't Is vol van schatten hier...
(1986)–Anton Korteweg, Murk Salverda– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 297]
| |
E. du Perron (in donker pak) als voorzitter van de gymnastiekvereniging Olympia in de vijfde klas van de HBS te Bandung.
‘Het is natuurlijk mogelijk ditzelfde “taktvoller”, “academischer” te zeggen, net zo onaangenaam voor Donker maar op een toon die mijzelf sympathieker zou doen lijken. Welnu, hollandse lezer, ik, Du Perron, verdom het.’ Deze voetnoot, geplaatst bij zijn bespreking van een roman van Anthonie Donker, tekent de agressieve stijl en opvattingen van Du Perron als literair criticus. In de geruchtmakende Uren met Dirk Coster (1933) kwam zijn polemisch talent zo explosief tot ontplooiing, dat Du Perron zelf besloot de oplage van dit lange essay, dat zo'n beetje als zijn proefschrift moest fungeren, na enkele jaren uit de circulatie te nemen. Beroemd en gevreesd om zijn kritische, dikwijls op zeer persoonlijke voorkeur gebaseerde, literaire oordeel, heeft Du Perron ook op ander terrein in de Nederlandse letterkunde een grote rol gespeeld. De eerste twintig jaar van zijn leven bracht hij op Java door, als enig kind van zeer gefortuneerde ouders, soms ver van de Europese beschaving. Van zijn jaren in het oude Indië heeft hij een indringende beschrijving gegeven in de roman Het land van herkomst (1935), dat na de Tweede Wereldoorlog het prototype is geworden van een bloeiend genre: het met nostalgisch sentiment beschrijven van een jeugd in de voormalige koloniën. In Het land van herkomst wordt de ontwikkeling van de jonge Indischman simultaan gecontrasteerd met het leven dat de hoofdfiguur Arthur Ducroo leidt in een Parijs intellectueel milieu in de jaren dertig. Op de omslag van Du Perrons roman heeft de graficus Alexeieff (die in de Parijse gedeelten optreedt onder de naam Goeraeff) dit contrast door middel van een tropische vulkaan en de Eiffeltoren meesterlijk weergegeven. Tot dit hoogtepunt in zijn werk is Du Perron langzaam en via omwegen gekomen. Toen de familie Du Perron besloot zich in Europa te vestigen, schaften de ouders zich een kasteeltje in Chaumont-Gistoux in de Belgische provincie Brabant aan. De aspirant-letterkundige begaf zich naar Parijs, waar hij zijn weg zocht in de kunstenaarswereld van Montmartre. Daar leerde hij zijn mentor Pascal Pia (1902) ken-
E. du Perron aan Menno ter Braak, d.d. 30 augustus 1931, tijdens de voorbereiding van het tijdschrift Forum, waarvan het eerste nummer verscheen in november 1931.
| |
[pagina 298]
| |
Rijmprent (1928) met een gedicht door E. du Perron, gebundeld in Parlando (1930). Houtsnede: A.C. Willink.
nen, die hem een onorthodox beeld van de Franse letterkunde hielp vormen. Aan deze zelfkant van cultuur en maatschappij maakte hij ook kennis met André Malraux (Héverlé in Het land van herkomst), die toen nog een grootse carrière voor zich had en eindigde als minister van De Gaulle. Aan Du Perron, van wie hij later getuigde: ‘C'était mon meilleur ami’, droeg Malraux in 1933 zijn beroemde roman La Condition humaine op, die hem de Prix Goncourt opleverde. Ook in België zocht en verkreeg Du Perron contact met een groep jonge auteurs en kunstenaars, waarvan Paul van Ostaijen de belangrijkste was. Met deze Antwerpse modernisten werkte hij mee aan het tijdschrift De Driehoek, terwijl hij iets later, samen met Van Ostaijen, voor diens vroege dood (1928) enkele nummers van het tijdschrift Avontuur tot stand bracht. Gedurende deze Belgische periode kwam Du Perron tot het inzicht dat hij als modernistisch dichter weinig toekomst had. Hij bracht daarom een aantal teksten, gedichten en korte prozastukken in een bundel bijeen, Bij gebrek aan ernst, en liet deze in 1926 voor eigen rekening drukken en uitgeven. De omslagtekening werd vervaardigd door zijn goede vriend, de later beroemde schilder A.C. Willink, die trouwens ook aan enkele teksten heeft meegewerkt. De modernist in zichzelf, die achter het pseudoniem Duco Perkens schuilging, liet hij in januari 1926 te Cap Martin omkomen. Het is de literator Jan Greshoff die hem aan het eind van de jaren twintig in literaire kringen in Nederland introduceert. De grote doorbraak komt wanneer Du Perron eind 1930 kennismaakt met Menno ter Braak. Hun
Tweede gedicht onder de titel ‘Billets pour Elle’, geschreven door E. du Perron voor zijn tweede vrouw Elizabeth du Perron-de Roos (1903-1981), op huwelijksreis in Spa, 1932.
| |
[pagina 299]
| |
vriendschap en de eruit resulterende uitgave van het tijdschrift Forum (1932-1935) maakt hen tot de centrale figuren in het Nederlandse letterkundige leven van de jaren dertig. De plannen voor dit tijdschrift, dat veel aandacht besteedde aan de persoonlijkheid van de schrijver en een soms bijna anarchistisch aandoend individualisme voorstond, werden op Du Perrons kasteeltje Gistoux gesmeed. Daar ontwikkelde zich dank zij Du Perrons generositeit en door zijn inspirerende vitaliteit een levendige kring. A. Roland Holst, Slauerhoff, Marsman, Vestdijk waren er kind aan huis. Toen bleek dat na de dood van Du Perrons moeder het familiekapitaal geheel was weggesmolten, keerde hij terug naar Parijs, waar hij samen met zijn tweede vrouw Elisabeth de Roos als free-lance correspondent in zijn levensonderhoud probeerde te voorzien. Van 1936 tot 1939 werkte hij op dezelfde basis in Indië, waar hij onder de westers-georiënteerde nationalisten goede vrienden maakte. Hij overleed aan een hartaanval bij de Duitse intocht in 1940. Bij de sfeer van Het land van herkomst hoort het kinderportret dat hem tot het sonnet ‘Het kind dat wij waren’ inspireerde: 't Eenzame, kleine kind, zelf langverdwenen, / dat wij zo fel en reedloos soms bewenen, / tussen de dode heren en mevrouwen, in de spreektaal-stijl die hij Parlando noemde en die anderen (Hoornik, Van Hattum en Den Brabander) tot voorbeeld strekte voor hun bundel Drie op één perron (1938). Ziet men Het land van herkomst als een monument voor Elisabeth de Roos (en daar is alle aanleiding voor), dan valt het gedicht ‘Billet pour elle’ in dezelfde sfeer. De problematiek van de vrijheid in gebondenheid, gepaard met de mateloze verwondering over het geluk dat hem ten deel is gevallen, die uit dit sonnet spreekt, is zeker ook die van zijn grote roman. In vier landen heeft Du Perron vrienden gemaakt, enthousiasme gewekt en geschonken. Politiek heeft hij zich met de directheid die hem eigen was ingezet in de strijd tegen dictatuur en kolonialisme. Zijn individualisme heeft verhinderd dat hij aansluiting vond bij de grote politieke organisaties. Zijn integriteit, zijn generositeit, zijn eenvoud ook, leven voort in zijn omvangrijk scheppend en critisch werk.
Parodie door E. du Perron op het gedicht ‘Vera Janacopoulos’ (zie p. 288) van Jan Engelman.
| |
Overig werkManuscrit trouvé dans une poche (1923), Ga naar voetnoot*Kwartier per dag (1924), Ga naar voetnoot*Het roerend bezit (1924), Agath (1925, onder ps. W.C. Kloot van Neukema), Ga naar voetnoot*De behouden prullenmand (1925), Ga naar voetnoot*Claudia (1925), Ga naar voetnoot*Filter (1925), Ga naar voetnoot*Een tussen vijf (1925), Het boozige boekje (1926), De koning en zijn min (1926, anoniem), Een voorbereiding (1927, onder ps. Kristiaan Watteyn), Ballade der Polderlandsche onrustige kapoenen (1927), Alle de rozen of Het gesprek bij maanlicht (1927), Poging tot afstand (1927), Sonnet van burgerdeugd (1928), Gebed bij de harde dood (1928), Cahiers van een lezer (1928-1929, 5 dln.), Nutteloos verzet (1929), Parlando (1930), Voor kleine parochie (1931), Vriend of vijand (1931), Mikrochaos (1932), Tegenonderzoek (1933), De smalle mens (1934), Blocnote klein formaat (1936), Graffiti (1936), De man van Lebak (1937), Multatuli, tweede pleidooi (1938), Het sprookje van de misdaad (1938), Schandaal in Holland (1939), Multatuli en de luizen (1940), Een lettré uit de 18e eeuw: Willem van Hogendorp (1940), De bewijzen uit het pak van Sjaalman (1940), De grijze dashond (1941), Een grote stilte (1942), Scheepsjournaal van Arthur Ducroo (1943), Over André Gide (1944), Over Stendhal (1944), Pacifisties tweegesprek (1945), P.P.C.; brief aan een Indonesiër (1945), Indies memorandum (1946), Sans famille (1947, met Jan Greshoff en Menno ter Braak), In deze grootse tijd (1947), Verzameld werk (1954-1959, 7 dln.), Briefwisseling TerBraak-Du Perron; een bloemlezing (1949), Multatuli's naleven (1950), Briefwisseling TerBraak-Du Perron 1930-1940 (1962-1967, 4 dln.), E. du Perron aan A. Roland Holst (1976), Brieven (1977-19.., ...dln.), Klooftegen cylinder (1980, onder ps. Cesar Bombay). |