't Is vol van schatten hier...
(1986)–Anton Korteweg, Murk Salverda– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 60]
| |
De predikant Cornelis Elisa van Koetsveld (1807-1893) heeft zich een blijvende naam verworven dankzij Schetsen uit de pastorie te Mastland. Ernst en luim uit het leven van den Nederlandschen dorpsleeraar (1843), met kostelijke verhalen over de rentenier, de ‘chirurgijns’, de kleermaker, de smid, de burgemeester en diens haan. Het boek werd in 1860 in het Engels vertaald en in 1865 in het Duits. In 1916 kwam de vijftiende druk uit. Busken Huet schreef in zijn Literarische Fantasien: ‘Wie eenmaal zulk een boek geschreven heeft mag daarna een potje breken’. Ook in talrijke andere novellen, bijna alle meermalen herdrukt, toonde Van Koetsveld zich een auteur met beeldende kracht, humor, zachtmoedigheid en vroomheid. Soms schreef hij onder pseudoniem (Pieter Ernst, Albert Molton). Van Koetsveld was een seigneuraal en bewogen pastor, met grote liefde voor de Bijbel. Hij schonk de Nederlandse gezinnen De Christelijke Huisbijbel (1860-1867). Aan prinses Wilhelmina droeg hij De kinderen in den Bijbel op (1889, 2 dln.) en aan de koningin-regentes De vrouw in den Bijbel (1891). Hij noemde zich ‘evangelisch’. Bijbelse verhalen boeiden hem meer dan dogmatische uiteenzettingen. Zelf was hij eveneens een groot verteller. In catechisatie- en leesboekjes toonde hij zijn gaven. Zijn beste werk, een studie van Europees formaat, is het tweedelige De Gelijkenissen van den Zaligmaker (1868). Net als Jezus' gelijkenissen hebben zijn eigen novellen een zin, een strekking; ze waren ‘stichtelijk’ bedoeld. Opmerkelijk in zijn publikaties was zijn christelijk-filantropische instelling. Graag zocht hij contact met O.G. Heldring, voor wiens Almanak hij regelmatig een artikel leverde. In Den Haag richtte hij een soort dependance van de Zettense inrichtingen op. Over armoede heeft Van Koetsveld geschreven als geen ander in Nederland tussen 1840 en 1880. Hij
Prospectus van een goedkope volksuitgave van Van Koetsvelds werken. De illustratie verwijst naar ‘De haan’, door Ary Ploegstaart vermoord, omdat het dier zijn kind bijna de ogen had uitgepikt.
| |
[pagina 61]
| |
opende een ‘armenkerk’, waar de ‘bedeelden’ onder elkaar konden zijn zonder aangegaapt te worden. Groot organisatietalent heeft hij ontplooid voor arbeid onder ‘idioten’ (die nu ‘geestelijk gehandicapten’ zouden worden genoemd). Een, als ‘Vereniging voor Christelijk Buitengewoon Onderwijs’ nog bestaande, ‘Idiotenschool’ werd door hem in Den Haag opgericht (1855). Al in 1856 wijdde hij er een publikatie aan (Het idiotisme en de idiotenschool) en daarna bleef hij, met scherpe
C.E. van Koetsveld, 21 juli 1849, aan S.J. van den Bergh (1814-1868), redacteur van de almanak Aurora.
Amice! / Als eenmaal de schrijfjeukte iemand is aangewaaid, wordt het eene lastigen / ziekte en steekt men (op zijn plat Hollandsch gezegd) ligt overal den neus in. Zoo / was mij sedert vele weken dit stukje in de gedachte. Het is aan mijn dagelijksch / werk, ook in deze week ontleend, en de dankbare blijdschap over sommiger redding bewoog / mij eindelijk, het op papier te brengen. En nú mijn verzoek. Ik wilde het blaadje / gaarne spoedig, goed en goedkoop gedrukt en verspreid hebben; maar vooral onder heilig / geheim. Gij gevoelt daarvan al 't gewigt. Ik heb mij vrij ver, te ver misschien, gewaagd. / Zoudt gij er Kruseman over willen schrijven, en het hem zenden (hij kent immers mijne / hand niet) zonder mij te noemen? Ik dacht al eens, of hij, als uitgever, dan ook / de proef aan een genuskundige zou kunnen laten na zien?? - Wat voorwaarden betreft, / mijn gewone conditie is bij zulke stukjes: 'bij verlies geen honorarium, en bij / goeden opgang de halve winst, naar taxatie en goede trouw berekend door den uitgever. Maar / ik geef dit geheel in uwe handen. Algemeen nut is het eerste doel. // Nu is 't al zeer vrij, dat ik u bezwaar - zoo gij wilt - met dien geheime onderhan- / deling, en later met het overzenden der proef, vooral daar de treurigen tijd er zoo veel haast / achter zet. Ik zal 't u dus volstrekt niet kwalijk nemen, als gij het blaadje, al was 't / met geheel afkeurend advies, terug zendt. - Zoo niet, dan handelt gij geheel vrij. - // P.S. Desnoods kunt gij zelfs Kruseman in 't geheim betrekken, maar / veel liever niet. - Denk bij de conditie om volgende drukken. Wij / kunnen hier zoo veel geld goed besteden. // 21 July 49 / T.T. / C.E. van Koetsveld | |
[pagina 62]
| |
opmerkingsgave en grote liefde, vooral bij jubilea erover vertellen. In het Réveilarchief bevindt zich een lezing van hem bij het vijfentwintigjarig bestaan. De Universiteit van Groningen heeft Van Koetsvelds betekenis erkend door hem in 1864 een eredoctoraat toe te kennen. Gij weet, wanneer de wereld gemaakt is? | |
Keuze uit het overig werkDe vriend der kranken (1838), Eenvoudige verklaring van de twaalf geloofsartikelen (1839), Noodig onderrigt voor mijne leerlingen (1839), De oudejaarsavond (1840), Godsdienstige en zedelijke novellen (1847-1853, 3 dln.), Twaalftal preken (1851), Snippers van de schrijftafel (1852), Het menschelijk leven in drie woorden (1854), Verspreide kinderverhalen (1855), De portefeuille met platen van grootvader Sprankhof (1856), Nieuwe kinderverhalen (1857), Sprookjes in den trant van Andersen (1858), De goede grootmoeder (1860), Fantasie en waarheid (1863), Ideaal en werkelijkheid (1868), De Internationale en de Commune; twee tijdpreken (1872), Nalezing van een tachtigjarige (1887), Losse bladen uit mijn pastoraalboek; nagelaten schetsen (1894), Dieren in den bijbel (1896), Volledige werken (1897-1898, 10 dln.), Een voetreis 100 jaar geleden (1928). |
|