Een vreemde wijze van doen van de Boeglanders
Toen Stiemer de haven van Schegbuurt (de havenplaats van Boegland) binnenvoer, stonden er grote massa's mensen aan de kant. Zij keken allen lachend naar Stiemers bootje, en zij vonden dat maar een primitief dingetje, want zij hadden veel mooiere duikboten. Stiemer begreep niet goed, waarom al die mensen zich zo vrolijk maakten. Hij stuurde voorzichtig naar de kant en meerde zijn bootje secuur. Toen sloot hij alles af, riep Sor en stapte aan wal. Het beste is, dat ik maar meteen naar de commissie voor de zeevaartkunde stap, dacht hij en hij vroeg aan een man, die met open mond naar hem stond te kijken, waar hij die commissie kon vinden. De man schrok nogal, maar hij wees hem beleefd de weg en de mensen aan de haven gingen een beetje op zij om Stiemer en zijn hondje door te laten, waarbij zij ook zeer spottend keken. Sor was zeer angstig en bleef zo dicht mogelijk bij zijn baas lopen.
Toen Stiemer bij de commissie werd toegelaten, leek het wel, of de leden daarvan al op hem hadden zitten wachten. Zij zaten met zijn allen achter een grote tafel, en knikten stijf met het hoofd toen Stiemer binnenkwam en hen groette. De voorzitter wees op een stoel en vroeg op koele toon: En wat had u? Ik wilde