't Is vol van schatten hier...
(1986)–Anton Korteweg, Murk Salverda– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 156]
| |
Omstreeks het midden van zijn leven schreef F.C. Terborgh in een voorwoord tot Het gezicht van Peñafiel (1947): ‘Ontevreden met allen en met mijzelf, ten prooi aan een grauwe leegte, aan de slepende verwording van trage sleur [...], mistroostig, met wankelende zekerheid en versleten ontzag, met lege handen op de drempel van een verstreken jeugd, mijn leven minachtend en mijn doen, keer ik terug tot je, Iberisch landschap, bezieling van mijn vroeger mager geluk, bron van kracht en waarachtige grootheid.’ Deze belijdenis van heimwee naar het Spaanse landschap werd in 1941 geschreven in Peking, waar Terborgh een post bekleedde als eerste secretaris van het Nederlandse gezantschap. Later zou hij als ambassadeur in een aantal landen worden gestationeerd, waarvan Polen, Mexico, Argentinië en Portugal direct of indirect sporen in zijn werk hebben achtergelaten. Ten tijde van zijn Chinese ervaring was hij slechts in beperkte kring bekend door tijdschriftbijdragen aan Helikon en Forum. Het zou hem jarenlang als auteur blijven tekenen, dat hij in 1940 officieus in boekvorm debuteerde met de uitgave in eigen beheer van De condottiere en Le petit château, boekjes die in honderd exemplaren bij de Paters Lazaristen te Peking werden gedrukt. Hoewel de kritiek later ruimschoots aandacht besteedde aan zijn werk, is hij altijd de literaire buitenstaander gebleven die hij in China al was. De hierboven geciteerde woorden uit Peñafiel, dat een indringende evocatie van het Spanje uit de dertiger jaren is, verwijzen al naar enkele motieven die Terborgh's oeuvre hebben beheerst. Zijn personages zijn niet zelden reizende figuren in een landschap; ze worden in hun handelingen en hun lot letterlijk gedoodverfd door de dikwijls overweldigende natuur die hen omringt. In vele verhalen evenwel is er sprake van een opwindend, geestdriftig begin van een reis. ‘Het avontuur begint; het de bruiloft | |
[pagina 157]
| |
grote en onbekende, het niet te voorziene... Op het vertrek komt het aan’ (Shambhala). ‘Het vervoerend ogenblik van vertrek’ (Santa Cruz). ‘Het heerlijk begin van elke tocht’ (Odysseus' laatste tocht). ‘Verrukking van elk begin / ogenblik zonder duur, / diepste zin / van elk avontuur’ (Abyla). De hooggespannen verwachtingen worden vrijwel nooit vervuld. Een besef van leegte en verveling, tegenslag en teleurstelling neemt al spoedig hun plaats in als de monotonie van het bestaan zich weer aandient. Terborgh's karakters zijn even steil en onverzettelijk als de landschappen waar zij doorheen trekken. Koppig en alleen meten zij zich met een natuur waartegen ze het moeten afleggen. Ze gaan in zelfverkozen een-
F.C. Terborgh aan A. Roland Holst, die in oktober 1968 bij Terborgh in Portugal logeerde.
‘A Giralda’ 21.IX.68 // Beste Jany, / Hartelijk dank voor brief en kaart. Ik verheug / me zeer op je komst in Oktober - nu is alles voor / mij gemakkelijker te overzien: vanaf 8 Oktober / ben je van harte welkom. Het is een der mooiste maan- / den in 't jaar, zonnig en windstil, maar soms kan / het vervelend regenen - te garanderen valt niets. / Het huis is echter goed te stoken en er is een grote / open haard met voldoende hout. 34 jaren geleden / bezocht mij Slauerhoff in Oktober in Madrid. // Van harte hoop ik dat je enkele ‘aanzetten’ / zult meebrengen om hier in de ochtenduren er rustig / aan te werken. Je hebt daarvoor een zeer stille / grote kamer en een keuken waar je ongestoord je / thé kunt zetten als op onchristelijke uren de / geest over je komt. Breng vooral ook wat Bach- / platen mee voor het goede begin van den dag. // Ben zeer benieuwd naar ‘Vuur in sneeuw’. / Wat wij in late jaren schrijven heeft misschien / niet de geladenheid van het jeugdwerk, maar / daarvoor wijsheid en bezonken gedachten, die / meer dan compenseren. // Ik ben inderdaad de gelukkige bezitter van / een voornaam, al werd daar steeds een zeer / zuinig gebruik van gemaakt. Mijn ouders hebben / mij bedacht ? omdat zulks in vroegere generaties / | |
[pagina 158]
| |
zaamheid te gronde aan hun neiging tot ‘vreemdelingschap’. De condottiere sterft ver van huis aan een halswond, de reiziger in Shambhala komt om in de woestijn, de avonturier uit El gran cañon (1965) stort in een ravijn, Ferrer uit Peñafiel wordt zowel door een zonnesteek als door een kogel (dodelijk) getroffen. Maar de dood komt niet alleen. Hij gaat steeds vergezeld van ‘een verzoenend licht’. Opvallend is de wijnrode kleur van dit licht. Door vele slotpassages stroomt dit transcendent wordende, wijnrode licht van de zonsondergang. Het verzoent de stervende reiziger met zijn lot en het is voor de observerende schrijver ‘een spiegel en troost voor zijn eigen hopeloos onnut bestaan’.
F.C. Terborgh (r.) met J. Slauerhoff te Algeciras (Spanje), 1934.
| |
Overig werkDas Problem der Territtorialkonflikte (1929, onder de eigen naam R. Flaes, diss.), Slauerhoff; herinneringen en brieven (1949), De Meester van de Laërtes (1954), Het voorbeeld van anderen (1957), Padroëns (1958), De Condottiere (1960), Sierra Solana (1962), De Turkenoorlog (1964), Abyla (1969), In Memoriam (1971), Verhalen (1971), Kusten (1973), Het creatieve; indachtig vijfentachtig (1973), Verzameld werk (1975-1977, 4 dln.). |
|