't Is vol van schatten hier...
(1986)–Anton Korteweg, Murk Salverda– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 173]
| |
Augusta de Wit in 1924.
Wie in onze dagen onvoorbereid Augusta de Wit gaat lezen of liever gaat her-lezen, die stuit op onoverkomelijke belemmeringen. Waar men haar vroeger zo om prees, haar ‘edele stijl’, haar ‘grootse visie’, haar ‘zangkunst in proza’, haar ‘plastisch vermogen’, kortom haar woordkunst, dat alles is onherroepelijk verbleekt. Wat Nijhoff over De wake bij de brug (1918) schreef, blijft onverlet. Hij vond haar toon te gewichtig, te plechtstatig en noemde haar stijl (en het moet in die tijd als een ketterij geklonken hebben!) ‘quasi-verheven’. Ze kijkt ook volgens Nijhoff teveel tegen haar figuren op: ‘zij stelt zich op aan de voeten van het beeld van haar ideeën’. Hij heeft gelijk, maar eigenlijk heeft Augusta de Wit nooit iets anders gewild. En we moeten haar óók op haar intenties beoordelen. We weten dat Augusta de Wit een internationale kring van bewonderaars had (haar werk is in verschillende Europese talen vertaald, zoals in het Frans, Spaans, Italiaans, Duits en Engels). Ze correspondeerde met Rilke (1875-1926), Lawrence (1885-1930), Hans Carossa (1878-1956) - grote namen voor die tijd! - en in Nederland met Willem Kloos, die ze een ‘Weldoener’ (met hoofdletter) noemt die ‘Nederland de edele gift bracht van een Nieuwe Schoonheid’ - steeds maar weer hoofdletters. Ja, zulke formuleringen moeten wel ver van Nijhoff hebben af gestaan. Augusta de Wit was zeer bevriend met Henriëtte Roland Holst en haar man R.N. Roland Holst (1868-1938), auteur van De overpeinzingen van een bramenzoeker. Henriëtte Roland Holst die ook niet vrij was van die hoge toon, vooral niet in haar latere gedichten (Verworvenheden), die ook wel (evenals haar man) met het symbolisme overweg kon, prees Augusta de Wit als een schrijfster van ‘grote distinctie’, en dat zal men haar altijd moeten nageven. Augusta de Wit was als schrijfster een dame in de goede zin van het woord en veel minder autoritair dan haar vriendin die met haar socialistische ideeën ook een dame was. Bij de dood van Augusta de Wit schreef Henriëtte Roland Holst een herdenkingsartikel in het blad van haar ideologie: Tijd en Taak (25 februari 1939). Ze schrijft daarin: ‘politiek lag niet in haar lijn’, maar toch heeft Augusta de Wit in 1917 voor het communisme gekozen als voor een ‘schone werkelijkheid’. Haar filosofie waarbij het ethische met het es-
Begin van het verhaal ‘Ballingen’ uit De wijdere wereld (1930) door Augusta de Wit. Houtsnede: Jan Wittenberg.
| |
[pagina 174]
| |
thetische samenviel, verplichtte haar ertoe en misschien ook de onomwonden keuze van de communisten voor de Indonesische onafhankelijkheid (‘Indië los van Holland’ als leuze). Politiek en literatuur zoals Augusta de Wit die in ‘woordkunst’ bedreef, lijken in tegenspraak met elkaar, maar dat gold niet voor haar. Ze kon ze opmerkelijk goed scheiden. Dit maakt haar jarenlange medewerking aan de liberale Nieuwe Rotterdamsche Courant begrijpelijk. Als Augusta de Wit in 1932 Gods goochelaartjes publiceert, een boek over natuuronderzoekers en vlinders, die ze ‘Gods goochelaartjes’ noemt, draagt ze dit boek aan R.N en H. Roland Holst op. Waarom? Omdat ook voor hen ‘een schone schijn een onthullende openbaring is van schoner werkelijkheid’. Bij de aanbidding van de abstracte Schoonheid past slechts een ‘grote distinctie’ in taalgebruik, plastisch en muzikaal tegelijk, maar dit is alles westers gedacht en gezien. Het ‘zieleleven’ van de Javaan bleef haar verborgen. (Haar bekendst geworden boek, Orpheus in de dessa (1903), is ondanks de Oosterse stoffering een door en door Westers cultuurprodukt). Ze bekende het zelf, zeer openhartig en in alle bescheidenheid.
Door Augusta de Wit gecorrigeerde kopij van haar verhaal ‘Ballingen’, gebundeld in De wijdere wereld (1930). De kopij was vermoedelijk bestemd voor de zaterdagse bijlage van de Nieuwe Rotterdamsche Courant.
| |
Overig werkFacts and fancies about Java (1898), Verborgen bronnen (1899), De godin die wacht (1903), Het dure moederschap (1907), Natuur en menschen in Indië (1914), De drie vrouwen in het heilige woud (1919), Een Javaan (1923), De avonturen van den muzikant (1927), De wijdere wereld (1930), Een witte angora en enige mensen (1961). |
|