in de Westerse wereld, die hem als uitgangspunt bij zijn studie kunnen dienen, opdoen uit de buitenlandse literatuur, met name de Amerikaanse en de Duitse, maar hij heeft hieraan zeker niet voldoende. Afgezien van de waarde van deze buitenlandse onderzoekingen op zichzelf, zijn deze ongetwijfeld maar van betrekkelijke betekenis als basis voor een gedetailleerd onderzoek van het gezin in Nederlandse bevolkingsgroepen. Daarvoor onderscheidt de situatie van het gezin in Nederland zich te duidelijk van die b.v. in Duitsland en Amerika.
Om deze redenen heeft het veel aantrekkelijks aan het gedetailleerde onderzoek - dat natuurlijk moet gebeuren - een voorlopige, samenvattende studie van het gezin in Nederland als geheel te doen voorafgaan. Een dergelijke studie, berustende op verspreide opmerkingen in sociografische en prae-sociografische literatuur, historische gegevens, statistisch materiaal, eigen observatie e.d. kan leiden tot een voorlopige vaststelling van een aantal kenmerkende eigenschappen van het Nederlandse gezin. Deze denkbeelden kunnen het uitgangspunt vormen voor verder onderzoek en kunnen in dit onderzoek worden getoetst. Nagegaan kan worden waar en in welke mate de in het eerste, samenvattende onderzoek geconstateerde eigenschappen voorkomen.
Deze laatste en naar mijn overtuiging meest juiste weg heeft Dr. Kooy voor zich gezien. Hij heeft in de hier aan de lezer aangeboden studie de beschikbare kennis over het Nederlandse gezin getracht te verzamelen, kritisch te waarderen, te analyseren en zodanig te rangschikken, dat deze een grondslag voor toekomstig onderzoek kan vormen. Naar mijn mening is hij hierin uitstekend geslaagd.
Het welslagen van zijn werk brengt mee, dat het niet slechts kan dienen als een beginpunt voor verdere studie. Het boek geeft een ieder, die zo goed mogelijk over het Nederlandse gezin wil of moet zijn geinformeerd, een beeld en een inzicht, dat voor hem van grote waarde zal blijken te zijn. Ongetwijfeld zal te zijner tijd, wanneer het onderzoek voortgang heeft gevonden - en in dit verdere onderzoek zal Dr. Kooy zelf zeker een belangrijk aandeel hebben - een nog beter boek over het Nederlandse gezin kunnen worden geschreven. Vermoedelijk echter zal deze studie nog vele jaren de beste gids blijven voor degenen, die zich in de problemen van het Nederlandse gezin als sociaal verschijnsel wil verdiepen. Ik moge het boek dan ook een ruime lezerskring toewensen.
Wageningen, oktober 1957
E.W. Hofstee