Grote vis tart Boeglandse vloot
De Boeglanders voor de Kraalbocht waren met de gang van zaken allerminst ingenomen. Zij hadden nu al dagen lang gevist, gegraven, gebroken en gebaggerd, er was nog geen spoor van de wondervis en het enige wat veranderd was, was dat geen schip nog een anker had en dat alle schepen averij hadden opgelopen. Bovendien waren de zenuwen van de bemanningen zeer in de war tengevolge van een blik op het afzichtelijk voorkomen van de oude Grommeldor. De leider van de expeditie zond dus een telegram aan de voorzitter van de commissie voor de zeevaartkunde, waarin hij om raad vroeg en verder maar verzekerde, dat spoedig resultaat bereikt zou worden. Een uur later had hij al antwoord. De voorzitter telegrafeerde: Hoera! Dat gaf weliswaar zeer veel moed, maar duidelijk was het niet en de Boeglanders in de Kraalbocht werden steeds benauwder. Intussen werden de Boeglanders in Boegland op de hoogte gebracht van de moeilijkheden. In hun kranten stond: Grote vis tart Boeglandse vloot, en iedereen begreep, dat het zeer spannend werd in de Kraalbocht.
Na lang beraad besloten de kapiteins van de vloot toen dieper de bocht in te varen, zich te wapenen tegen verdere aanvallen van Grommeldor en zijn haaien en grote spoed te betrachten bij het vissen naar Stalma. Een vliegtuig dat op verkenning was uitgeweest, had de apen op hun vlotten gezien en men begreep, dat, als men de apen verjoeg en op hun plaats ging vissen, de kans op succes groter was. Eerst ging men echter de schade herstellen. Duikers trachtten de ankers weer op te vissen, de trossen werden gerepareerd en de netten en de leden van de bemanning die het ergst geschrokken waren, kalmerend toegesproken. Midden in de nacht ging men met angstige voorgevoelens toen verder de Bocht in. Het was doodstil, maar af en toe werd door een luidspreker het telegram van de voorzitter van de commissie voor de zeevaartkunde voorgelezen en dat luidde: Hoera.