't Is vol van schatten hier...
(1986)–Anton Korteweg, Murk Salverda– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 86]
| |
H.J. Schimmel in zijn werkkamer.
H.J. Schimmel is een van de bekwaamste en veelzijdigste auteurs van onze negentiende eeuw geweest. Toch wordt hij in kleinere literatuuroverzichten zelden meer genoemd en werd een onverdiende vergetelheid zijn deel. Bestsellers heeft hij niet geschreven al waren er vrij veel herdrukken van zijn werken. De genres waarin hij uitblonk (historische roman en historisch drama) bestonden lang voordat hij begon te schrijven. Als dramaturg en mede-organisator van het toneelwezen had hij betekenis en invloed, maar bij de latere ontwikkelingen in de toneelwereld werd dit geschiedenis, en zijn stukken verdwenen van het repertoire. In 1823 was hij geboren als zoon van de burgemeester-notaris van 's-Graveland. De vader, telg uit een oude Amsterdamse familie, was onbemiddeld en stierf betrekkelijk vroeg, zodat de zoon na een goede kostschoolopleiding aan het werk moest. In Amsterdam kwam hij bij het bankwezen, daarna bij de Nederlandsche Handelmaatschappij, en uiteindelijk bracht hij het tot directeur van de Amsterdamsche Crediet-Vereeniging. Deze loopbaan is, evenals zijn literaire activiteit, een bewijs van zijn begaafdheid en uitzonderlijke werkkracht.
H.J. Schimmel aan G.D.J. Schotel (1807-1902), predikant-letterkundige te Tilburg. H.J. Schimmel was van 1863-1878 directeur van de Amsterdamsche Crediet Vereeniging.
14 december 1869 // Amicissime! / Het zien van Uw schrift verheug- / de en bracht mij vroegere dagen weder / voor den geest. Ik hoop U spoedig eens / by my te zien en schryf U daarvoor spoe- / dig. Voor het oogenblik bepaal ik / my tot een beandwoording Uwer let- / teren. // Tot myn overgroote spyt kan ik / U niet helpen. Ik ben een der vele / slachtoffers van den indischen / handel en ben bezig myn compagnie- / schap te ontbinden. Een en ander ver- / dient al myn financiele krachten. // Maar al ware dat ook zoo niet / toch zou ik U niet aan een Indi- / schen missive kunnen helpen. Ik sta / thands geheel buiten die zaken. // In de hoop U spoedig te mogen / zien en spreken noem ik my / TT / HJ Schimmel // Vervoeg U tot / den Nederlandsch- / Indische handels- / bank / alhier | |
[pagina 87]
| |
Hoewel hij als dichter begon en ook in later jaren als zodanig bleef publiceren, bleek zijn eigenlijke kracht elders te liggen. Bezeten als hij was van het toneel begon hij zich op het schrijven daarvoor, vooral op historische drama's toe te leggen in het niet bepaald recente maar wel gangbare voetspoor van Friedrich Schiller en Victor Hugo. In 1847 werd zijn drama Twee Tudors met succes opgevoerd, gevolgd onder meer door Joan Wouters (1847), dat lang repertoire hield, en Giovanni di Procida (1849), op het bekende gegeven van de Siciliaanse vespers. Hij raakte bevriend met de invloedrijke Van Lennep en met Potgieter, die zijn werk aanmoedigend in de Gids van 1850 besprak en hem opnam in de redactie. Zijn dramatische arbeid zette hij met succes voort door het schrijven van stukken als Schuld en boete (1852, een drame-bourgeois!), Het kind van staat (1859), Struensee (1868), en vele andere. Na 1875, toen hij als oprichter en voorzitter van de Vereeniging Het Nederlandsch Tooneel grote invloed op de Nederlandse toneelwereld kreeg, verminderde deze produktie aanzienlijk. Intussen was hij zich ook op de historische roman gaan toeleggen: De eerste dag eens nieuwen levens (1855) en Een Haagsche joffer (1856) openden de reeks, die onder invloed van de lectuur van Scott spoedig werd voortgezet met omvangrijker werken over de Stuart-tijd: Mary Hollis (1860) en Mylady Carlisle (1864). Hij schreef goed en boeiend, bewees zijn psychologisch inzicht en zijn gefundeerde kennis van de geschiedenis, en in de uitstekende dialogen tevens zijn ervaring als dramaturg. Voor de tijd en de persoon van koning-stadhouder Willem III had hij grote voorliefde, getuige zijn meesterwerk Sinjeur Semeyns (1875) en De kapitein van de lijfgarde (1888), dat een jaar voor Couperus' Eline Vere verscheen! In het algemeen liet hij het verleden herleven terwille van dat verleden, en niet exemplarisch in verband met de eigen tijd of als verbeelding rondom een idee. Zoals hij naast het historisch drama tevens het burgerlijk toneelspel beoefende, zo hield hij zich als romancier ook met contemporaine stof bezig, bijvoorbeeld in zijn grote roman Het gezin van baas Van Ommeren (1870) of in Jan Willems levensboek (1896), dat belangwekkende autobiografische elementen bevat, onder andere over zijn belevenissen op de kostschool. In politiek opzicht was Schimmel een overtuigd liberaal, zoals hier en daar ook uit de geest van zijn romans kan worden opgemaakt. Zijn grote bewondering voor Thorbecke bracht hij bij de onthulling van diens standbeeld in Amsterdam (1872) tot uitdrukking als tekstdichter van de door W.F.G. Nicolaï (1829-1896) gecomponeerde cantate. krelis jansz. | |
Overig werkOranje en Nederland; dramatisch tafereel (1849), Napoleon Bonaparte (1851), Verspreide gedichten (1852), Bonaparte en zijn tijd (1853), Sproken en vertellingen (1855), Nieuwe gedichten (1857), Leidens ontzet (1862), Herfstloover (1871), Jufvrouw Bos (1878), Herinneringen (1878), De kat van den Tower (1880), De vooravond der revolutie (1886), Dramatische werken (1885-1886, 3 dln.), Innerlijk leven (1889), Het zonde-kind (1898), Opstellen over spiritisme (1908). |
|