1 Worstelkunst
Nicolaes Petter, ‘worstelaer’ van beroep, had een worstelschool op de Prinsengracht in Amsterdam. Hij besloot een boek over zelfverdediging uit te geven en liet daartoe kopergravures maken door de bekende zeventiende- eeuwse kunstenaar Romeyn de Hooghe. Op diens prenten beelden steeds twee mannen die met letters worden aangeduid, een grote verscheidenheid aan grepen uit; Petter heeft deze van beschrijvingen voorzien. Na de plotselinge dood van Petter zette zijn leerling Robbert Cors de worstelschool voort en zorgde ervoor dat het boek in 1674 verscheen onder de titel Klare Onderrichtinge der Voortreffelijcke worstel-konst. Gelijktijdig kwam er een Duitse versie van dit werk op de markt en iets later een Franse. Het boek werd kennelijk gretig gekocht!
Hieronder volgen een stukje van de inleiding van het boek en instructies voor het vuistgevecht.
1De krachten door de Natuur aen 't menschelijck geslacht toegevoeght, 2 zijn in alle niet even gelijk, en schoon die in even-gelijkheidt 3 wierden bevonden, soo souden sy nochtans soodanigh tegen malkander 4 niet ingespannen konnen worden, of de geswintheit sal echter een van 5 beiden meester laten blyven, te meer als die geswintheidt op kennis 6 gegrondvest mach zijn. Vele hebben hare bekommering laten gaen, om sich 7 op het sekerste tegen alle beledigende voorvallen te beschermen, 8 insonderheidt, de twist-sieckte uitgebannen zijnde, indien door 9 moedwillige booswichten haer die mochten overkomen. Op dit insicht heeft 10 onse Worstelaer sijnen geest staegh gescherpt, om bequame streken en 11 handtgrepen uit te vinden, waer door men sich tegen moedwilligh 12 bespringen van stooten, vuist-slagen, of anders van een mes kan 13 verdedigen, en alle quaedt behendigh af keeren. Hierin heeft hy sich 14 selven geduurigh geoeffent: en op dat de wereldt daer van nuttighlijk 15 sou konnen gedient worden, soo heeft hy eindelijck besloten dit 16 Worstel-boek in het licht te geven: maer de nydige Doot heeft ons hem 17 ontydigh komen ontrucken, eer dat hy sijn besluit kon voltrecken.
18Van de Vuyst-slagen. 1.
19H en I staen beyde in gestalte om malkanderen met vuysten te slaen 20 binnens arms, en soo staende (schoon dese Plaet sulcks niet aenwijst) 21 sou d' een aen d' anderen een beenslagh konnen geven, dat die gene, 22 aen wien de beenslagh gegeven wierdt, sou moeten vallen.
232.
24H slaet naer I, maer I dit siende buckt neder, waer door H sich selven 25 om ver slaet, en in dit om ver slaen grijpt I buckende de rechter voet 26 van H, om hem te doen vallen.
273.
28H voelende dat hy valt, stoot I met de rechter knie tegen sijn billen,