wij ons de volgende dagen iets meer bedreigd.
Het voedsel was erbarmelijk en de dagelijkse ochtendappèls van vier of vijf uur
in de kou waren uitputtend. Maar al na een week, op 17 februari, ontvingen wij
de eerste pakjes van huis. Er volgden veel andere en spoedig hadden de
achttienhonderd man die in onze barakken woonden, aan niets meer gebrek. Ouders,
vrienden, zelfs verre kennissen wisten alle mogelijke voedings- en genotmiddelen
te verzamelen en ze kwamen keurig bij ons aan. En zo zaten wij daar, in onze
eigen kleren, zonder iets van belang te doen te hebben, geheel onzeker over de
status die wij als gevangenen hadden en over wat ons te wachten stond, maar
materieel waarschijnlijk niet slechter verzorgd dan de mensen in de gewone
maatschappij en al spoedig bewaakt door een gemoedelijke Duitse onderofficier
van rijpere leeftijd.
Deze gijzeling werd geen drama. Zij werd een bizar incident. Al spoedig begonnen
de Duitse autoriteiten allerlei inderhaast opgepakte mannen vrij te laten. In
maart gebeurde dat bij honderden tegelijk. Op 25 maart werd mijn jongere broer
ontslagen. Ik, negen dagen voor mijn arrestatie eenentwintig jaar, en dus
meerderjarig geworden, bleef. Ten slotte waren er van de achttienhonderd mannen
nog slechts honderdtachtig over. Deze kregen op 21 april te horen dat ook zij
vertrekken zouden, niet naar huis echter, maar naar Duitsland om daar te gaan
werken. Om twee uur 's middags werden we in Vught op de trein gezet. Met horten
en stoten en na eindeloos overstappen arriveerden we op 22 april om een uur of
één in de buurt van Stuttgart, waar we werden opgeborgen in een weerzinwekkend
kampement vol haveloze mensen uit vele landen; we wisten niet wie dat waren en
wat ze er deden. Maar het was prachtig lenteweer; we konden ons in een waslokaal
in de buitenlucht opknappen en sliepen in de zon. Pas in de avond van 23 april
werden we verder vervoerd, ditmaal in veewagens. 's Ochtends om zes uur kwamen
we in Straatsburg aan. Dit bleek onze bestemming. Ik was volstrekt gelukkig.
Diezelfde dag nog schreef ik een zeer lang, blijmoedig reisverslag aan familie
en vrienden in Holland. Het was sinds 9 februari de eer-