren. Ik zocht eigenlijk niets
speciaals. Ik had geen vraagstelling. Daarom besloot ik dat ik op basis van
zoveel mogelijk lectuur - die ik terug in Nederland zou voortzetten - een boek
zou gaan schrijven waarin ik de hele reeks immens gecompliceerde strubbelingen
in één grote samenvatting zou proberen te doorgronden, niets meer, niets minder.
Heden ten dage zou geen promotor of subsidiegever een zo ongestructureerd project
aanvaarden. Terecht niet, meen ik. Maar ik geneer me er nauwelijks voor. Ten
eerste heb ik zelden met zo veel concentratie aan een boek gewerkt als toen. Ten
tweede is dit in essentie mijn werkwijze gebleven. Ik verbind er geen
methodeleer aan, maar ben ervan overtuigd dat het heel wat historici vergaat
zoals het mij meestal vergaan is: pas wanneer men al een flinke tijd met een
onderwerp bezig is schiet het licht aan en weet men, om het zo uit te drukken,
wat men te weten probeert te komen. "Werkte ik dan ten minste in een of andere
duidelijke historiografische context? Nee, vrees ik. Wij zochten in Parijs enig
contact met studenten en docenten aan de Sorbonne, maar daar kwam nauwelijks
iets van. terecht. Wij waren zo verdiept in ons huwelijk, in de exploratie van
de metropool en in ons werk dat we geen ernstige pogingen deden met jonge
vakgenoten of oudere maîtres à penser kennis te maken.
Wij leefden dit jaar, wetenschappelijk, in een zeer gelukkig isolement. Wij
hadden ook nog nooit gehoord van de in 1947 door Lucien Febvre opgerichte en
geleide zesde afdeling van de Ecole Pratique des Hautes Etudes waar, zoals H.L.
Wesseling schrijft (Onder historici, Amsterdam 1995, p. 186),
de zogenaamde AnnaIes-school werkelijk een school werd, een
tot grote proporties uitgroeiend instituut. Wij waren niet op de hoogte van wat
vlak voor onze aankomst gebeurd was op het door veertienhonderd men-