langs Stiemer was geschoten keek hij duidelijk en uitermate pralend nog eens om naar de duiker, die nu voor de tweede keer het vreselijke dier recht in de ogen kon kijken en die niet goed wist wat hij doen moest van verbazing, nu het dier wederom een soort van blik van verstandhouding wisselde. Stiemer zocht zo snel mogelijk de Corrie op en ging gauw naar de oppervlakte. De zon was juist bezig onder te gaan en op de vlotten in de baai zaten nog steeds, zij het zeer mistroostig in het water lepelend met hun stokken, de apen en in het water dreven kil en verstild de dertig kippen, die op een ontzettende manier het land hadden en het hele watertochtje zo hard zij konden verwensten. Stiemer beduidde de apen, dat zij de kippen aan boord moesten halen en vervolgens werden alle vlotten achter de Corrie aangebonden en met een vaartje ging het toen op Zoönesië af.
Hier werd de terugkeer van de zeevaarders met de grootste belangstelling afgewacht. De secretarisvogel had de moeite genomen om persoonlijk in een boom te klimmen, iets wat nauwelijks strookte met zijn waardigheid, en hij zeide van zijn boom uit gezien te hebben, dat de apen zich flink weerden en dat zij verscheidene haaien zo hard op de kop hadden geslagen, dat ze niet meer boven gekomen waren. Dit verhaal had veel opwinding onder de dieren gebracht en toen de apen na hun saai bedrijf van die dag wat verlegen aan land stapten werden zij om het zeerst toegejuicht. De kippen waren nog nat en hun soortgenoten, die geweigerd hadden in het voorstel van de apen te treden en thuis waren gebleven, zagen dit met grote voldoening en zij vroegen kraaiend van leedvermaak aan hun zusters, hoe het was op het water. Maar Stiemer zei dat iedereen stil moest zijn, want dat hij Stalma had gezien.